Waarneming is een gelaagde aangelegenheid. Er bestaat niet zoiets als dé wereld of dé werkelijkheid. Het is opgebouwd uit opeenvolgende lagen. U bent ongetwijfeld bekend met het wereldberoemde ijsberg-model van Hall waarin er onderscheid gemaakt wordt tussen gebeurtenissen die boven het zeewateroppervlakte zichtbaar zijn, en de onderliggende patronen, structuren, mentale modellen en – ten diepste – de ontologische fundamenten die onzichtbaar onderwater schuilen. De verschillende lagen hebben een manifesterende relatie met elkaar. Elke laag bestaat bij gratie van de onderliggende laag. Alles wat we waarnemen als gebeurtenissen is dus via-via-via een manifestatie van een ontologie.

Zelf werk ik met een vereenvoudigde versie van de ijsberg, gebaseerd op het werk van de Amerikaanse filosoof Charles Eisenstein. Eisenstein maakt een onderscheid tussen symptomen, systemen en verhalen: ‘Symptoms rest on top of Systems, Systems rest on top of Stories’ stelt Eisenstein. Alles wat we waarnemen als symptomen wordt veroorzaakt door onderliggende systemen, en elk systeem is een geconditioneerd en gecultiveerd verhaal. Alles wat we denken en alles wat we doen, komt dus voort uit de verhalen waarin we geloven.

De symptoom-economie

Berg en dal figuur 1
Figuur 1: De Economische Gelaagdheid

Ook in economie geldt deze gelaagdheid. De symptoom-laag wordt gevormd door wat ik ‘de waan van de dag economie noem’. Het overgrote deel van dat wat we dagelijks over economie horen of lezen speelt zich in deze symptoom-laag af. Economen houden zich bezig met allocatie-berekeningen en focussen zich daarbij op goederen en geld in relatie tot materiële behoeftebevrediging. De economie heeft het doel om ons zo maximaal in staat te stellen om in onze individuele materiële behoeften te voorzien. Dat economische vermogen van een economie noemen we welvaart. Symptoom-economie gaat daarom over zaken als levensstandaard, bruto binnenlands product, koopkracht, import-export, inflatie en recessie. Dit zijn zaken waar economen zich met financiële analyses dagelijks mee bezighouden.

De systeem-economie

Je zult diezelfde economen niet snel horen over het economische systeem bij hun financiële analyses, en toch is dat ook economie. Economie gaat niet alleen over allocatie-berekeningen en bespiegelingen, maar ook over allocatie-beginselen. Alle economische praktijken c.q. symptomen komen immers voort uit een onderliggend economisch systeem en die is per definitie ideologisch van aard. De kapitalistische vrijemarkteconomie die we nu hanteren om goederen te produceren en consumeren is geen onwrikbare natuurwet zoals wel eens wordt gedacht, maar een ideologische keuze. Ik heb Politicologie gestudeerd aan de UvA, en een groot deel van het vak Politieke Theorie stond in het teken van Economische Theorie. Ik weet nog hoe de hoogleraar in zijn colleges urenlang praatte over Adam Smith, Karl Marx, Pierre-Joseph Proudhon, John Maynard Keynes, Milton Friedman en Elinor Ostrom; mensen met zeer verschillende ideeën over de politiek-economische inrichting van een samenleving en/of het organiseren van een goed leven voor mensen.

Berg en dal figuur 2
Figuur 2: Universele allocatiewijzen

Ik leerde daar dat er drie universele allocatiewijzen zijn:

  • Marktallocatie: de vrijemarkteconomie is het kapitalistische politiek-economische allocatiemodel
  • Staatsallocatie: de staatsgeleide planeconomie is het socialistische politiek-economische allocatiemodel,
  • Meentallocatie: de burger-participatieve meenteconomie is het commonistische politiek-economische allocatiemodel.

Het kapitalisme en de daarbij horende vrijemarkteconomie die momenteel de wereldwijde allocatienorm vormt is dus een keuze en geen gegeven.

De verhaal-economie

De vanzelfsprekendheid van het huidige kapitalistische politiek-economische systeem is het gevolg is van een overtuigend onderliggend verhaal. Het economische systeem is een manifestatie van een existentieel-economische geloofsovertuiging met vooronderstellingen over het leven gevat in mensbeelden en wereldbeelden. Econoom E.F. Schumacher noemt deze existentiële economische dimensie de meta-economie. Ik citeer: ‘Economics is a “derived” science which accepts instructions from… meta- economics. As the instructions are changed, so changes the content of economics… Economics is being taught without any awareness of the view of human nature that underlies present-day economic theory… No system or machinery or economic doctrine or theory stands on its own feet; it is invariably built on a metaphysical foundation, that is to say, upon man’s basic outlook of life, its meaning and purpose’ (1973).

