Het item over koosjer en halal-slachten bestaat uit drie onderdelen: (1) beelden uit islamitisch slachthuis, (2) interviews met gelovige joden en moslims en (3) tafelgesprek met ongelijke gesprekspartners.
1. Beelden uit islamitisch slachthuis
Presentator Twan Huys kondigt de beelden aan met de waarschuwing dat de reportage bloedige beelden bevat. Deze beelden komen uit een archief en zijn zeven jaar oud. Er komt een slachter in beeld die van top tot teen onder het bloed gespoten is, zoals in elke willekeurige slachterij van welke achtergrond het geval zal zijn. Voor een kijker thuis is het niet relevant om te zien hoe een dier geslacht wordt. Dat ziet hij immers ook niet van zijn eigen supermarktvlees op het moment dat hij een afweging tussen de ‘Beter leven-sticker’ en de prijssticker moet maken.
Toch kiest Nieuwsuur ervoor de beelden te laten zien, met het besef dat de kijker zijn beslissing over de slachtpraktijken bij moslims op dat moment zal maken op (bloederige) visuele gronden. De kijker wordt door deze opzet vanaf het begin al meegenomen in het proces om ontvankelijk te worden voor het afkeuren van de onverdoofde slacht. Op deze manier lijkt het dat de ‘verdoofde’ methode superieur is aan de rituele methode. Deze rangordening wordt later in het gesprek aan tafel meermalen benadrukt.
Het tonen van deze beelden, die jaarlijks herhaald worden, in combinatie met het herhaalde mantra dat deze manier van slachten ‘niet meer van deze tijd is’, zorgen voor conditionering van de kijkers; ze gaan de woorden en ideeën zich automatisch toe-eigenen. Deze conditionering zorgt niet alleen voor ontwikkeling van het idee dat de slachtmethoden van minderheden inhumaan zijn, het ontneemt ze ook de noodzaak eigen slachtmethoden onder de loep te nemen. De conditionering werkt zo twee kanten op: de ander inferieur, wij superieur.
2. Interviews
Het tweede deel van het programma bestaat uit enkele interviews met joodse en islamitische gelovigen. De opzet van de gesprekken is eveneens uit balans. Bij de moslims is gekozen voor bezoekers van een (Turks) theehuis van een Haagse moskee. Het filmwerk is stereotyperend voor het beeld dat men van moslims heeft: oude, glazig uit hun ogen kijkende mannen met wollen mutsjes op, die afgesloten van de samenleving in hun theehuis zitten.
De twee ‘experts’ die bevraagd worden zitten niet in deze materie en kunnen alleen hun gevoel van onbehagen over dit initiatiefwetsvoorstel onder woorden brengen. De aandacht voor de koosjere slacht is alweer van een heel andere strekking. Voor deze geraakte gemeenschap bezoekt de filmploeg geen slachthuis, maar een slager, die prachtige en voor iedereen herkenbare producten toont: “En dan hebben we hier het wereldberoemde pekelvlees, gebraden gehakt, de echte joodse ossenworst en dan hebben we hier gerookte kalkoen. Ook, zoals u net zei, ritueel onverdoofd geslacht.” Dit kan als reden hebben dat joden lessen hebben getrokken uit het verleden en geen toegang meer verlenen tot hun slachthuizen, of het kan betekenen dat van hen een humaner beeld getoond wordt omdat zij wel als onderdeel van de nationale, joods-christelijke, samenleving gezien worden. Joden gedragen zich net als ‘Nederlanders’ en maken lekkere dingen van vlees, maar moslims zijn onder het bloed gespoten barbaren.
Wanneer twee klanten geïnterviewd worden benadrukt een van hen dat de Nazi’s ook anti-koosjere slachtwetten hebben ingediend. Gelijk springt de interviewer hierop in: “U vergelijkt nu de Partij voor de Dieren met de Nazi’s?” De klant antwoordt: “Ik vergelijk dat als er dus geen wet wordt ingediend tegen twintig miljoen dieren die worden geslacht, maar alleen tegen de koosjere slacht, vergelijk ik ze met degene die geschiedkundig verboden hebben aan de joden om hun slacht uit te voeren.”
De klant van de joodse slagerij heeft op dit punt gelijk. Vaak wordt de fout gemaakt dat wanneer een vergelijking wordt getrokken met het Nazisme dit zou gaan over het uiteindelijke handelen gedurende de Shoah (1941-1945). De eerste fase, die hieraan vooraf gaat, is echter cruciaal om te begrijpen. Het invoeren van wetgeving tegen koosjere slacht werd eveneens ingeluid met propaganda, onder andere bestaande uit beelden uit slachthuizen, in combinatie met opmerkingen over inferieure slachtmethoden in vergelijking tot de superieure niet-rituele slacht. Niet het uiteindelijke handelen wordt vergeleken, maar het denken dat eraan voorafging. Er is een proces gaande om een minderheidsgroepering binnen een (verlichte, moderne) samenleving als inferieur, onaangepast en onwelwillend te stigmatiseren. Het gevolg is dat de bredere samenleving zich uiteindelijk wel kan vinden in de geboden en verboden die minderheden opgelegd worden.

