Jaren geleden was ik relatiebeheerder Oost Afrika bij ICCO/ Kerk in Actie, onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Een partnerorganisatie in Oeganda wilde een anti-homo demonstratie (zo werd dat genoemd) organiseren. De toenmalige directeur zei tegen mijn collega en mij: verbreek het contract. Dat wilden wij niet, dit was een partner die in ieder geval op andere terreinen wel de regering durfde aan te spreken. Dan moesten we zelf maar verzinnen hoe we het op zouden lossen.
We organiseerden samen met IAM, een partner organisatie uit Zuid-Afrika, een expertmeeting met tien mensen uit Afrika en tien uit Europa. Die zouden we met elkaar in gesprek laten gaan. De betreffende partner uit Oeganda, een bisschop uit Congo die zei dat er in Congo geen lgbti+ mensen zijn, het COC en Refo Anders en alles wat daar tussen zit. Het was zo spannend. Zou dit werken of zou het een gevecht tussen “Het staat in de bijbel” versus “mensenrechten” worden?
Er gebeurde iets heel anders. Het programma was zo opgezet dat mensen echt naar elkaar moesten luisteren. Op zoek naar de pijn van de ander. En in dat proces konden mensen elkaar weer aanzien. Zoeken naar overeenkomsten in plaats van verschillen. Zo werd iedereen gezien en werden iedereen het eens over basiszaken. Een emotionele en indrukwekkende mijlpaal.
Dat was niet het einde. Samen met IAM organiseerden we tijdens de Algemene Vergadering van de Wereldraad van Kerken (WCC) in Zuid Korea een workshop over een dialogue on sexuality. We bleken de enige officiële plek te hebben gecreëerd waar dit onderwerp op de agenda stond.
Ik zat met knikkende knieën in het vliegtuig naar Busan, mezelf afvragend waarom ik altijd de dingen ga doen die wel moeten maar ook zo ontiegelijk spannend zijn. En zou het lukken dit te doen in anderhalf uur terwijl we de deelnemers niet zelf hadden uitgenodigd en er in Busan héél veel mensen en bisschoppen waren die dit onderwerp vreselijk en verwerpelijk vonden?
We waren slim. We vroegen Joris Vercammen, lid van de commissie van moraliteit van de WCC om de openingsspeech te doen en hadden vijf geweldige sprekers. De zaal was meer dan afgeladen, er paste niemand meer bij en vijftig mensen konden er niet meer in. Er gebeurde iets heel bijzonders. Na onze inleidingen vertelde Kim uit Zuid Korea, een transgender, haar verhaal. Haar worsteling omdat de kerk haar vertelde dat ze duivels was. Hoe alleen ze zich voelde, ook omdat haar familie het niet kon accepteren. En hoe ze nu een kerk had gevonden waar ze wel welkom was. Ze riep op tegen discriminatie. En toen ze ging zitten, een traan wegveegde, barstte – om zoveel moed, zoveel kwetsbaarheid – een applaus los. En er stond iemand op, en nog iemand en nog iemand tot de hele zaal haar een staande ovatie gaf.
Het is een van de mooiste dingen die ik ooit heb gedaan. Het raakt me nog.
Het geeft de kracht weer van dialoog. Van zoeken naar verstaan. De volgende dag bood een bisschop van de Anglicaanse kerk excuses aan in de plenaire vergadering voor hoe zijn kerk lgbti+ mensen behandeld heeft.
Het is nu meer dan tien jaar later. De wereld is er niet mooier op geworden en de rol van kerken daarin niet positiever. Sterker nog: de haat tegen mensen die “anders” zijn neemt toe. Het wordt op grote politieke agenda’s gezet, ook door kerken in Rusland, bijvoorbeeld als legitimering om de oorlog tegen Oekraïne te starten en vol te houden. De onveiligheid neemt toe. Wordt gelegitimeerd vanuit politiek en samenleving.
Juist dan moeten er tegenstemmen klinken. Ook vanuit de kerken. En niet alleen vanuit de mensen die het zelf betreft, nee juist vanuit mensen die zeggen : ik wil niet dat het land of het instituut waar ik bij hoor het impliciet goedkeurt dat wordt gezegd : nee nee, ze zijn toch te anders, voor hen gelden andere regels.
In de jaren dat ik bij de PKN/Kerk in Actie werkte heb ik zelf ook lang geloofd dat de dialoog het verschil zou gaan maken. We stonden aan het begin. Maar de veranderingen in de samenlevingen van groeiende haat, gaan sneller dan de dialogen.
Mijn eigen urgentie is ook veranderd. Het gaat over mijn kind, mijn beste vriend, mijn collega in deze veranderende wereld.
