Natuurlijk, het is een waarheid als een koe en zit evolutionair bij ons ingebakken: iedereen komt het liefst op voor de belangen van de eigen groep. En daar varen we als individuele mensen en als groep vaak wel bij. Dat egoïsme en tribalisme verheven op onze waarden-troon zitten, heeft ons overleven in de geschiedenis van de mensheid vaak veiliggesteld.
Maar deze macht heeft een tegenmacht nodig. Puur omdat geen mens een eiland is en dat wij met ons allen een geheel vormen. Een tegenmacht van gedeelde waarden, idealen, deugden en de overtuiging dat mensen die in een gezin, buurt, stad of land samen wonen, hoe verschillend ze van elkaar ook mogen zijn, rekening met elkaar rekening moeten houden. En dat zij gezamenlijke problemen, zoals een pandemie, ook het beste samen kunnen oplossen.
Maar het individualisme is sterk en geloofsgemeenschappen lopen leeg. Er zijn elk jaar minder plekken en gelegenheden waar mensen met uiteenlopende achtergronden of meningen elkaar op gelijke voet kunnen ontmoeten. De Corona-crisis heeft dit proces in de turbostand gezet met een doorwoekerend en steeds sterker op de persoon gespeeld identiteitsdebat dat leidt tot een steeds sterkere polarisatie.
We hebben allemaal, goed begrepen, wat meer ootmoed nodig. Vaak roert zich, over welk thema het ook gaat, een individueel en door eigenbelang ingegeven verzet tegen een gemeenschappelijk noodzakelijke oplossing van een probleem. Met containerbegrippen uitgedrukt: egoïsten verzetten zich tegen altruïsten en tribalisten lopen te hoop tegen universalisten. Ik geef enkele voorbeelden, voor de duidelijkheid ietsjes generaliserend verwoord.
Rond migratie verzetten zich mensen tegen de komst van nieuwkomers naar Nederland omdat ze bang zijn dat ze daardoor zelf geen woning of werk meer zullen krijgen. Of ze menen dat de Nederlandse samenleving of cultuur deze toestroom niet aankan. Daarom worden de individuele of culturele verschillen tussen Nederlanders en migranten uitvergroot, worden nieuwkomers als ‘de ander’ weggezet en moeten de grenzen dicht.
Tegenover deze egoïstische of tribalistische benadering staan mensen die de universaliteit van de mensenrechten benadrukken, de overeenkomsten en gezamenlijkheden tussen Nederlanders en nieuwkomers onderstrepen. Zij hameren op onze verantwoordelijkheid, op onze verplichting tot naastenliefde en barmhartigheid met mensen die in nood verkeren.
Rond klimaatverandering en de vernietiging van de biodiversiteit zie je ook twee groepen. Mensen die zich verzetten tegen minder vliegen, vleeseten en consumeren. Vaak zijn dat mensen die menen dat ze daar recht op hebben, en menen dat de wereld ter beschikking staat van de mens en dat nationale maatregelen sowieso geen zoden aan de dijk zetten. Daartegenover staan mensen die zich sterk maken voor het behoud van de aarde en de natuur, ook voor de komende generaties, met oog voor landen op het zuidelijke halfrond waar de klimaatschade nu al ernstig is. Het zijn mensen die onze verbinding of zelfs eenheid met de natuur onderstrepen en die weten dat alle beetjes helpen, ook al strijden zij voor grote, structurele veranderingen.
Bij het verzet tegen de corona-maatregelen en de vaccinaties springt deze tegenstelling misschien het meest in het oog. De rek is er natuurlijk bij veel mensen uit. Maar waar velen nog steeds solidair willen zijn met de overwerkte medewerkers in de zorg en met de kwetsbaren die nog steeds niet gevaccineerd zijn, kunnen anderen aan bijna niets anders denken dan open terrassen, bruisende festivals en vakanties naar de zon. Andere, vaak hyper-individualistische groepen, zoals de mensen die door Frits de Lange terecht als ego-spirituelen zijn benoemd, verzetten zich tegen de vaccinaties die vooral belangrijk zijn omdat je daarmee anderen helpt.
Bij alle drie bewegingen is de grootste macht en de drijvende factor het ‘dikke ik’ van het individu of de groep. Ik meen te zien dat de macht van dit ‘dikke ik’, wellicht ook ingegeven door corona, aan het groeien is. Als dringend nodige tegenmacht wil ik graag een oude christelijke deugd rehabiliteren die helaas de laatste eeuwen, zeker in calvinistisch Nederland, gruwelijk is misverstaan: de ootmoed.
Vandaag denken de meesten bij ootmoed aan jezelf vernederen, aan onderwerping aan een grotere macht. Dat maakt de slechte reputatie van ootmoed begrijpelijk. In de vroegchristelijke literatuur schittert de ootmoed, in het Latijns heet zij humilitas, echter als precies de deugd die wij vandaag moeten leren. Het woord humilitas heeft niet voor niets dezelfde wortel als humus, kweekaarde, dus de eerste en meest vruchtbare grond waarin tuinders zaden laten ontkiemen en zaailingen laten opgroeien. Ootmoed gaat niet primair om zelfvernedering, maar om juist het tegenovergestelde: ootmoed is gericht op groei, maar dan dus op groei van de ander, van je tegenover. Je zou ootmoed kunnen definiëren als alles wat een mens kan doen om anderen te laten groeien.
Dat kan, wel te verstaan, ook inhouden, dat je zelf een stap achteruit doet, ophoudt om jezelf, jouw eigen interesses, belangen of slachtofferschap als maatstaf aller dingen te zien of dat je je eigen rol ten bate van anderen verkleint. Dus helemaal verkeerd is het hedendaags begrip van ootmoed zeker niet. Hij is wel over de top en eenzijdig: jezelf vernederen is een wel heel forse en zelfs ongezonde manier van handelen en bovendien zijn er talloze andere en zelfs betere manieren hoe je anderen kunt laten groeien.
Zo kun je als je ootmoedig bent, onmogelijk de mens tegenover je als ‘de ander’ of toebehorend tot een ‘andere groep’ of tot nummer of statistiek wegzetten. Ootmoed werkt verbindend en maakt nieuwsgierig naar het persoonlijk verhaal van degene met wie je te maken hebt of over wiens lot je mee kunt beslissen. Een ootmoedig mens weet dat niet alles om hem of haar moet draaien en verplaatst zich daarom graag in de ander, is empathisch en probeert zich in te voelen in de pijn van de ander. Die pijn van de ander te lenigen, zijn of haar kansen en mogelijkheden te vergroten, dat is je doel en maatstaf als ootmoedig mens. Zo kan je ook de oorzaak van de toeslagenaffaire en het ontbreken van de menselijke maat bij de IND en andere uitvoeringsorganisaties als een gebrek aan ootmoed zien.
En het leukste aan ootmoed is: door gericht te zijn op de groei van anderen, groei je uiteindelijk ook zelf. Zoals Simone de Beauvoir ooit stelde: “Je eigen leven krijgt meer waarde naar mate jij het leven van anderen meer waarde toekent.” Juist vanwege dit laatste punt is ootmoed als tegenmacht bitter nodig. Om ons individueel eigenbelang weer in evenwicht te brengen met wat ons als gemeenschap, samenleving en als mensheid samen aangaat.
Wat een waardevolle overdenking, Axel. Dank.