De kapitalistische ideologie is een manifestatie van een liberaal verhaal. De moderne, westerse samenleving wordt ten diepste bepaald door individualistisch-ontologische instructies; door de emancipatie van het individu. Met dank aan liberale Verlichtingdenkers als Hume, Locke, Mill en de Tocqueville wordt ieder mens in Nederland momenteel gerespecteerd als een gelijkwaardig en volwaardig zelf, ongeacht je afkomst, geslacht of etniciteit. Ieder mens mag en kan zichzelf zo maximaal mogelijk ontplooien. De vrijheden en rechten van het individu zijn heilig, evenals de daarbij horende liberale democratie als bestuursvorm, die ons in staat stelt om zo individueel-vrij mogelijk samen te leven. De emancipatie van het individu is wat mij betreft een groot goed. Laten we anno 2025 – met alle antidemocratische, autoritaire ontwikkelingen in de wereld – nog eens beseffen hoe betekenisvol het is dat we in vrijheid kunnen samenleven. Ik denk wel dat we zijn doorgeslagen; dat de individuele vrijheden en rechten verworden zijn tot egoïstische vrijheden en rechten. We leven niet meer samen met elkaar maar naast elkaar.

Voor mijn Ecoliberalisme-boek ben ik hernieuwd in het oorspronkelijke liberale gedachtegoed gedoken, en ik kan niet anders concluderen dan dat de eerdergenoemde Hume, Locke, Mill en de Tocqueville zich in het graf om zouden draaien als ze zouden zien of horen wat vandaag de dag door zelfbenoemde liberalen wordt uitgekraamd. Het oer-liberalisme had een zeer genuanceerd beeld over vrijheid: de vrijheid van de ene persoon houdt op waar de vrijheid van de andere persoon wordt geschaad. Voor oer-liberalen waren individuele vrijheden en collectieve verantwoordelijkheden twee kanten van dezelfde medaille, evenals rechten en plichten. Deze fundamentele nuance zijn we kwijtgeraakt. Het is momenteel ‘eigen ik eerst’ wat de klok slaat.

Egoïstisch individualisme en toxisch materialisme

De existentieel-economische verschuiving van individuele vrijheden en rechten naar egoïstische vrijheden en rechten heeft ook grote symptoom-economische verschuivingen teweeggebracht. Er is een duidelijke relatie waarneembaar tussen de opkomst van egoïstisch individualisme en de opkomst van toxisch materialisme. We consumeren goederen niet langer voor individuele subsistentie, maar voor sociale status.

In de westerse samenleving zijn we wat we bezitten. We werken om geld te verdienen, om dat verdiende geld vervolgens via de markt uit te geven aan goederen, waarmee we onszelf positioneren ten opzichte van andere mensen. Hoe meer geld we verdienen, hoe meer goederen we kunnen consumeren, hoe hoger onze sociale status is, hoe tevredener we over onszelf zijn.

Daarbij verdwijnt het wezenlijke onderscheid tussen behoeften & begeerten. In het Engels: needs & wants. Symptoom-economen maken geen onderscheid tussen behoeften en begeerten. Beiden leiden namelijk tot dezelfde economische activiteit: de consumptie en dus ook productie van goederen. En alleen die telt. Letterlijk. We meten internationaal immers het Bruto Binnenlands Product, en dat is de optelsom van alle productie en consumptie in een land in een bepaalde periode.

Behoeften verschillen echter op cruciale wijze van begeerten. Een behoefte is een te bevredigen gemis. Behoeften zijn volstrekt natuurlijk-menselijk. Ieder mens heeft behoeften en moet deze bevredigen om een goed levensbestaan te leiden. Dat is volstrekt legitiem. Er zijn verschillende soorten behoeften. Er zijn basisbehoeften, emotionele behoeften, sociale behoeften en spirituele behoeften. Deze behoeften zijn intrinsiek-gemotiveerd. Ze komen uit onszelf. Voor onze behoeftebevrediging zijn eigenlijk alleen de basisbehoeften van materiële aard. Voor de bevrediging van emotionele, sociale en spirituele behoeften hebben we in principe geen goederen nodig.

En dat is waar begeerten hun entree maken. Begeerten lijken op behoeften, maar verschillen op een bepalende manier. Een begeerte is namelijk kunstmatig gecreëerd gemis. Het is extrinsiek-gemotiveerd. In tegenstelling tot behoeften zijn begeerten daarmee onbevredigbaar en onverzadigbaar. Begeerten kunnen eindeloos bestaan en/of kunnen eindeloos worden gecreëerd. Deze begeerten zijn de motor van de commodificatie die plaats heeft gevonden in onze moderne samenleving. Voor de bevrediging van alle immateriële menselijke behoeften (emotioneel, sociaal en spiritueel) zijn tegenwoordig materiële goederen beschikbaar. We kunnen vandaag de dag allerlei spullen met toegevoegde emotionele, sociale of spirituele gebakken lucht consumeren; spullen die ons een goed gevoel over onszelf, een positieve sociale status of gelukzalige zingeving beloven. Maar dat is natuurlijk allemaal illusie. Goederen zijn gewoon gebruiksartikelen. We projecteren massaal emotionele, sociale en spirituele verhalen op goederen. We consumeren massaal pseudo-goederen.

