Het is jammer dat Van Harten geen namen en rugnummers geeft. De deskundigen die ik ken ontkennen de rol van ideologische, waaronder ook religieuze, motieven namelijk niet en het nationale beleid tegen radicalisering is beschreven in nota bene het Actieplan Integrale Aanpak Jihadisme. Een plan dat onder andere als kritiek kreeg dat het te eenzijdig was gericht op alleen de radicalisering van moslims en geen aandacht had voor andere vormen van radicalisering.

Er wordt op landelijk en lokaal niveau aandacht besteed aan ‘counternarritives’ en samengewerkt met moskeekoepels, sleutelfiguren uit de islamitische gemeenschap en imams. Salafistische organisaties kunnen op warme belangstelling van de overheid rekenen, er worden lijsten opgesteld van haatpredikers en de buitenlandse financiering van moskeeën is de laatste jaren een aandachtspunt geworden.

Bij de tientallen bijeenkomsten die ik de afgelopen jaren heb bijgewoond, bijvoorbeeld van het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN), werd ook de rol van religie niet ontweken. Integendeel. Ouders hebben bijvoorbeeld vragen over het religieuze weerwoord dat ze hun kinderen moeten geven. Een religieus geschoolde voorlichter van het SMN vertelde me: “Je slaat de plank mis wanneer je religie buiten beschouwing laat. Radicalen misbruiken bronnen, omdat ze een geleerde heilig verklaren. Je moet hun taal spreken. Je moet weten wie die geleerden zijn, kritische vragen kunnen stellen en weten wat de jongeren bijvoorbeeld met bid’a (religieuze vernieuwing of nieuwlichterij), takfir (verkettering) of tawhid (de eenheid van God) bedoelen.”

Honger naar effectieve methoden

Overheden en professionals, maar ook vrijwilligersorganisaties en moskeeorganisaties hebben behoefte aan kennis over radicalisering en aan effectieve methoden om radicalisering te voorkomen of om jongeren te deradicaliseren. Bestuurders, professionals en betrokken burgers willen alles doen en gedaan hebben om radicalisering en de mogelijk bloedige gevolgen daarvan te voorkomen.

aanpak-jihadisme

Dat is lastig, omdat we in de praktijk nog maar weinig kennis over radicalisering hebben. Projecten hebben vaak moeilijk toetsbare doelstellingen, nulmetingen ontbreken meestal en het aantal factoren dat van invloed kan zijn op radicalisering is enorm. Dat bemoeilijkt de evaluatie van methoden en dus ook de kennis over wat wel en wat niet effectief tegen radicalisering werkt. Daarnaast wordt, wat mij betreft voorstelbaar, maar ook ten onrechte vooral gekeken naar projecten die door de overheid gefinancierd worden. De meeste processen van zowel succesvolle deradicalisering vinden echter plaats onder invloed van de directe omgeving van de jongeren, zonder hulp van projecten, antiradicaliseringsexperts en zonder een cent overheidsgeld.

Uit het onderzoek dat tot nu toe is gedaan, blijkt dat er vele wegen zijn die naar radicalisering leiden. Verklarende termen die vaak vallen zijn “vervreemding”, “identiteit” en “isolement”. Gevoelens van ervaren onrechtvaardigheid kunnen bijdragen aan radicalisering, net als sterke identificatie met personen of groepen waarvan men vindt dat ze worden achtergesteld of bedreigd. Dat soort gevoelens kunnen worden versterkt door beeldvorming in de media of de internationale (politieke) situatie.

Radicalen voelen zich bedreigd en hebben de neiging die dreiging uit te vergroten, ze verwerpen de bestaande wereldorde, hebben een utopisch beeld van een betere wereld en hebben het idee tot een uitverkoren groep te behoren die deze betere wereld, desnoods met geweld, kan verwezenlijken.

Ideologie?

Een ideologie, een religie of sterk nationalistische gevoelens bieden hierbij de kaders die de radicalisering kunnen vergoeilijken en extremisme rechtvaardigen. Hoe radicaler, des te minder ruimte er voor twijfel is en des te scherper en onwrikbaarder er een wereldbeeld ontstaat met een kraakhelder beeld van “goed” en “fout” en van “helden” en “vijanden”.

De laatste decennia, vooral sinds 11 september 2001, is er in het westen sprake van een duidelijke toename van de dreiging van terroristen voor wie de islam de belangrijkste inspiratiebron voor geweld is. Dat leidt tot de onvermijdelijke discussie over de vraag in hoeverre islamitische bronnen dergelijk terroristisch geweld rechtvaardigen.

Maurits Berger

Maurits Berger, hoogleraar Islam in het Westen aan de Universiteit van Leiden, schreef in 2015 in de NRC dat hij drie mogelijke reacties op de aantrekkingskracht van de radicale islam ziet.

In de eerste variant, die door de PVV wordt aangehangen, is de islam sowieso geen religie, maar een ideologie die integraal bestreden moet worden. Behalve dat dit al snel in strijd is met de Grondwet en internationale verdragen, is het volgens Berger ook niet effectief.

In de tweede variant wordt de rechtsstaat opgevoerd als dat wat ons allen bindt. Volgens Berger heeft onderzoek uitgewezen dat moslims in Europa de rechtsstaat weliswaar omarmen, maar dat ze tegelijkertijd menen dat ze ervan worden uitgesloten. Veel moslims ervaren, terecht of onterecht, dat er met twee maten wordt gemeten: de vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen, maar niet voor hen, net zo min als de vrijheid van religie en het gelijkheidsbeginsel. Dáár zit volgens Berger juist de bron van radicalisering.

