In de kast zit naast de witte poppen in haar eentje een zwarte pop met gekrulde zwarte haren. Hoe komt die daar, in dat Hollands-witte gezin? Oud is ze, ruim 50 jaar nu en ooit door het kleine meisje als cadeau voor haar verjaardag gevraagd tot verbazing van haar ouders. Waarom? Het was niet eerlijk al die witte poppen, vond zij, er waren toch ook heel veel zwarte mensen? Waarom moesten dan alle poppen wit zijn?
Vriendinnetjes vonden het maar gek, die zwarte pop. Ze kenden in hun dorp ook helemaal geen mensen die op de pop leken, het was vreemd voor hen en ze herkenden zichzelf er niet in. De pop zat vaak aan de kant bij het spelen, ook al haalde zij haar er telkens bij in het spel.
Zie hier in een notendop, wat er gebeurt als je iets niet kent, als jij datgene, wat voor jou vreemd is, zelden ontmoet in je omgeving. Want oefenen in het vreemde, om het vreemde als gewoon te zien begint al vroeg, op kinderleeftijd. Het is heel simpel bij mensen: wat je nooit meegemaakt hebt en afwijkt van wat jij ‘normaal’ vindt komt je vaak vreemd over, daar kun je niet of moeilijk mee omgaan: de zwarte pop. En dat geldt van twee kanten, want herkenning is ook belangrijk voor de identiteitsvorming van een kind.
In het Singermuseum in Laren is nu een tentoonstelling rond Tonia Stieltjes (1881-1932): zwarte activiste, model en wilskrachtdokter, zoals ze zichzelf noemde. In 1904 kwam ze als dienstbode te werken bij de socialistische familie Wibaut. In de biografie over haar valt al snel een foto op: een van de dochters, Annemarie, heeft een zwarte pop op schoot, de pop die misschien als identificatiemodel, als herkenning voor Tonia functioneerde in de witte wereld waarin zij leefde. Dat baantje was een oefenschool voor Tonia’s toekomst, waarin zij gestimuleerd werd door Mathilde, de vrouw des huizes, om haar eigen weg te zoeken, ook al was zij een vreemde in die witte wereld. Dat was bijzonder want het jaar van de Koloniale Tentoonstelling (1883) waarin Surinaamse mensen levend tentoonstellingsmateriaal vormden was nog maar kort geleden. Tonia, dochter van een slaafgemaakte, werd voorzitter van de dienstbodenvereniging, sprak op allerlei vrouwenbijeenkomsten, stond model voor Jan Sluijters, speelde een stimulerende rol in kunstenaarskringen en was bevriend met Mondriaan.
Hoe leer je omgaan met het vreemde, met de vreemde om je heen? Wat is jouw plek en vooral wat is jouw ruimte en welke ruimte bied je? Misschien zijn de huidige ‘probleem’-wijken met soms twintig verschillende culturele achtergronden in 2050 wel juist de plekken met de meeste ervaringsdeskundigen, zoals Lombok in Utrecht nu, waar getuige het recente Tijdgeestartikel in Trouw en de foto’s van Shody Careman zo heel veel verschillende mensen samen wonen en werken. Al jaren. Ja, met vallen en opstaan, met onbegrip maar ook met verbondenheid. Het zou dan zo maar kunnen dat in 2050 bijvoorbeeld Bloemendaal en Wassenaar witte achterstandswijken geworden zijn. Niet wat betreft geld maar omdat er een totale onkunde en gebrek aan ervaring is in het samenleven met bevolkingsgroepen die verschillen in achtergrond, huidskleur en gewoontes. Uit een recent onderzoek van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 blijkt dat Nederland dan drukker, grijzer en vooral diverser zal zijn. Nadruk ligt nu in de kranten op het terugdringen van de migratie maar de groeiende diversiteit van Nederland heeft ook allerlei consequenties waarop wij ons moeten voorbereiden.
Plaatsen als Bloemendaal en Wassenaar zullen dan misschien een inhaalslag moeten maken of het worden eenzame witte enclaves in een veelkleurig Nederland. Wat zullen ze onverwacht veel van kleurrijk Lombok kunnen leren: hoe om te gaan met het vreemde, met de vreemde ander, die je toch ook herkent. Daar in Lombok en elders hebben ze tegen die tijd al bijna een eeuw ervaring met sámenleven en met de verrijking die dat vaak oplevert.