De ecologisch-economische crisis

De gevolgen van deze massale projectie is gigantisch. We begeren veel meer goederen dan we in werkelijkheid behoeven. De Nederlandse economie bestaat voor het overgrote deel uit de productie en consumptie van pseudo-goederen. Zeg maar goederen die we consumeren voor immateriële doeleinden; goederen die we consumeren omdat ze ons een emotioneel, sociaal of spiritueel effect beloven.

De Nederlandse economie is daardoor onnodig groot. En die economische grootte heeft allerlei ecologische consequenties die steeds pijnlijker duidelijk worden. De planeet bezwijkt onder onze consumptieve levensstijl. Onze ecologische voetafdruk is vele malen groter dan dat aarde kan dragen. In Nederland gebruiken we jaarlijks maar liefst voor vier aardbollen aan hulpbronnen en grondstoffen. Met de materiële massaproductie spullen putten de aarde uit en verstoren de delicate ecologische processen. Sinds 2020 weten we uit onderzoek dat de hoeveelheid menselijke materie op aarde groter is dan het totale natuurlijke leven op aarde. Er zijn momenteel meer spullen op aarde dan biomassa. Het gevolg van onze natuur-extractieve en degeneratieve levenswijze is een voortschrijdende ecologische catastrofe.

Zondvloed-klimaatverandering_pixabay
Klimaatverandering doet het vanzelfsprekende van internationale handelen in elkaar storten Beeld door: Pixabay

Die ecologische catastrofe bestaat uit een combinatie van klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling, en deze destructieve drie-eenheid ontwricht de wereld In toenemende mate. Ook economisch. Laten we in dit kader even wat data nader bekijken. In wetenschapstijdschrift Nature werd in april 2024 een onderzoek gepubliceerd waarin de economische gevolgen van klimaatverandering werden gepresenteerd. De onderzoekers berekenden een internationaal inkomensverlies van 19 procent in 2050. De 19 procent verlies vertegenwoordigt een bedrag van 38 triljoen dollar. 38.000 miljard dollar. Per jaar. Dat is meer dan twee keer het totale Bruto Binnenlandse Product van de Verenigde Staten, de grootste economie ter wereld. Het is een verlies dat vergelijkbaar is met bijna vijf keer de 2008 hypotheken-crisis en bijna twee keer de COVID-crisis. Een astronomisch diepe recessie dus. En in tegenstelling tot de hypotheken-crisis en COVID-crisis is er bij de door klimaatverandering veroorzaakte economische crisis geen korte termijn handelingsperspectief. Ook als vanaf morgen geen enkele CO2 meer uitstoten zullen de atmosfeer, lithosfeer, hydrosfeer en biosfeer nog vele tientallen jaren nodig hebben om weer te stabiliseren. Deze ecologisch-economische crisis zal dus ook zeer langdurig van karakter zijn.

In navolging van het Nature onderzoek uit april 2024 zijn er ondertussen onderzoeken verschenen die een nog groter inkomensverlies verwachten. De krant The Guardian publiceerde in januari 2025 een onderzoek van een groep internationale actuarissen die een potentieel inkomensverlies van 50 procent berekenen voor het eind van de 21e eeuw. En in maart 2025 werden deze inschattingen bevestigd door een onderzoek van Australische economen. Het verlies aan internationaal inkomen die deze onderzoeken laten zien ontstaat door een combinatie van materiële schade (de ene regenbui in Valencia in 2024 leverde bijvoorbeeld een kostenpost van ruim 31 miljard euro op) en haperende handelsinfrastructuren. De moderne economie is een wereldeconomie, waarin veel import en export tussen landen plaatsvindt en waarin vele bedrijven internationale supply chains hebben. Door klimaatverandering zal de vanzelfsprekendheid van dit internationale handelen in elkaar storten, zo is de verwachting.

Qua biodiversiteitsverlies zijn de economische vooruitzichten ook niet rooskleurig. De materiële waarde van natuur – die de ecosysteem services worden genoemd – worden op 33 triljoen dollar per jaar geschat. 33.000 miljard dollar per jaar dat verdiend wordt met economische diensten die door de natuur worden geleverd. Dat bedrag vertegenwoordigt bijna 50 procent van het totale, internationale inkomen. Door biodiversiteitsverlies wordt de vitaliteit en kwaliteit van ecosysteem services aangetast, met eveneens grote economische implicaties.

