Maar deze Afrikanen zijn geen illegale vluchtelingen. Ze zijn gastarbeiders en internationale studenten die in Tunesië wonen, werken en leven. Niet zelden hoogopgeleide briljante harde werkers die in dit land hun toekomst zoeken (of hebben gevonden). De meeste zijn nog jong en weinig gesetteld, anderen hebben in het land een al even gekleurde echtgenoot gevonden en kinderen gekregen.
Het is echter niet alleen deze grote groep Afrikanen die op het helderblauw van de Middellandse Zee afstevent. Dit is wellicht wel de opmerkelijkste groep mensen die op dit moment in dit prachtige Francofiele landje samenkomt. In de lange optocht lopen namelijk ook Koreanen, Amerikanen, Fransen, Zwitsers en jonge Tunesiërs mee. En dat is uniek. Bijna op geen plek ter wereld komen alle kleuren zo gebroederlijk samen, en zeker niet in dit semi-seculier staatje waar het aantal buitenlanders zo gering is dat ze vrijwel op één hand is te tellen. Maar door het rulle zand ploeteren hier zo’n 120 zielen; stralend en met glimlachen zo groot dat je er een beste tandpasta-reclame van zou kunnen maken.
Aanleiding voor deze wonderlijke samenkomst is de doop van drie kersverse gelovigen. Twee Afrikanen en een Tunesische. De laatste is een goed contact van mij die ik een jaar geleden voor het eerst ontmoet heb. Toen was ze nog zelfverklaard agnost, met een dusdanige religieuze antipathie dat ze sterk atheïstische trekjes had. Geboren als dochter van de lokale imam in een klein vissersdorp aan de groene kust, kent ze de Koran uit haar hoofd en is haar kennis over de ahadith en islamitische jurisprudentie beter dan die van velen. Als tiener kreeg ze echter grote moeite met bepaalde opvattingen in de islam. Zo betwistte ze de ongelijke positie van vrouwen, de soms agressieve uitlatingen tegen andere religies, de interpretatie en uitwerking van religieuze voorschriften in de dagelijkse praktijk van veel gelovigen, de vele geboden en voorschriften zonder dat daar vragen bij kunnen en mogen worden gesteld. De opkomst van terreurgroepen als Al-Qaida en IS en het oprukkende salafisme en wahhabisme dat ook langzaam maar gestaag in Tunesië voet aan de grond krijgt – toch verreweg het meest vrije van alle Arabische en islamtische landen – dreef haar verder van de religie van haar ouders weg.
Ze concludeerde dat er iets fundamenteel fout moest zijn met haar godsdienst. “Hoe kunnen zoveel volgers van mijn religie tot zoveel geweld in staat zijn?” bleef haar vaste vraag. En ook: “Waarom kan God niet onze Vader zijn? Waarom blijft Allah groot en ver weg, hoogverheven, veel geprezen, maar niet tot een persoonlijke relatie in staat?”
Zoals steeds meer Tunesische jongeren brak ze met haar godsdienst. Ook in dit land neemt de maatschappelijke en religieuze polarisering toe, namelijk die van extreem secularisme of zelfs hard core atheïsme versus groeiende vroomheid en radicalisering. Dit in tegenstelling tot de generatie van de ouders die wel gelovig zijn maar niet vroom, islamitisch maar niet extremistisch en eerder cultureel-conservatief dan op de regel. Maar er is een andere, nog opmerkelijkere ontwikkeling gaande. Eentje die ik met veel interesse en verbazing volg. Alle verhalen over christenvervolging, uitgebrande kerken en massamigratie van Arabische christenen ten spijt: in het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika neemt de christianisering toe. Het aantal christenen mag in de hele Arabische wereld sinds de jaren ’70 sterk dalen, het aantal nieuwe bekeerlingen piekt. Waar ik ook kom hoor ik verhalen van jongeren die zich tot het christendom hebben bekeerd of zich in het leven van Jezus beginnen te verdiepen. Daarnaast groeit eenzelfde maar kleinere interesse in het boeddhisme. Met hun vele vragen over de misstanden binnen de religie en de maatschappij, zoeken steeds meer islamitische jongeren hun antwoord in een breder, diverser of alternatief godsbeeld waarin meer nadruk op de individuele beleving en persoonlijke relatie met het goddelijke ligt.
Dodelijk gevaarlijk is het wel, zo’n geheime zoektocht buiten de kaders van de islam. Want wie de godsdienst van zijn ouders verwerpt is een kafir, en daarop staat in de islamitische jurisprudentie de doodstraf. Deze wordt door weinig Arabische landen actief uitgevoerd. In werkelijkheid lopen ex-moslims echter risico van arrestatie, gevangenisstraf, verstoting door de familie, ontslag, verlies van vrienden, volkswoede of moord door een fanatieke buur of familielid.
Bekering gebeurt dus meestal in het grootste geheim. Zo ook van deze vriendin. Haar familie weet al niet dat ze rookt of drinkt, laat staan dat ze met hen haar nieuw gevonden geloof durft te delen.
