Het is september en we wachten een beetje af: komt de nieuwe golf of blijft het uit? Gaan ouderen weer ‘op slot’? We weten het nog niet. Zeker is dat het nooit meer wordt als vroeger. Corona heeft ons geleerd dat de wereld niet zo maakbaar is dan we vaak dachten. Het heeft ons ook geleerd dat datgene waarvan we dachten dat het goed was, klaarblijkelijk toch anders uitpakt: een rustiger dagprogramma voor dementerende ouderen leidt tot minder ‘onbegrepen gedrag’. Om maar een voorbeeld te noemen.

Maar het leerde ons ook andere zaken. Scherper dan ooit werd duidelijk dat zorg ook vooral belichaamde zorg is. Vooral in de ouderenzorg en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is het ontbreken van aanraken en voelen bijna hartverscheurend. Maar niet alleen daar. Ook IC-verpleegkundigen getuigden in de afgelopen maanden hoeveel moeite het hen koste om de patiënt niet even te kunnen vasthouden en troosten.

Toch was het nog niet zo lang geleden dat de Inspectie voor Gezondheid en Jeugd een hulpverlener berispte omdat hij een knuffel had gegeven aan een patiënt. “Ieder lichamelijk contact anders dan een hand geven gaat te ver,” zo verwoordde een inspecteur voor de volksgezondheid het op 8 december 2016 voor het medisch tuchtcollege in Groningen. Een professionele houding betekent fysieke distantie, aldus de inspectie. Ook de KNMG, bij monde van hun huisethicus Gert van Dijk, reageerde destijds nadrukkelijk op het vooral in acht nemen van de regels en het vasthouden aan fysieke grenzen (Medisch Contact, 21 januari 2016). Later nuanceerde de IGJ haar stellingname, maar de toon was gezet: liever distantie dan nabijheid.

We zijn een lichaam

Geen misverstand overigens: iedere vorm van misbruik en dus ook van lichamelijk misbruik van kwetsbare patiënten en cliënten moet voorkomen worden. Het verleden laat helaas te veel misstanden van misbruik zien. Het is goed dat we alert zijn en dat we ongewenste aanrakingen niet zomaar afdoen met: “Niet meteen zo zeuren” of “Ik bedoel het toch goed”.

De crisis heeft ons echter opnieuw doen beseffen dat we niet alleen een lichaam hebben, maar dat we ook een lichaam zijn. Dat laatste vergeten we nog wel eens, ondanks het feit dat juist in de gezondheidszorg het lichaam zo centraal staat. Sedert Descartes is het lichaam iets dat wij kunnen ontleden en ontcijferen. Het alom bekende Cogito Ergo Sum (“ik denk, dus ik ben”) staat voor die strikte scheiding tussen lichaam en geest, waarbij ons redelijk bewustzijn aan het stuur staat en soeverein heerst over het lichaam als object. Zelfs de huidige moderne leefstijl waarbij we worden opgeroepen om beheerst en gecontroleerd met ons lichaam en gezondheid om te gaan, is uiteindelijk gegrond in die scheiding tussen lichaam en geest.

Maar we zijn méér dan een object, we zijn ook belichaamde wezens. Wij ervaren onze omgeving via ons lichaam: onze ervaringen zijn belichaamde ervaringen. Tastend, ruikend, voelend geven we betekenis aan ons bestaan. Als belichaamde wezens delen we ook een wereld met elkaar. Zorg is daarom ook belichaamde zorg. Je kunt iemand op twee manieren wassen: alsof het een werkje is dat technisch goed gedaan moet worden of als een daad van zorg waarin aandachtigheid en ontvankelijkheid elkaar afwisselen en waarin een relatie tussen verzorger en ontvanger keer op keer wordt bevestigd.

Belichaamde zorg

Belichaamde zorg is bij uitstek relationele zorg: in de zorg wordt de relatie tussen beiden vormgegeven en bevestigd. Het ontbreken van die zorg maakt ons eigenlijk nog kwetsbaarder dan we als patiënt of cliënt al zijn. Anders gezegd, het feit dat we belichaamde wezens zijn, maakt ook ten diepste onze kwetsbaarheid uit. Een voorbeeld. In de tijd van de acute crisis rondom Covid-19 zijn we vooral gefocust geweest op het doen overleven van het lichaam. De zorg – als antwoord op die kwetsbaarheid – was gericht op het lichaam als object. Daar is als zodanig niets mis mee. Sterker nog, het heeft mogelijk de nodige mensenlevens gered. Maar het heeft ook schade opgeleverd, en dan vooral schade aan de mens als lichaam.

Overigens was het niet kunnen vasthouden van de hand niet alleen voor de patiënt pijnlijk maar even zozeer voor de hulpverlener die daarmee een deel van wat ook goede zorg uitmaakt niet kon geven. De belichaamde zorg als relationele zorg wordt door beiden gemist. Ook verzorgenden zijn lichamelijke wezens. Het is precies ook daarom dat de IC-verpleegkundige het ondraaglijk vond dat zij de hand niet even kon vasthouden van haar stervende patiënt. Het vasthouden is geen handeling, maar is een delen van een samenzijn, een delen van kwetsbare medemenselijkheid.

Of de nieuwe golf komt, weten we niet. Wat ik wel weet, is dat de crisis ons heeft geleerd dat zorg soms meer kwaad dan goed doet. Het niet aangeraakt weten door je dierbare, terwijl je in eenzaamheid sterft, moet ondraaglijk zijn geweest. Laten we dat voorkomen een volgende keer. Immers, mensen hebben niet alleen een lichaam, we zijn een lichaam.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
marian verkerk

Marian Verkerk

Filosoof en hoogleraar Zorgethiek aan de RUG en het UMCG

Marian Verkerk is filosoof en werkt als hoogleraar Zorgethiek aan de Rijksuniversiteit Groningen en het Universitair Medisch Centrum …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.