Oxford University berekende de gevolgen van ecosysteem services verlies voor de Engelse economie, en kwamen in een rapport uit april 2024 tot de conclusie dat dit een verlies aan Brits Bruto Binnenlands Product van 12 procent kan opleveren in de komende tien jaar. Een concreet voorbeeld van een economisch ecosysteemserviceverlies is de teelt van appels en peren. Deze teelt bestaat bij gratie van bestuivende insecten. Vooral bijen. En aangezien er een sterke afname van bestuivende insecten gaande is, zal de teelt van appels en peren de komende decennia ernstig in het gedrang komen.

En tenslotte creëert ook milieuvervuiling economievernieling. Milieuvervuiling behelst een optelsom van waterverontreiniging, bodemverontreiniging en luchtverontreiniging. Alle drie de vormen van verontreiniging zijn deze het directe gevolg van onze materiële levensstijl en alle drie veroorzaken ze een inkomensverlies in de vorm van oplopende volksgezondheidskosten. Van milieuvervuiling worden mensen ziek en dat kost geld. Veel geld. Verschillende onderzoeken tonen aan dat ook deze kosten tot tientallen triljoenen dollars per jaar oplopen.

Kortom, de ecologische crisis bestaande uit klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling, veroorzaakt een economische crisis bestaande uit schade, haperende handelsinfrastructuren, verlies van ecosysteemservices en stijgende volksgezondheidskosten. Al met al hebben we dus een vicieuze cirkel gecreëerd waarin het huidige economische systeem ervoor zorgt dat het toekomstige economische systeem ineenstort. De economie sloopt de economie. Het huidige paradigma loopt dood.

De definitie van waanzin is hetzelfde blijven doen maar op een andere uitkomst hopen, en daarom wil ik wil een pleidooi houden voor een ander paradigma; een fundamentele verandering van perspectief. Ik ga u een radicaal ander economisch verhaal vertellen, om daarvanuit een radicaal ander economisch systeem te laten ontstaan, van waaruit zich een radicaal andere economische praktijk kan/zal manifesteren.

Berg en dal figuur 3
Figuur 3: Het bestaande paradigma versus het nieuwe paradigma

Intervidualisme: een relationeel-individuele grondhouding

Omdat economische paradigmaverandering begint op de verhaal-laag, wil ik het individualisme dat de huidige paradigmabasis vormt vervangen voor het intervidualisme. En de beschrijving daarvan wil ik introduceren door middel van een anekdote…

De leraar hield een rode roos in de lucht en vroeg de aanwezigen in de zendo: ‘Wat zien jullie’? Iemand antwoordde direct: ‘Een bloem’. De leraar reageerde: ‘Dat klopt. Zie jullie nog meer?’ Iemand anders antwoordde: ‘Ik zie een rode roos. Het is niet alleen een bloem, het is een rode roos’. De leraar reageerde:: ‘Goed gezien. Het is inderdaad een rode roos, maar er is nog meer te zien. Wie ziet het? Na een korte stilte zei iemand: ‘Ik zie niet alleen een rode roos, ik zie dat de rode roos bestaat uit verschillende bestanddelen. Er zijn rozenblaadjes, er is een stengel, en op die stengel zie ik stekels’. De leraar bevestigde dit inzicht: ‘Goed gezien, een roos is een samenstelling van verschillende roos-onderdelen. De roos-onderdelen maken samen de roos. Maar er is nog meer. Wie kan dat zien? Het bleef stil. Ook ik zag met de beste wil van de wereld niets dan een rode roos die bestond uit verschillende roos-onderdelen. Wat zou de leraar nou toch bedoelen? Na een tijdje vervolgde de leraar zijn relaas. Hij stelde de aanwezigen een reeks gewetensvragen: ‘Kunnen jullie het met me eens zijn dat er een zaadje in deze roos zit? Want één ding is zeker, zonder zaadje kan er geen roos ontstaan. En kunnen we het erover eens zijn dat er ook bodem in deze roos zit? Want zonder bodem kan het zaadje niet kiemen en uitgroeien tot een roos? En kunnen we het er dan ook over eens zijn dat er ook regen en zon in deze roos zitten? Want zonder zon en regen kan het kiempje niet uitgroeien tot de volwassen roos die ik hier vasthoud’. Waarna de leraar zijn les samenvatte met de woorden: ‘Jullie kijken niet naar een roos, maar naar een samenspel van het hele universum. Een roos is geen ding, maar een proces van ontstaan, bestaan en vergaan. De kunst is om de niet-roos onderdelen in de roos te leren zien. Daar schuilt de werkelijkheid van de roos’

