Dorothee Sölle (1929-2003) zocht haar hele leven naar een nieuwe taal van actie en hoop in een gebroken wereld, toen in het naoorlogse Duitsland. Ook nu in 2023 met opnieuw een wapenwedloop, klimaatverandering en teruglopende energiebronnen, zijn haar teksten en boeken actueel en confronterend.
Ze was theoloog, schrijver, spreker, activist, oprichter van het politiek avondgebed en noodgedwongen feminist al had ze dat zelf misschien zo niet benoemd. Maar vooral was ze lastig: lastig over het Duitse ‘vergeten’ van het verleden, lastig in hoe ze in het patriarchale theologische debat haar eigen stem liet horen. En ze bleef lastig door de manier waarop ze mensen voorhield dat het evangelie geen vrijblijvend verhaal is van zondags welbevinden, maar dient om ons bewust te maken van de mensen aan de onderkant van de samenleving.
Dat bracht haar in contact met de bevrijdingstheologie in Zuid-Amerika, met dominee Beyers-Naudé (1985) uit Zuid-Afrika tijdens de apartheid en maakte haar tot een strijder: voor haar was geloven nooit alleen maar ‘toeschouwen’, nooit achterover leunen in zelfgenoegzaamheid, nooit ‘ons de luxe veroorloven te leven zonder hoop’. Daarom kwam in haar theologische werken, haar lezingen en poëzie steeds meer de geleefde ervaring van onderdrukten centraal te staan.
‘Ik zal niet geloven in het recht van de sterkste,
in de taal van eigenbelang,
in de macht van machtigen.
(…)
Maar ik wil geloven dat alle mensen mensen zijn,
dat de orde van de macht en het onrecht
wanorde is.’
Net als Huub Oosterhuis was Dorothee Sölle een theoloog die veel poëzie schreef. Daarin wordt zichtbaar dat zij een omgekeerde theologie hanteerde: in plaats van te beginnen bij een almachtige god (met bewust een kleine letter) en diens heerschappij nam zij daarbij steeds de levenssituatie van mensen als uitgangspunt voor haar (gelovig) handelen. Dat betekende dat Sölle politiek gezien vaak kleur bekende, wat haar binnen kerkelijke kringen niet altijd in dank werd afgenomen. Voor beide theologen waren Bijbelteksten een voortdurende inspiratiebron. Liefde en rechtvaardigheid staan centraal in hun werk, maar waar Oosterhuis in zijn teksten soms ruimte laat voor twijfel als vluchtroute, kom je in Sölle’s teksten, ook nu nog, geregeld voor een duidelijke keuze te staan, wat je dikwijls met een ongemakkelijk gevoel achterlaat.
Er is een foto van een Kirchentag in Duitsland waar je haar ziet spreken, met links van haar een verbijsterde mannelijke collega, die duidelijk schrikt van wat ze nu weer zegt. Sölle kon bevlogen lezingen houden tot en met haar laatste lezing op 27 april 2003 in Bad Boll, de dag waarop ze stierf, over een paar dagen 20 jaar geleden. Tevergeefs zocht ik tot nu toe naar artikelen die dit feit en haar werk en persoon zelf herdenken. Is ze vergeten, uit het tijdsbeeld gevallen? Toch is bijna elke zin die je uit haar werk opduikt ráák en na zo veel jaar vaak verontrustend actueel. Dit is daarom een goed moment om haar terug in het daglicht te halen, om haar stem te laten klinken via haar eigen teksten:
‘Nog draagt onze boom geen vruchten
nog schepen we ontheemden af
(…)
Nog wacht God vergeefs
nog ligt onze tijd in de handen van de machtigen
ze lozen gif in de rivieren vermaak op onze buis
zware metalen in ons eten en angst in ons hart
(…)
Nog hebben we niet geleerd om te keren
nog huilen we zelden.
Nog…’ (uit Tijdmelding)
Steeds opnieuw is het de méns Jezus, levend in het Palestina van tweeduizend jaar geleden, die haar inspireert om tot dat verzet te komen. De verhalen over hem, de keuzes die hij maakte zijn bepalend voor wat ze zegt, schrijft, en voor de standpunten ze inneemt, waarmee ze telkens de mens zelf verantwoordelijk maakt:
‘Vergelijk hem rustig met andere groten
Socrates
Rosa Luxemburg
Gandhi
hij kan er tegen
maar beter is het
dat je hem vergelijkt
met jou’ (1971)
Ze was al jong geboeid door mystieke denkers. Ze kon zich terugtrekken in de natuur, inkeren, maar onlosmakelijk met die ervaring ontstond verzet.
‘Van de boom leren
die elke dag opnieuw
’s zomers ’s winters
niets verklaart
niemand overtuigt
niets produceert.
Eens zullen de bomen leermeesters zijn
het water wordt drinkbaar
en de lofzang zo zacht
als de wind op een septembermorgen.’

In haar boek over mystiek uit 1998 schrijft ze het volgende: ‘Mystiek is verzet’, zei jaren geleden een vriend tegen me, van wie ik wilde weten hoe je over de verhouding mystiek en verzet zou kunnen denken. De ervaringen van de eenheid te midden van het ‘gewoel’, het luisteren naar het ‘stille geschreeuw’ brengen ons noodzakelijkerwijs in een radicaal verzet tegen onze als normaal beschouwde manier van leven.’
Dat boek Mystiek en verzet, ‘Gij stil geschreeuw’ gaat over mystici wereldwijd, ook uit joodse, islamitische en boeddhistische tradities en door de tijden heen. Daarin getuigt ze dat mystiek geen vlucht is uit de wereld maar een beginpunt om juist de wereld in te gaan, om zich te verzetten tegen wat onveranderbaar lijkt. Ook in dit boek legt ze de lezer telkens een keuze voor. Van inkeer komt onherroepelijk uitkeer. Die weg van verandering gaat in drie fases: zich verwonderen, loslaten én in verzet komen dus een via transformatica. Net als de Emmaüsgangers kunnen we ons uiteindelijk omkeren, waar ze het Hebreeuwse woord tesjoeva voor kiest.
In het Lied op weg naar Emmaüs (1975) zegt ze het zo:
‘Wij zijn al zo lang op weg
weg van de stad van onze hoop
naar een dorp waar het beter moet zijn’
(…)
‘Toen keerden wij om en gingen
naar de stad van de begraven hoop
op naar Jeruzalem.
Die met het water gaat mee
die met het brood gaat mee
wij zullen het water vinden
wij zullen het water zijn’ (…)
Ondanks veel tegenwerking (in Duitsland kreeg ze zelfs een Berufsverbot) zocht Dorothee Sölle moedig naar ‘een nieuwe taal’ voor geloven, voor theologie en vooral voor een menswaardig leven op aarde. Eigenlijk roept zij de mens – ook 20 jaar na haar dood – nog steeds op tot stille verdieping, maar ook tot verzet tegen onrecht, tegen oorlog en vervuiling van de aarde. Een oproep tot het maken van andere keuzes: een fundamentele omkeer, een tesjoewa! Een goede reden om haar nu opnieuw te gaan lezen.
‘Geen dag mag er zijn waarop je moet zeggen
ik houd het niet meer uit
gedenk god allen die iemand liefhebben
in de disco, in het park of in het bejaardenhuis
op welke leeftijd ook het doet er niet toe
zwart of wit of homo of hetero
allen die iemand liefhebben’ (uit Gedenk de bomen)
De meeste citaten van Sölle komen uit: Zeg mij de naam van je hoop (1991) en Jezus van Nazareth (2001).