Berger ziet het meeste heil in een derde variant waarin de antwoorden op de radicale islam worden gezocht in de islam zelf. En dan luiden de vragen die moslims zichzelf moeten stellen, volgens Berger: “Welke visies biedt de islam op een samenleving die past in de Nederlandse context? Als islam inderdaad een religie is van rechtvaardigheid, vrede en tolerantie, zoals moslims keer op keer benadrukken, hoe vertaalt dat zich dan naar de Nederlandse samenleving?”

Moslims zullen volgens Berger moeten leren omgaan met de duistere kanten van hun geloof en jonge moslims zullen zich moeten gaan verdiepen in de breedheid van hun islam als een levende religie met vele denkers.

Maurits Berger
Maurits Berger Beeld door: NPO/Buitenhof

David Kenning

De Britse psychoanalist en terrorismedeskundige David Kenning ontkent de rol van religie niet, maar vindt wel dat er te veel aandacht wordt besteed aan de ideologische drijfveren van geradicaliseerden. Een discussie met jihadisten over de juiste interpretatie van het geloof, heeft volgens Kenning evenveel zin als een Feyenoord-fan wijs te maken dat Ajax de betere club is.

Jongeren die voor de jihad kiezen worden volgens hem niet gegrepen door de ideologie. Het werkt juist andersom: ze grijpen de ideologie aan als oplossing voor interne conflicten. De ideologie is een paspoort dat diverse zaken mogelijk maakt.

Volgens Kenning zijn de aanslagen van 11 september te veel geplaatst in een frame van botsende beschavingen. “Het is belangrijker dat we de psychologische gesteldheid van de jihadisten begrijpen, dan dat we ons blindstaren op de radicale islam”, stelde hij in het NRC in 2015. De nadruk op de islam zal volgens hem jihadisten in de kaart spelen, tot toenemende moslimhaat leiden en een recept zijn voor heftigere confrontaties.

Kenning kan ter onderbouwing van zijn verhaal deels verwijzen naar ander onderzoek. Zo bleek in 2015 uit politiedossiers van 140 geradicaliseerde moslimjongeren dat minstens 60 procent van de Nederlanders die naar Syrië is vertrokken, psychische problemen had, voordat ze radicaliseerden. Eén op de vijf Syrië-gangers zou kampen met ernstige gedragsproblemen of heeft een officieel vastgestelde stoornis. Volgens de onderzoekers van deze politiedossiers is het een grote misvatting om te denken dat Syrië-gangers mensen zijn die worden gedreven door ideologie. Eerder bleek uit ook onderzoek van de Britse geheime dienst MI5 dat de meesten van de door hen onderzochte moslimextremisten op religieus vlak nog beginnelingen zijn en weinig religieuze kennis van de islam hebben. De AIVD concludeerde in haar jaarverslag in 2014 ongeveer hetzelfde.

Waak voor geloof in een cultuurclash

Ik vind het onterecht het ideologische aspect (religie) te negeren. Er zijn genoeg jongeren die ondanks bijvoorbeeld een baan, een huis, een stabiele relatie en een goede psychische conditie, toch naar Syrië zijn gegaan. Uit de verhalen van deze ge(de)radicaliseerde jongeren die ik in de loop der jaren heb gesproken en ook uit gesprekken die ik had met achtergebleven familieleden, bleek geregeld dat religieuze motieven voor een deel van deze jongeren wel degelijk een dominante rol speelde. Zij gingen naar Syrië om te helpen een kalifaat te vestigen, zij kozen voor de ‘hijra’; een islamitische migratie om elders te leven volgens de in hun ogen correcte islamitische levensstijl en zijn lieten weten te strijden terwijl ze door de loop van hun geweer het paradijs zagen.

Dat er aandacht is voor de rol van extreme interpretaties van een religie, in dit geval de islam, vind ik dan ook meer dan terecht. Maar ik wil daar wel twee kanttekeningen bij maken.

We moeten niet vervallen in de retoriek van de Clash of Civilizations waarbij ‘de islam’ en ‘de moslims’ de grote vijanden zijn.

Allereerst dat we hierbij niet, zoals ook Kenning aangeeft, moeten vervallen in de retoriek van de Clash of Civilizations waarbij ‘de islam’ en ‘de moslims’ de grote vijanden zijn. Dan ontken je onder andere het gegeven dat het om een kleine groep extremisten gaat en dat juist moslims vaak hun slachtoffers zijn. Dan polariseer je, bemoeilijk je samenwerking met (potentiele) bondgenoten en speel je juist de extremisten in de kaart.

Ten tweede zijn de mogelijkheden van de overheid om zich te bemoeien met religie in Nederland beperkt vanwege het principe van de scheiding van kerk en staat en grondwettelijke vrijheden als de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering. De overheid moet zich verre houden van de religie en kan ook niet haar voorkeur uitspreken voor een bepaalde religieuze stroming. Pas wanneer er duidelijk sprake is van de overtreding van de wet of wanneer de veiligheid en vrijheid van andere burgers in het geding komen, kan de overheid in actie te komen.

Het religieuze weerwoord tegen extremisten moet daarom, zoals ook Maurits Berger betoogde, vooral komen van mensen uit de directe (religieuze) omgeving van de jongeren die radicaliseren. En dat gebeurt gelukkig steeds vaker dankzij initiatieven uit de Nederlandse islamitische gemeenschap.

Dit artikel is een reactie op het artikel van Arton van Harten: Religie en radicalisering: Spelen met vuur.

Ewoud Butter

Ewoud Butter

Politicoloog

Ewoud Butter is politicoloog en werkt als publicist, onderzoeker en beleidsadviseur. Diversiteit, participatievraagstukken, mensenrechten, …
Profiel-pagina
Al 21 reacties — praat mee.