“Mijn oudste broer vermoord me,” zegt ze met droge ogen. Dat is minder onwaarschijnlijk dan het klinkt. Hij is weinig gelovig – met zijn wilde leven in Frankrijk en zijn piepjonge gehoofddoekte bruidje in Tunesië – maar er is ook zoiets als cultuur, vroom vertoon en de familie-naam. En dan zijn er de vrienden. Die zijn in het geval van deze Tunesische ook al niet erg blij. De meesten zijn uitgesproken atheïstisch en kunnen voor haar bekering weinig begrip en sympathie opbrengen. Anderen zijn geen praktiserende moslims, maar vinden een dergelijke religieuze ommezwaai toch een stap te ver gaan. Op één Tunesische vriendin daargelaten. Een gothic nota bene, met een voorliefde voor metal en andere duistere zaken. Met het christendom heeft al even weinig op als met de islam, maar echte vrijheid begint bij wederzijds begrip en respect aldus haar revolutionaire waarden en dus staat ze schouder en schouder met mij aan de vloedlijn (al kan ze het niet laten wat scherpe maar overigens zeer humoristische grappen over Jezus lopend over het water te maken).
Het leven van een pasbekeerde christen is vaak eenzaam en niet alleen omdat hij het niet met zijn familie en vrienden kan delen. Veel kerken, met name die van de sterk georganiseerde denominaties zoals de Koptisch Orthodoxe kerk, Armeense kerk, Grieks-Orthodoxe Kerk, Rooms-Katholieke kerk en in mindere mate Anglicaanse en Lutherse kerk, durven aan zoekende moslims of bekeerlingen geen onderdak te bieden. Deze kerkordes worden in de meeste Arabische landen moeizaam gedoogd en staan al op gespannen voet met overheid en maatschappij. Bang hun spaarzame privileges en staatsbeveiliging te verliezen, verkiezen zij behoud en bescherming van de eigen groep boven het uitreiken van een helpende en beschermende hand aan kersverse gelovigen.
Het mes van de officiële beveiliging snijdt ondertussen aan twee kanten: het houdt kerken sterk afhankelijk van de overheid en weert tegelijk mogelijk geïnteresseerde islamitische burgers. Militairen en politie-agenten bij de poorten van de kerken controleren vaak of zich onder de bezoekers geen moslims voordoen. Dit was ook lange tijd in Tunesië het geval. Anders dan in Egypte kent het land geen religieuze registratie op de identiteitskaart, maar de lange familienamen zijn dusdanig religieus gekleurd dat ze weinig twijfel laten. Daarbij is het aantal Tunesische christenen zo klein, dat de overheid onder Ben Ali precies wist welke families tot de kerkgangers behoorden en welke niet. Na de revolutie van 2010/2011 zijn de deuren van de spaarzame monumentale kerken voor het grote publiek geopend. Zo werd de grote kerk op Avenue Habib Bourguiba een ware trekpleister voor geïnteresseerde stadsbewoners die na al die jaren van geheimzinnigheid nu weleens een kijkje in dat godshuis willen wagen.
Volgens de lokale christelijke NGO Augustinus zijn er 500 christelijke Tunesiërs in het hele land bekend. Dit aantal groeit gestaag, al zien veel nieuwe gelovigen zien gedwongen om vanwege veiligheidsredenen politiek asiel in het buitenland aan te vragen. Ook deze vriendin is niet zo zeker over haar toekomst in Tunesië. Ze houdt van het land en wil er graag blijven wonen, maar ze is bang voor de mogelijk reactie van haar familie als ze haar bekering ontdekken. Sinds ze enkele weken geleden op straat is aangevallen door een groep jongens en er herhaaldelijk een bal naar haar hoofd is gegooid, voelt ze zich niet meer zo ontspannen op straat. En ook ik krijg het nodige gescheld naar mijn hoofd gegooid op het moment dat ik op een stralende zondag de kerk probeer te verlaten.
Evengoed zijn er kerken die wel voor nieuwe gelovigen openstaan; zij het in de grootste voorzichtigheid. Evangelische kerken bijvoorbeeld, zoals ook een Franstalige evangelische kerk in Tunis. Ze dopen niet zomaar. Er gaan nogal wat gesprekken en bijbelkringen aan vooraf. Maar nu is het dan toch zover. ’s Ochtends hebben de drie dopelingen in twee stampvolle diensten hun getuigenis gedeeld en nu staat een groot deel van de kerkgangers op een wijd groot strand in een badplaats in de buurt van Tunis. Langzaam waadt een deel van de gemeente de zee in. De drie dopelingen, gekleed in het wit, deinen als bootjes op de witte golven.
Gelovigen op het strand, kerkgangers in zee hand in hand, in een grote cirkel… en daar gaat de eerste. Helemaal onder water. Christiaan uit Kongo. Uitzinnig geklap. Lach gelach. Dan volgt mijn vriendin. Heel in de verte zie ik haar langzaam onder water gaan, om als een engel in wit katoen met een bevrijde glimlach weer boven water te geraken. En hoewel het lang, veel te lang, geleden is voor mij om onderdeel van een kerk te zijn of mezelf zelfs maar als kerkganger te bestempelen, besef ik voor het eerst in lange tijd wat een ongekend voorrecht het is in totale vrijheid de keuze tot het aanbidden van mijn God te mogen maken.
Op zich een goede tekst, maar waarom tot deze conclusie komen ten nadele van de islam?