Nee, het is er bij mij nooit ingehamerd: dat de mens van nature slecht is, geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed. Dat was in de praktijk niet het mensbeeld waardoor mijn ouders zich lieten leiden in de manier waarop ze ons hebben opgevoed. Maar als (synodaal) gereformeerd gezin – met op de zondagavonden catechismuspreken! – waren we wel vertrouwd met dergelijke gedachten. En het schema ellende/verlossing/dankbaarheid zat er goed in. Zondags in de kerk werden ons wekelijks de Tien Geboden voorgelezen, waarna we collectief beleden dat we er meerdere van die tien overtreden hadden ‘in gedachten, woord of werk’. Waarna gelukkig genadeverkondiging en ‘regel der dankbaarheid’ volgden. De kinderbijbel waaruit we werden voorgelezen, thuis en op school, volgde een vergelijkbaar patroon. En nee, we kwamen er niet mee weg om Adam en Eva de schuld van onze gebakken peren te geven, ook wij zelf leefden ‘east of Eden’ en onze zonden hielden ons van God en de eeuwige zaligheid gescheiden, ware het niet dat Jezus Christus gekomen was om onze zonden op zich te nemen.

Zoals gezegd, in de praktijk ben ik niet groot gebracht vanuit een heel somber mensbeeld, noch met een dreigend Godsbeeld, maar dat had meer te maken met het karakter van mijn ouders dan met de christelijke leerstellingen die ze als gereformeerde kerkleden geacht werden aan te hangen, inclusief het schema ellende (mijn zondige staat), verlossing (de kruisdood van Christus waarmee Hij mijn boete betaalde) en dankbaarheid. Een schema waarvan in mijn Protestantse Kerk een groot aantal meelevende kerkleden vandaag ruim afstand heeft genomen, al dan niet in het spoor van de theoloog H.M. Kuitert.

Domineeszoon Rutger Bregman schreef niet zo lang geleden de bestseller ‘De meeste mensen deugen’. Ik heb het met genoegen gelezen. Zelf was ik al lang tot diezelfde conclusie gekomen. In het dagelijks leven ontmoet ik steevast veel meer aardige, zorgzame, hulpvaardige, meelevende dan akelige, egoïstische en valse exemplaren van de homo sapiens. Om het maar even bij de huidige tijd en omstandigheden te houden: ik zie op straat hoe meer dan negentig procent van mijn stadgenoten oprecht probeert, anderhalve meter afstand te houden, een straatje over te steken om ruimte te geven aan de tegemoet komende wandelaar, gewillig een mondkapje opzet bij het betreden van een winkel of andere openbare ruimte, en serieus puzzelt hoe je je familiecontacten onderhoudt zonder de regels omtrent het toegestane aantal bezoekers per dag te overtreden.

Ik zie talrijke lieve initiatieven op buurt-, wijk- en dorpsniveau om te voorkomen dat mensen in eenzaamheid verkommeren. Ik zie hoe mensen serieus begaan zijn met de middenstanders, de artiesten, de horeca in hun woonplaats en graag bereid zijn om wat vaker in de buidel te tasten om deze mensen een handje te helpen. Kortom, er zijn veel redenen om Bregman bij te vallen. Los van het feit dat ik het een belediging van de Schepper acht, wanneer we over zijn maaksels niet meer weten te zeggen dan dat zij tot in de diepste kern verrot zijn.

En toch zijn er momenten dat het me moeilijk valt om deze rooskleurige mensvisie vast te houden. Ik lees momenteel ‘Bij ons in Auschwitz’, de door Arnon Grunberg samengestelde bloemlezing van ervaringsverhalen uit het vernietigingskamp. Zeker, ook uit die hel klinken hoopvolle en verrassende getuigenissen van humaniteit. Maar vaker grijpen beklemming en afgrijzen me naar de keel. Van ‘deugen of niet deugen’ is hier geen sprake meer. Het woord alleen al lijkt te zoet, te tam, om te verbinden aan wat zich hier heeft voltrokken. Als lezer blijf je met twee grote vragen zitten: waar was God? En wie is de mens?

Van Auschwitz naar de rellen in eigen land in de afgelopen week is een te grote sprong. En toch brachten de beelden van de opgefokte en losgeslagen meute diezelfde vraag in me tot leven: wie of wat is de mens? Is dit soort vernietigend gedrag – ongetwijfeld versterkt door alcohol, coke en andere dope en door het groepsgevoel -, puur nature of puur (gebrek aan) nurture? Allemaal te wijten aan beschavingsgebrek, een tekort aan rolmodellen, te weinig diepgang, gebroken gezinnen, teveel verwend, te materialistisch en noem maar op? Of woont er ook in mij, diep in mijn innerlijk, in goede tijden niet aangesproken en daarom veelal onzichtbaar, een donkere demon die – als de omstandigheden ernaar zijn – met gretigheid de kop opsteekt en als een duivel tekeer gaat, verwoestend en verslindend?

Primo Levi, overlevende van Auschwitz, schrijft er het volgende over: “Duizenden individuen van verschillende leeftijd, beroep, afkomst, taal, cultuur en gewoonten worden opgesloten achter prikkeldraad en daar onderworpen aan een vast, controleerbaar, voor allen gelijk en voor alle behoeften ontoereikend leefpatroon: geen rigoureuzer proef is denkbaar om vast te stellen wat aangeboren en wat aangeleerd is in het gedrag van de diersoort mens in zijn strijd om het bestaan. Ik geloof niet aan de meest voor de hand liggende, gemakkelijke conclusie, dat de mens in de grond een egoïstische, domme bruut is en zich als alle beschavingsvernis van hem wordt afgepeld als zodanig gedraagt… Ik denk eerder dat men, wat dit betreft, niet verder kan gaan dan de constatering dat dringende nood en lichamelijke ontbering veel sociale instincten en gewoonten tot zwijgen brengen…”.

Maar Primo Levi schrijft hier over de gevangenen, niet over degenen die hen gevangen hielden… Ik ben benieuwd hoe anderen hierover denken en hoe collega’s van mij – predikanten, pastores, rabbijnen, imams – hierover preken.

Henk Fonteyn

Henk Fonteijn

Henk Fonteijn was geestelijk verzorger bij de Koninklijke Landmacht en meermalen actief betrokken bij ernstmissies, onder meer in Bosnië …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.