Zijn confrère van de vaderlandse opiniepagina’s Bert Keizer reageerde op 10 april met een stukje onder de titel ‘Een kloof waar niks overheen past’. Die kloof bestaat er volgens hem uit “dat gelovigen in een diep, en uiteindelijk troostend, besef leven dat er iets is dat zich buiten de mensheid bevindt en dat zich in positieve zin tot ons verhoudt. Zij hebben het gevoel dat wij op een of andere ondoorgrondelijke wijze geborgen zijn, of zullen zijn. Zij geloven dat we voor liefde niet alleen op elkaar zijn aangewezen. Ongelovigen denken dat wij omhooggevallen apen zijn met een onfortuinlijk heldere blik waardoor we pijnlijk goed zien dat we nergens vandaan komen en nergens heengaan.”
Helaas houdt de werkelijkheid zich niet aan zulke overzichtelijke indelingen. Veel moderne gelovigen weten heel goed dat wij omhooggevallen apen zijn, en veel ongelovigen leven vanuit het besef dat wij op een of andere ondoorgrondelijke wijze geborgen zijn. Religieuze atheïsten, noemen zij zich, of religieuze naturalisten. Zij zien de natuur als bron van dat gevoel van geborgenheid.
Wat betekent het eigenlijk nog om gelovige te zijn vandaag de dag? De Engelse antropologe Abby Day heeft onderzoek gedaan naar de geloofspraktijken van hedendaagse Engelsen. In haar boek, Believing in Belonging, stelt ze dat het bij gelovigen niet in de eerste plaats gaat om hun overtuigingen, maar om waar ze bij willen horen, hun belonging. Het gaat ze niet om religieuze dogmatiek, zelfs niet om liturgie, maar om een religieuze identiteit, en om religieuze gemeenschap. Zo draagt Day bij aan nieuwe inzichten over het veranderende religieuze landschap. Mensen geloven nog steeds, maar op een andere manier dan vroeger. Ze doen het om een verbondenheid in stand te houden die vroeger als vanzelfsprekend gegeven was, maar die in onze individualistische wereld van vandaag steeds weer opnieuw moet worden bevochten.
In zijn Trouw-column van 24 april schrijft Bert Keizer: “Het verschil tussen liturgie en dogmatiek is het verschil tussen ‘goedemorgen’ en ‘vandaag is het 25 april’. Het zijn verschillende werelden, elk met hun eigen taal.” Dat is waar, maar het karakteristieke van ‘goedemorgen’ is wellicht dat ze een verbondenheid tot stand brengt, terwijl ‘vandaag is het 25 april’ een koud feit is dat de ander niet dichterbij brengt. Volgens mij speelt belonging een veel grotere rol dan believing als het gaat om religie, op een manier die we nog niet goed begrijpen. Naarmate ons onderzoeksproject naar multiple religious belonging hier verder in doordringt, zal ik u op de hoogte blijven houden van verdere ontwikkelingen.
Religie is – in wat ik zie om me heen – een stelsel van vooral normen en regels waar je aan moet voldoen als je er bij wilt horen. En binnen een religie is er dan nog een enorm scala van uiteenlopende normen en regels waardoor de gemeenschappen zich tot overzienbare eenheden van elkaar afzonderen. Om bij zo’n gemeenschap te behoren moet je je eigen opvattingen vaak geweld aandoen. Naarmate het verlangen van belonging mens-gericht is, zijn mensen daartoe bereid. Als het God-gericht is kom je vroeger of later voor de konsekwentie te staan dat je de gemeenschap moet verlaten. Naarmate je dat vaker overkomt kom je tot besef dat geloof tegenovergesteld is aan religie. Om mijn geloof te behouden ben ik uiteindelijk alleen komen te staan, met goede vriendschappen maar zonder georganiseerde gemeenschap. Voor mij voelt het als echte vrijheid.