Door: Fatima el Allaoui

Van mijn moeder en zusje ontvang ik weleens handgeschreven brieven, maar daar houdt het mee op. Vroeger, toen ik nog een klein kind was, zag ik mijn ouders regelmatig brieven schrijven. Dit was in een tijd dat er nog geen internet bestond en bellen duur was. Mijn ouders namen de tijd om hun verhalen op cassettebandjes op te nemen of schreven brieven in het Arabisch, een taal die ze niet goed beheersten. Dit allemaal om in contact te blijven met hun familieleden uit Marokko. Wat is hier eigenlijk van overgebleven, vraag ik me af.

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag wil ik jullie graag meenemen naar een persoonlijk verhaal van ongeveer drie jaar geleden. Voor mijn afstuderen heb ik mijn scriptie laten redigeren door een redacteur. Deze persoon heb ik nooit persoonlijk gezien of gesproken. Hij redigeerde mijn stukken, leverde er commentaar op en stuurde mij de facturen. Twee maanden na mijn afstuderen besloot ik dezelfde persoon te benaderen. Ik was van plan om een nieuw stuk te publiceren. Nadat ik hem gemaild had, liet hij mij per mail weten dat hij door gezondheidsproblemen mijn opdracht niet kon aannemen. Hij verwees mij door naar een van zijn collega’s en wenste mij veel succes. Ik vond het vooral jammer. Ik wist dat ik nu op zoek moest gaan naar iemand anders die mijn stuk kon redigeren.

Drie dagen later werd ik ’s ochtends wakker en moest ik plotseling aan de redacteur denken die mijn opdracht had afgewezen. Zou hij ernstig ziek zijn? Of had hij gewoon geen zin om mijn stuk te redigeren? Op deze vragen zou ik nooit een antwoord krijgen. Ik vroeg me af waarom zijn e-mail eigenlijk indruk op mij had gemaakt. Waarom ik er überhaupt over na moest denken. Hoe vaak probeert onze intuïtie ons iets te vertellen en negeren wij dit gevoel? Deze keer besloot ik hier aandacht aan te besteden. Wat had ik tenslotte te verliezen? Omdat brieven en kaarten schrijven altijd een hobby van mij geweest is, besloot ik Thomas een kaart te sturen. Ik had immers nog zijn factuuradres. Ik heb Thomas nogmaals bedankt voor zijn begeleiding en ik wenste hem veel beterschap toe. Het was een bescheiden kaart. Wat ik precies op de kaart heb geschreven, kan ik mij niet meer herinneren. Een dag later ontving ik een getypte brief met de volgende tekst:

“Wat heb je me goed gedaan met je hartelijke woorden op de kaart die je me stuurde.
Het gaat mij gelukkig wat beter. Ik lijd aan de gevolgen van twintig jaar suikerziekte. Ik kan door uitval van zenuwen in de voeten moeilijk lopen en ook in de handen begin ik problemen te krijgen. Vandaar dat ik absolute rust heb genomen om me volledig op mijn lijf te kunnen concentreren. Met nieuwe, sterke medicijnen gaat het nu een stuk beter, hoewel ik voorlopig nog niet werk. Waarschijnlijk zal ik volledig worden afgekeurd.
Ik heb je werk steeds met plezier nagekeken, omdat je iemand bent met ambitie, met een krachtige eigen wil en een sterke persoonlijkheid. Dat zie ik aan je papers en je drive. Aan je naam zie ik dat je waarschijnlijk van Marokkaanse afkomst bent. Jullie hebben het in onze samenleving soms zo moeilijk. Reden temeer voor mij om me in te zetten voor jou en vele scriptieschrijvers die vooruit willen. Zie het maar als een poging om tegenwicht te bieden aan al die lieden van Nederlandse afkomst die de allochtoon een kwaad hart toedragen. Toen die groep behoor ik beslist niet.
Daarom hoop ik dat je zult slagen in het leven, dat je nooit opgeeft en dat je volhoudt te streven naar de verwerkelijking van je idealen. Geloof in je eigen kracht, ook op momenten dat het even tegen zit.

Nogmaals dank voor je hartelijke woorden, zij werken op mij als een mild medicijn.

Met vriendelijke groet, Thomas”

Fatima el Allaoui is organisatieadviseur en won met bovenstaand essay de 2e prijs ikv El Hizjra Literatuurprijs 2012.

Nog geen reactie — begin het gesprek.