De leraar maakte middels de rode roos het boeddhistische beginsel van ‘afhankelijk bestaan’ inzichtelijk: iets kan nooit ontstaan uit het niets. Alle gebeurtenissen vormen een eindeloze stroom van vervlochten oorzaken en omstandigheden. Alles wat gebeurd is door andere gebeurtenissen veroorzaakt, en alles wat gebeurt veroorzaakt weer andere gebeurtenissen. Deze eindeloze verknoping van oorzaken en omstandigheden wordt in het boeddhisme ‘Indra’s Net’ genoemd. Indra’s Net wordt gevisualiseerd als een web met juwelen op de talloze knooppunten. Ieder knooppunt is verbonden met alle andere knooppunten en elk juweel toont de reflectie van alle andere juwelen. De metafoor van Indra’s Net is stokoud, maar het blijkt een zeer accurate weergave van wat de ecologische wetenschap sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw met keiharde empirische data heeft bewezen: al het leven op aarde verkeert in wederzijds afhankelijke relaties. Er is niet één organisme op aarde dat autonoom of onafhankelijk bestaat. Alles leeft altijd verweven. Zijn is per definitie interzijn. Interdependentie is een feit.

De moderne mens gelooft dus weliswaar heilig in een individueel wereldbeeld – en ziet dus een wereld met autonome, onafhankelijke actoren die in gelijkwaardige vrijheid over zichzelf beschikken – maar de werkelijkheid is relationeel van aard. De wereld is een verweven levensweb. En daarmee verandert alles. Vrijheid en verbinding staan niet tegenover elkaar, maar bestaan bij gratie van elkaar. Vrijheid is een relationele aangelegenheid. We hebben elkaars aanwezigheid nodig om individueel te kunnen floreren. En dat interzijn gaat verder dan alleen de wederzijdse afhankelijkheid tussen mensen. De mens is geen wereldburger die alleen met andere mensen samenleeft in een menselijke maatschappij, maar een aardebewoner die met andere levensvormen samenleeft in een natuurlijke maatschappij.

flowers-6350265_1280
De wereld is een verweven levensweb Beeld door: Dieter Staab - Pixabay

Het is in dit kader interessant om de mens-natuur relatie eens nader te bekijken. Van ecoloog en filosoof Matthijs Schouten leerde ik dat er een viertal mens-natuur relatie-archetypes zijn. Bij het eerste archetype ‘De Mens als Heerser’ leeft de mens verheven boven de rest van de natuur. De natuur wordt gezien als iets waar de mens over beslist. De mens dicteert en domineert. De natuur heeft een functioneel bestaansrecht in dienst van de mens. Natuur heeft alleen een instrumentele waarde; een economische waarde die door mensen wordt toegekend. Bij het tweede archetype ‘De Mens als Rentmeester’ leeft de mens nog steeds als kroon van de schepping en gescheiden van de natuur, maar zorgt de mens wel goed voor de natuur. Onze verheven positie gaat gepaard met verantwoordelijkheden. Bij het derde archetype ‘De Mens als Partner’ is de menselijke verhevenheid en afstandelijkheid verdwenen. De mens erkent flora en fauna als gelijkwaardig. We staan niet boven flora en fauna maar ernaast, en gedragen ons daarom als een goede partner. Bij het vierde archetype ‘De Mens als Participant’ is de mens onderdeel van een verweven levend geheel. Levensvormen op aarde bestaan niet zozeer naast elkaar, maar namens elkaar. De mens is net als alle andere levensvormen een verschijningsvorm van hetzelfde leven. Alles op aarde is vergeven van hetzelfde leven. Alles participeert in hetzelfde leven.

Ecoliberalisme: van verheven mens naar verweven mens

De vier archetypen vertonen een gradatie. Het eerste archetype is volledig egocentrisch, het vierde archetype is volledig ecocentrisch. Ik vervang het huidige liberalisme (dat egocentrisch is en alleen over menselijke gelijkwaardigheid en vrijheid gaat) voor een ecoliberalisme (dat ecocentrisch is en over natuurlijke gelijkwaardigheid en vrijheid gaat). Ik maak de stap van de verheven mens naar de verweven mens. Ecoliberalisme is de benaming van een internationale politiek-maatschappelijke beweging die erkent dat elke levensvorm op aarde een unieke levensintelligentie en levenswil heeft (ook wel agency genoemd), en dat elke levensvorm op aarde een op floreren gerichte levensbestemming heeft. Geen enkel levend wezen streeft naar lijden. Daarom heeft elke levensvorm op aarde ook intrinsieke waarde en inherent bestaansrecht, in plaats van de instrumentele waarde die wij mensen nu aan natuur toekennen. Vrijheden en bestaansrechten zijn natuur-universeel. Het is daarom de hoogste tijd voor een ecosociaal contract, de integratie van natuurrechten in de grondwet en het bewerkstelligen van een ecocratie, oftewel een ecologische samenleving.