De PKN is stil en is in al die jaren niet verder gekomen. Navraag levert bij PKN op: “De ondergrens is dat er geen geweld tegen lgbti+ mag worden gebruikt. We zijn erover in dialoog”. Dat is exact hetzelfde wat we toen al zeiden.
Maar hoelang blijf je in dialoog tot je je gaat uitspreken? Wanneer zeg je als kerk eindelijk hardop: ik geloof dat alle mensen naar het beeld van God geschapen zijn. Of: ik geloof dat mensenrechten er zijn voor iedereen, niemand uitgezonderd. Of: ik wil echt dat iedereen tot bloei kan komen. Of hoe je het ook maar formuleert! Maar de PKN spreekt zich niet uit en blijft de stemmen die dat niet vinden intussen wel accommoderen.
Het is mooi en noodzakelijk dat er gesprekken worden gevoerd, dat er dialogen zijn. Maar in de tussentijd mag het niet zo zijn dat er niet in grote letters wordt gezegd: ‘We zijn er voor iedereen!’ In plaats van: ‘We zijn er voor iedereen, maar de mensen die dat niet vinden, geven we ook een plek om dat te vinden en daarnaar te handelen. En o ja: geweld mag niet.”
Anders gezegd: welk probleem is straks eerder opgelost? Zijn we eerder klaar met de dialoog of zijn er straks al zoveel slachtoffers gevallen, dat dialoog niet meer nodig is?
En dus is het nu tijd om te zeggen: als je gelooft in liefde, als je dat God noemt, dan is dat voor iedereen, niemand uitgezonderd. Voor alle mooie verschillende mensen, die allemaal tot bloei moeten mogen komen op hun eigen wijze. Allemaal in alle verscheidenheid en alle kleuren van de regenboog. En daar stellen we geen condities aan en we willen ook geen ruimte geven aan wie dat wel doet.
Dat niet uitspreken is overigens niet alleen een probleem op dit onderwerp. Ook op andere ingewikkelde dossiers is het akelig stil.
En omdat de PKN dat spreken niet doet, heb ik me gisteren laten uitschrijven. Met pijn in het hart, want ik heb er 23 jaar met hart en ziel gewerkt. Maar het is voor mij tijd om grenzen te stellen. Juist vandaag, nu de golven van haat op ons afkomen. Dan mag je blijven praten, maar je moet vooral ook iets doen. Zeggen: dit is de grens. Maar dat kan niet, zo bleek in een gesprek dat ik zeer recent had met de scriba van de PKN. En ik kreeg de wens mee maar niet te star te zijn.
Ter geruststelling: wat er in plaatselijke kerken en zeker in diaconieën gebeurt, blijf ik steunen. Van de kerk in Ermelo die mijn moeder een nieuw thuis gaf, tot de helden van STEK en de Wereldhuizen, de Pauluskerk in Rotterdam en de vele mensen die zich inzetten voor anderen. Ik geloof in die ‘herberg’, in de plekken die het ‘gewoon present zijn’ tot levenskunst maken. Maar dialoog alleen is geen antwoord op haat.
Een echt antwoord vraagt om lef, om uitzoomen om dat te doen wat op het eerste gezicht niet mogelijk lijkt.
En zo ben ik voor het eerst in bijna 59 jaar kerkloos. Dat voelt raar. Maar wel echt.
Het verhaal is volstrekt duidelijk, maar had wat mij betreft al zo lang er kerken bestaan geschreven kunnen worden, vanuit welke invalshoek dan ook!
Dat u hier een artikel aan wijdt is goed, maar waarom in- en uitluiden met de mededeling dat u de PKN verlaten hebt? Komt mij een beetje melodramatisch over.
Ook ik (71) heb me een paar jaar geleden uitgeschreven, het voelt eerst raar net of je je huis kwijt bent. Nu voel ik de vrijheid, ik ben nog nooit zo met mijn geloof bezig geweest als toen ik nog lid was. Ik mag keuzes maken en staan voor hoe ik geloof en dat ervaar.
Ik zal niemand het recht ontzeggen om zich uit te laten schrijven, uiteraard.
In dit soort discussie word ik altijd herinnerd aan een (oude) anekdote over (ooit) prof. Berkhof die bij een lezing ook geconfronteerd werd met iemand die allerlei bezwaren tegen ‘de’ kerk inbracht. Waarop Berkhof reageerde: ‘Alles wat u daar zegt, deel ik met u, en ik heb zelf ook nog wel een paar andere bezwaren. Maar hebt u een beter idee?’
De kerk, we moeten het er mee doen…
De kerk dat zijn we met elkaar. Jammer dat u niet meer mee doet…