3. Tafelgesprek
Het derde en laatste deel van het programma bestaat uit een tafelgesprek tussen twee ongelijke gesprekspartners: aan de ene kant Karen Soeters, dierenrechtenactiviste en oprichter van Animals Today (voorheen Piep Vandaag), die dankzij haar (beroepsmatige) bezigheden volledig in de materie zit en verbonden is aan het wetenschappelijke bureau van de PvdD. Dat geeft haar een zeker gewicht als een soort academische autoriteit. Aan de andere kant zit Rasit Bal, voorzitter van het Contactorgaan Moslims en Overheid, wiens functie een verbindend karakter heeft tussen moslims en overheid.
Een activiste zit tegenover een diplomaat; iemand die gebaat is bij een schreeuw om aandacht tegenover iemand die gezichtsverlies lijdt bij een schreeuw. Bovendien geeft Bal in het programma aan dat hij zelf niet geeft om de slachtvoorschriften en kan de vraag dus gesteld worden hoe stevig hij kan instaan voor de geloofspraxis; het is simpelweg niet zijn stoel.
Soeters doet de volgende bewering: “De welzijnsproblemen (bij onverdoofde slacht) die gaan sowieso heel wat verder dan het lange lijden van het dier: ze worden vastgezet, dat is ontzettend veel stress; ze worden op hun rug gedraaid… Vervolgens, ja wordt bij het volle bewustzijn hun keel doorgesneden, de luchtpijp wordt doorgesneden. Nou, dat gaat vaak niet in één snede, nee daar zijn vaak zes snedes voor nodig. Ehm, dan stikken ze in hun eigen bloed vaak, pensinhoud komt in hun luchtpijp terecht. Ja, ik eh, dat is niet meer van deze tijd.”
De hier gebruikte terminologie speelt stigmatisering van moslims en joden in de hand. Door het vergassen van varkens en elektrocuteren van kippen ‘verdoven’ te noemen en door niet te benoemen dat bij deze methoden dieren dikwijls hangend aan lopende banden bijkomen van hun ‘verdoving’ met alle stress die daarbij komt, wekt ze de suggestie bij de kijker thuis dat zijn vlees (en zijn samenleving) superieur is aan dat van die inferieure, achtergestelde geloofsfanatici die maar blijven weigeren in de vaart der volkeren mee te gaan.
Soeters vindt echter ook de ‘verdoving’ dieronvriendelijk. Op haar eigen site noemt ze het vergassen van ganzen bij Schiphol letterlijk ‘vergassen’ in plaats van het netter klinkende ‘verdoven’, want aan de bredere samenleving is zo’n term niet te verkopen. Wat Soeters eigenlijk vindt is dat het consumeren van vlees niet meer van deze tijd is. Daar is veel voor te zeggen en het is een onderwerp waar de samenleving als geheel over in gesprek moet gaan. Soeters vindt het ‘ontzettend jammer’ dat de joodse meneer het initiatiefwetsvoorstel vergelijkt met het Nazisme, maar feitelijk is het ‘ontzettend jammer’ dat Soeters haar politieke standpunt over de ruggen van religieuze minderheden en in de teneur van identiteitspolitiek erdoor wil krijgen.
Analyse
Veel moslims zullen geen vegetariër worden, maar binnen de moslimgemeenschap bestaat een groeiende beweging van bewuste en duurzame moslims die op grond van hun eigen religieuze traditie de gang van zaken in de bio-industrie aan de kaak stellen. In de wereld van de dierenrechtenpolitiek bestaat links noch rechts, ze zijn afhankelijk van kleine succesjes die behaald kunnen worden. De samenleving bewegen tot het minderen van vleesconsumptie kunnen deze activisten niet afdwingen; ze kunnen er enkel filmpjes over maken. Ook de strijd tegen de bio-industrie is een onbegaanbare weg tegen te machtige multinationals.
Door in te spelen op identiteitspolitiek proberen Soeters en de Partij voor de Dieren moslims en joden middels wetgeving te dwingen de braafste jongetjes van de klas te worden, terwijl de rest van de bevolking ongehinderd kan doorgaan met consumptie van vlees met óf zonder ‘Beter leven-sticker’.
Zie ook de uitzending over dierenleed en halal/koosjer slachten op het EO-programma Nieuw Licht.