De mens als participant is gericht op het bewerkstelligen van symbiotische relaties met andere levensvormen. Florerende natuurlijke ecosystemen bestaan bij gratie van vitaliteit en veerkracht, en vitaliteit en veerkracht bestaan bij gratie van samenwerkende soorten. De mens moet leren om een constructieve en collaboratieve soort tussen soorten te worden. Nu zijn we vooral een destructieve en competitieve soort. Andere levensvormen lijden onder onze aanwezigheid. We zaaien dood en verderf en daarbij speelt het vrijemarktkapitalisme een hoofdrol. De menselijke samenleving staat al honderden jaren in het teken van privaat bezit van productiemiddelen, van winstmotief, van accumulatie van kapitaalgoederen, van eigenbelang en van competitie. In het vrijemarktkapitalisme staan mensen tegenover elkaar als producent en consument of als werkgever en werknemer, en veroorzaakt het winnaars en verliezers. Even wat feiten in dat kader: in 2024 kent de wereld bijna drieduizend miljardairs die samen een vermogen van 15.000 miljard dollar vertegenwoordigen, terwijl 44 procent van de wereldbevolking onder de armoedegrens leeft van 6,85 dollar per dag. De rijkste acht mannen – het zijn allemaal mannen – bezitten net zoveel vermogen als de armste helft van de wereldbevolking. Er is niets constructiefs en/of collaboratiefs aan het vrijemarktkapitalisme.

Commonisme: van kapitaalgoederen naar gemeenschapsgoederen

Alhoewel de dominantie van het vrijemarktkapitalisme gigantisch groot is en mensen het wereldwijd als een natuurwet ervaren, zijn we prima in staat om op alternatieve wijze goederen te produceren, distribueren en consumeren. Het commonisme en de daarbij behorende meenteconomie sluit veel beter aan de ecologische werkelijkheid. In het commonisme wisselen burgers immers onderling en direct goederen uit met elkaar. De productiemiddelen grond, arbeid en kapitaal kunnen gedemocratiseerd worden (net zo goed als er eerder voor is gekozen om deze te privatiseren in kapitalistische vrijemarkteconomieën en/of deze te nationaliseren in socialistische staatseconomieën) waarmee het niet langer kapitaalgoederen zijn, maar gemeenschapsgoederen worden. Het worden productiemiddelen waarmee burgers in staat zijn om marktonafhankelijkheid mee te bewerkstelligen.

Privaat bezit kan plaatsmaken voor participatief beheer. Bedrijven kunnen plaats maken voor burgerassociaties. Econome Elinor Ostrom bewees met haar baanbrekende boek Governing the Commons (waarvoor ze in 2009 de Nobelprijs voor de Economie ontving) dat de meent een volwaardig alternatief voor de markt kan zijn. En anno 2025 zijn er wereldwijd vele voorbeelden van succesvolle meent-initiatieven in de vorm van bijvoorbeeld voedselcoöperaties en energiecoöperaties. Hierin produceren burgers samen het voedsel en de energie die ze vervolgens ook samen consumeren, zonder interventie van bedrijven (markt) en/of overheden (staat). En daarmee verandert alles.

Betekeniseconomie: een existentiële economische benadering

Het album Over Hoop van de Zwolse rapper Sticks begint met een nummer waarop de Belgische psychiater Dirk de Wachter te horen is. De Wachter zegt:

‘We zijn door een toevallige toestand in het leven geworpen. Ineens zijn we daar ergens, in een land in een tijd. En dan, dat is iets absurds, dat is volkomen absurd en toevallig. En dan zijn we eigenlijk genoodzaakt om daar iets mee te doen. De mens door zijn ontwikkeling is genoodzaakt om zin te geven Dat is nodig voor het bestaan, wij kunnen niet leven zonder zin. Dat is mijn gedachte, hè. De zin heeft te maken met de ander, het samenleven en het iets te kunnen betekenen voor iemand anders. Dat is de zin, denk ik, denk ik dan hè. Dus het is niet zo, de zin kan van alles zijn of zo. Nee, de zin heeft altijd te maken met het samen leven, met voor een ander mens van betekenis te zijn’.

Ik vind dit de meest vaardige omschrijving van wat ik betekeniseconomie noem; de economische modus operandi van een ecoliberale samenleving en commonistische meenteconomie.

Betekeniseconomie is een expliciet existentiële economische benadering die twee aandachtsgebieden combineert:

  • De natuurlijke, collectieve existentie
  • De geestelijke, individuele existentie

Laten we ze beiden even wat nader bekijken:

De natuurlijke, collectieve existentie

De natuurlijke, collectieve existentie is de biologische of ecologische dimensie van betekeniseconomie die de natuurlijke conditie erkent. De mens beleeft de menselijke, socio-economische samenleving als autonoom c.q. losstaand van de natuur. In werkelijkheid is deze mensenwereld echter verweven met de natuurlijke aardse samenleving. Dit betekent dat al het menselijke, economische denken en doen in dienst van het natuurlijke, ecologische grotere geheel moet plaatsvinden. We moeten leren om de miljarden jaren oude ecologische principes, patronen en processen ook economisch leidend te maken. Dat zijn er zeven:

