Sarah Jjuuko Kamara woonde 12 jaar lang in Nederland. Aanvankelijk was haar verblijf tijdelijk om haar tweelingzus te helpen. Toen trouwde ze met een Nederlandse man en bouwde ze een leven op. Haar gescheiden zus hertrouwde met een man uit hun ouderlijk dorp en keerde terug naar Oeganda. Een jaar later was ze overleden. Aids. De broer van Sarah volgde niet veel later. Hij bleek dezelfde prostituee te hebben bezocht als zijn zwager. De schoonzus van Sarah overleed eveneens en nam in haar dood een van haar twee kinderen mee. Toen hield Sarah het niet langer uit. Samen met haar man en twee kinderen keerde ze terug naar Oeganda.
Ik ontmoet Sarah voor het eerst als ze me op komt halen om haar familiedorp te bezoeken. We zijn een bont gezeldschap: Sarah, de chauffeur William, Sarahs demente moeder die tijdens de reis regelmatig liedjes zingt, een doodzieke tante en een stille oude aunty die voor de demente moeder zorgt. De reis is lang en zwaar. De tante – eens een dikke gezette dame met een achterwerk waar iedere Oegandese man verrukt van op zou kijken – is verworden tot een mager vrouwtje. Ze is 45 maar ziet eruit als 70.
“Ze zat gewoon in een donker krot zonder licht of ventilatie weggestopt, klaar om te sterven!” blijft Sarah maar herhalen. “Ze schaamde zich omdat ze ziek is en had zich verstopt. Haar kinderen hebben niet op- of omgekeken. Hoe hebben ze het zo ver laten komen? Ik heb heel lang moeten zoeken toen ik haar daar vond. Ik schrok me dood.”
Sarah vreest het ergste. Daarom zijn we op weg naar het dorp, zodat haar demente moeder in een vertrouwde omgeving kan wonen en haar tante in haar geboortestreek in een privékliniekje kan worden onderzocht. Als we in Mosada stoppen om te lunchen in een open, half afgebouwd betonnen bouwwerk valt de tante het voedsel aan alsof ze in geen dagen eten gezien heeft. Ik word er misselijk van en voel me tegelijkertijd schuldig. Met moeite prik ik in de motoké en vleessaus met runderbotjes, terwijl de vrouw met haar tong het bord aflikt.
Terwijl Sarah’s tante wordt onderzocht in de Kyotera Health Clinic, krijg ik een uitgebreide rondleiding van een vijfentwintig-jarige arts. Jessica is razend slim en stelt me aan iedereen voor. Ik ben er getuige van hoe de laatste restanten van een miskram bij een vrouw worden verwijderd en praat met jonge kinderen die geschept zijn door een boda boda, of motortaxi. De kamers zijn redelijk schoon, maar hier en daar ruik ik de penetrante geur van rottend vlees. Op de grond zitten vijf of zes familieleden. ’s Nachts vertrekken ze op één familielid na. Hun stille aanwezigheid voelt als een dodenwake. Jessica benadert de moeders en kinderen met een liefde en zorg die ik nog nooit bij een arts gezien heb. Zelf kreeg ze op haar 23ste een kind. Ze woont met haar zus in Kyotera. Haar vriend werkt ver weg. God weeet of hij haar trouw is. Zoals de meeste vrouwen moet ze het alleen doen. Ze probeert de vrouwen ervan te overtuigen aan gezinsplanning te doen en praat onverschrokken over seks en de grote ziekte die juist in dit district het meeste slachtoffers maakt.
In een kamer zit een jonge vrouw met rare bulten op haar gezicht. De zenuw aan de linkerkant is tot ongekende proporties opgezwollen.
“Aids,” mompelt Jessica. “Dit is het wrede stadium. HIV is prima te behandelen, je kunt zelfs kinderen krijgen en borstvoeding geven, maar de mensen ontkennen het, laten zich niet controleren of weigeren hun medicijnen in te nemen. Vaak komen ze te laat.”
De vrouw klaagt over blindheid aan haar ene oog.
“Dat komt omdat je ader is opgezwollen sister, als je je medicijnen gebruikt zal je zicht snel weer terugkeren,” legt Jessica uit terwijl ze liefdevol een hand op haar schouder legt. Opnieuw schaam ik me, ik vind het een beetje eng om de kamertjes binnen te gaan en de doodzieke patiënten een hand te geven.
Eenmaal buiten kijkt Sarah me stil aan en knikt.
“Ze is HIV positief,” zegt ze met een zucht.
De vreselijke ziekte heeft een nieuw slachtoffer gemaakt. Nu is het afwachten tot de bloeduitslag bekend is. Misschien is ze te laat en is het Aids-stadium ingetreden. Misschien niet.
De vele projecten die Sarah de afgelopen vier jaar heeft opgezet, zoals een school, gezondheidskliniek, boerderijtje, biogasinstallatie en zonnepanelen, hebben haar dorp onmiskenbaar veranderd. Toch zijn haar ongekende prestaties niet datgene wat me zozeer raakt. Het is die kracht, het doorzettingsvermogen en de onbegrensde loyaliteit aan haar familie die me treft.
“We krijgen je er weer boven op!” zegt Sarah bemoedigend. Ze is verbeten haar tante te redden en te doen wat voor haar broer en tweelingzus niet meer mogelijk was.
zo, heftig zeg. Maar waarom ga je nou in hemelsnaam naar Oeganda?
Denk steeds bij haar: ze ziet zo weinig nog, wat geweldig dat ze al die kleine dingetjes toch waarneemt. Succes Monique, ik zal je blogs hier lezen.