Het past in een tendens. Sinds de Internationale Bachakademie Stuttgart voor het Bach-jaar 2000 vier compositieopdrachten gaf voor een Passie, is die muzikale vorm terug van weggeweest. In de 20e eeuw was de Passie voor de meeste componisten te onaantrekkelijk om zich mee in te laten: te christelijk, te beperkt uitvoerbaar – want eigenlijk alleen rond Pasen – en altijd die adem van de grote Bach in je nek.
Maar sinds 2000 duikt de ene na de andere nieuwe Passie op; verplaatst van kerk naar concertzaal, getransformeerd, want door die verplaatsing was er grotere vrijheid voor de vormgeving van de compositie. Dus wordt de Mattheuspassie gefileerd op de snijtafel (Boudewijn Tarenskeen), sterft niet een mannelijke Christus voor de zonden van de hele wereld, maar gaat die hele wereld ten onder om één vrouw te redden (Eric Sleichim/Blindman Ensemble) en runnen Maria en Martha een opvang voor verdrukten (John Adams).
Wat deze componisten doen is meer dan ‘creatief met erfgoed’. Door andere verhaallijnen te verweven met het klassieke passieverhaal ontpoppen zij zich als moderne theologen (meestal onbedoeld): ze actualiseren en interpreteren de Passie, becommentariëren die, reconstrueren of bekritiseren theologische begrippen. Ze roepen bij het publiek de onvermijdelijke vraag op: ‘wat heeft dat lijdensverhaal te zeggen?’ en geven soms ook hun eigen antwoord.
The Little Match Girl Passion is in mijn ogen een van de meest geslaagde moderne passiecomposities van de afgelopen twee decennia. De muzikale tekstuitbeelding is fenomenaal: als luisteraar hoor je zware sneeuwvlokken vallen en hoor je het meisje met de zwavelstokjes bibberen van de kou. Het libretto vertelt haar verhaal en in tussenliggende delen herken je delen uit de Matthäuspassion van Bach. Naarmate het stuk zich ontwikkelt, schuift, zeg ik als theoloog, langzaam het gezicht van de lijdende Christus (het klassieke thema van de Passie) voor dat van het meisje met de zwavelstokjes. Of andersom, net hoe je het bekijkt. Niet om haar gezicht te verdringen, maar omdat haar lijden zijn lijden wordt. Zo bepaalt Lang de luisteraar op subtiele wijze bij het leed van een onbeduidend doodgevroren meisje en – in dat spoor – van al van wie buiten de boot vallen, wie te stumperig of te ziek, zwak of misselijk zijn om mee te kunnen doen in deze samenleving. Als God ergens is, dan daar.
Wat het lijden van Christus te zeggen heeft, wordt mij in passiecomposities die buiten de kerk klinken vaak op veel indringender en aanstootgevender wijze onder de neus gewreven dan in de liturgie. Dat komt bijna altijd door de combinatie van dat klassieke lijdensverhaal met andere perspectieven, verhalen en beelden die je in de bredere cultuur aantreft. De timing van passie-uitvoeringen buiten het ‘traditionele passieseizoen’ is misschien daarom juist erg gelukkig: verhalen van lijden zijn er niet alleen in strenge winters in Denemarken, of rond Pasen in kerk en concertzaal. Ze zijn er altijd en ze zijn heel vlakbij. Goed dat het Nederlands Kamerkoor ons daar op een warme zomerdag bij bepaalt.
Boven op dat kruis stond niet voor niets geschreven “Ecce Homo” (=ziehier de Mens). Het Christus verhaal gaat over het universele lijden van de mens, of dat nu dat meisje met die lucifers is, of een bootvluchteling. Ieder mens krijgt met zijn eigen stuk lijden te maken.
Boven het kruis stond geschreven: Jezus de Nazarener, de koning van de Joden. Het was Pilatus die zei: Ecco homo – zie de mens.
De lijdensgeschiedenis van Jezus gaat over God die mens wordt om Zijn uitverkoren volk (Israël) te redden en allen die hun zonden belijden en in Hem geloven.
Het gaat dus niet over het universele lijden van de mens. De lijdende mens wordt wel geroepen om het heil bij Jezus te zoeken; de God die mens werd.
Je hebt gelijk wat die spreuken betreft, Jan. En het officiële verhaal ken ik ook.
Alleen had Pontius Pilates tòch gelijk en waren dàt de woorden die bovenaan het kruis hoorden.
Die andere leuze was een leugen.
Voor mij is Jezus wel degelijk het prototype van De Mens, Gods éígen mens… een zuivere, een lam zonder smet, een ideaal en mijn geliefde broer en rabbi (en nog meer, maar ik heb geen woorden…)