  1. Regeneratie of levensversterking → het leven versterkt zichzelf van nature.
  2. Accommodatie of levenssynergie → levensvormen in ecosystemen passen zich aan elkaar aan.
  3. Communicatie of levensafstemming → levende organismen wisselen informatie uit.
  4. Stabilisatie of levensbalans → ecosystemen verkeren van nature in een dynamische balans.
  5. Emergentie of levensverandering → verandering in ecosystemen ontstaan bottom-up.
  6. Adaptie of levensaanpassing → het leven evolueert continu en levensvormen passen zich op basis daarvan continu aan.
  7. Interdependentie of levensverwevenheid → alle levensvormen in ecosystemen verkeren in wederzijds afhankelijke relaties.
Berg en dal figuur 4
Figuur 4: De positie van de mens in de natuurlijke, collectieve existentie

Een gezonde economie is een economie die deze zeven levensprincipes, patronen en processen erkent; die de bedoeling van het leven op aarde respecteert en faciliteert en dat wat ik welleven noem nastreef

De geestelijke, individuele existentie

De geestelijke, individuele existentie is de psychologische dimensie van betekeniseconomie die de menselijke conditie erkent. De symptoom-economie bestudeert menselijk gedrag. De mens wordt gezien als een wezen dat in een economie leeft, en daarin zo rationeel en efficiënt mogelijke materiële keuzes maakt gedreven door eigenbelang. Nutsmaximalisatie wordt dat genoemd. Maar de mens wordt helemaal niet ten diepste gedreven door nut. De mens wordt gedreven door zin. De mens is wat mij betreft geen nutnajager maar een zinzoeker. Economie moet veel nadrukkelijker gaan over de binnenwereld van mensen. Economie gaat niet over het menselijke gedrag, maar over de menselijke geest. En in die geest staat de menselijke conditie centraal; de bestaanspijn die onlosmakelijk gepaard gaat met ons mens-zijn.

De mens ervaart universele, existentiële spanningen rondom zin (betekenisvinding), zelf (vrijheid), zijn (verbinding) en zekerheid (bestendigheid). We worden geboren met deze pijnen en spanningen en sterven ermee. Waar we ook worden geboren, onder welke omstandigheden, en hoe hard we ook ons best doen, we krijgen nooit écht controle over deze geestelijke spanningen. Ze zijn onafweerbaar. En ze hebben – onbewust en ongemerkt – een enorme invloed op ons economische denken en doen. Bestaanspijnen doen pijn, de term zegt het al. En aangezien de mens pijn liever vermijdt, vormt ons economische gedrag eigenlijk één groot coping mechanisme.

Berg en dal figuur 5
Figuur 5: De economische dynamiek tussen bestaanspijnen, behoeften en begeerten

Genot versus geluk

Dit brengt me terug bij de eerder geagendeerde dynamiek tussen behoeften en begeerten. Onze moderne economie is onnodig groot en oververhit omdat we geen onderscheid maken tussen reële, bevredigbare behoeften en gecreëerde, onverzadigbare begeerten. We consumeren en produceren heel veel goederen die we niet echt behoeven maar wel massaal begeren. De motor van deze dynamiek is de bestaanspijn. Want het najagen van begeerten levert ons iets op: genot. Begeertegoederen wekken genot op. En genot is een tijdelijk en oppervlakkig goed gevoel. Het zorgt ervoor dat we de sluimerende bestaanspijn even niet hoeven te voelen.

Een voorbeeld. U gaat dit weekend even lekker naar de stad. Terwijl u door het centrum slentert ziet u een leuke broek in een etalage. U heeft niet echt een nieuwe broek nodig, maar dit is echt een leuke broek en u heeft nog geen broek in deze kleur. Dus u besluit naar binnen te gaan. U haalt de broek uit het rek en ziet dat de prijs enorm meevalt. U past de broek aan en deze staat zo goed als u had gehoopt. Dus besluit u de broek te kopen en rekent u de broek af. Even later loopt u met een gevuld tasje en een goed gevoel naar buiten. Dat is genot. Het is een extrinsieke, gecreëerde plezier-prikkel. Maar dat vergankelijke karakter van genot is voor de economie alleen maar goed nieuws. Omdat het goede genot-gevoel slechts tijdelijk en oppervlakkig is en afhankelijk van externe factoren, betekent dat we het steeds moeten herhalen. Zodra het effect van de nieuwe broek is afgezwakt, moet ik dus weer de stad in om iets nieuws te begeren. Het is een recept voor materialistische verslaving. We gebruiken goederen als fix.

De theorie van het gebroken hart

De dynamiek tussen begeerte en bestaanspijn is het centrale thema in het boeddhisme. Daarbij wordt een essentieel onderscheid tussen pijn en lijden gemaakt. Pijn is een onvermijdelijk en onontkoombaar onderdeel van het leven en de menselijk conditie. Lijden ontstaat paradoxaal genoeg als we deze ongemakkelijke waarheid ontkennen en we pijn proberen te vermijden of bestrijden. Dat doen we dus ook economisch. We produceren en consumeren continu goederen omdat dit ons een tijdelijk en oppervlakkig goed gevoel oplevert. Genot.

In het boeddhisme wordt deze materialistische tredmolen samsara genoemd. We kunnen dit eindeloze lijden beëindigen en ons uit de tredmolen bevrijden door de illusie te doorbreken. Dat doen we door het ontwikkelen van de geestelijke vaardigheid middels meditatie en contemplatie. We moeten het bewustzijn ontwikkelen om het wezenlijke verschil tussen genot en geluk te kunnen maken. In onze moderne, westerse samenleving wordt genot ten onrechte verward met geluk. Heel veel mensen beschrijven genot als ze het over geluk hebben. Geluk wordt geduid in termen als levenstevredenheid en gunstigheid van levensomstandigheden. Geluk is de daarmee equivalent van de afwezigheid van pijn geworden. Dit heeft ook voor een enorme vercommercialisering van geluk gezorgd; tevredenheid en gunstigheid zijn nadrukkelijk gekoppeld aan materiële omstandigheden.

pexels-pixabay-207896
Beeld door: Pexels - Pixabay

In het boeddhisme ontstaat geluk niet door bestaanspijn te vermijden of bestrijden, maar juist door die bestaanspijn te accepteren en te omarmen. Geluk heeft niets te maken met extrinsieke omstandigheden, maar met intrinsieke vaardigheden; het vermogen om je in elke situatie – gunstig of ongunstig – wel te bevinden. Daarom noem ik geluk ook welbevinden. Geluk is een gelijkmoedige, vredige gemoedsrust. Geluk is niet de afwezigheid van bestaanspijn, maar het liefdevolle omarmen en verdragen ervan. Geluk is een levens-beamende, levens-bevestigende levenskunst.

Ik noem de Betekeniseconomietheorie daarom ook wel de theorie van het gebroken hart. Een gebroken hart is geen gebrek maar een gegeven. Het is de menselijke conditie. Zoals Leonard Cohen het op onnavolgbare wijze heeft bezongen: ‘There is a crack in everything. That’s how the light gets in.’ De breuk in ons hart hoeft niet geheeld of gevuld te worden met spullen. We kunnen leren de bestaanspijn te verdragen en daarmee het cruciale onderscheid te maken tussen essentiële behoeftegoederen en optionele begeertegoederen. Een gezonde economie is een economie die de menselijke conditie erkent – dus geen materiële pijnbestrijding en pijnvermijding kent – en dus niet welvaart- maar welbevinden-gericht is.

Immaterialisme: van homo economicus naar homo florens

Daarmee zijn we tenslotte aangekomen bij het laatste onderdeel van mijn relaas: het immaterialisme. Ik zie de mens niet als zakelijk wezen, maar een natuurlijk en geestelijk wezen. Het einddoel van economische activiteit is niet het vergaren van goederen, maar het ontwikkelen van natuurlijk-geestelijke vaardigheid; het vaardig balanceren van bedoeling en bestemming en het vaardig laveren tussen welleven en welbevinden. En daarbij kom ik tot de pijnlijke conclusie dat we in onze moderne, westerse samenleving zakelijk gezien steenrijk zijn (zelfs de allerarmste Nederlanders behoren tot de 10 procent rijkste mensen op aarde) maar natuurlijk-geestelijk zijn we straatarm.

We hebben méér dan genoeg goederen om onze materiële behoeften te bevredigen en een goed levensbestaan te kunnen leiden, maar desondanks begeren we nog veel meer en jagen we dat dus ook massaal na. Met funeste gevolgen voor het leven op aarde. Het is de daarom hoogste tijd dat we afkicken van onze materialistische verslaving, ons bevrijden uit de illusie dat goederen ons gelukkig gaan maken, en meer tijd en ruimte nemen om onze geest middels meditatie en contemplatie te trainen. In bewustzijn en beheersing van de geest schuilt de ware vrijheid.

Dit is de tekst die Kees Klomp uitsprak als Berg en Dal-lezing van het Centrum voor Religieus Humanisme, georganiseerd door het Apostolisch Genootschap en Nieuw Wij op 17 april jl. in Baarn.

Op 8 mei verschijnt het boek Ecoliberalisme, een veranderverhaal over ware vrijheid van Kees Klomp bij Uitgeverij De Geus.

Lees ook

FXOc1CxX0AEGESp

“Zie de omgekeerde vlag als hulpkreet!”

Transitie gaat gepaard met echte pijn, meent Kees Klomp

lector-Kees-Klomp_DSC7038

Kees Klomp

Kees Klomp is programmamanager AGENCY! bij Hogeschool Windesheim en ruim 35 jaar boeddhist. Op 8 mei 2025 verschijnt het boek …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.