In politiek en cultureel opzicht rammelt Europa van alle kanten. Overheden trekken zich terug – in Nederland is de term ‘participatiesamenleving’ al ingeburgerd – en inwoners van over de hele wereld vragen om erkenning van hun culturele eigenheid. De afgelopen decennia hebben verschillende omwentelingen ons denken en handelen ten opzichte van (religieuze) tolerantie, solidariteit en identiteit merkbaar beïnvloed, concludeert Inge Sieben, socioloog aan Tilburg University. Ze heeft zich gebogen over actuele Nederlandse uitkomsten van ‘European Values Study’, en noemt een paar opvallende veranderingen tussen 1981-2018 in onze houding tegenover – wat zij noemt – deze “kernwaarden van de Nederlandse identiteit”.
Enerzijds is er tussen 1981-2018 een groeiende onvrede over migranten en culturele diversiteit. In de uitkomsten van het Europese onderzoek voor Nederland, proef je de volkswoede van de ‘gele vestjes’ en de meningsverschillen over het tolereren van ‘zwarte piet’ en ‘islam’. Anderzijds blijken we toleranter te zijn geworden wat betreft “seksueel-ethische aspecten van het leven”. We zijn ook trotser op het Nederlanderschap geworden, hebben meer vertrouwen in elkaar gekregen en geloven minder in God.
Over religiositeit, morele plooibaarheid, traditionele genderrollen, intolerantie en sociaal vertrouwen denken hoger opgeleiden in het algemeen niet opvallend anders dan lager opgeleiden. Maar wel neemt het politieke vertrouwen onder lager opgeleiden af, terwijl hoger opgeleiden juist meer fiducie krijgen. Deze conclusie gaat over data tussen 1999-2018.
Jongeren: het Nederland van morgen
Het is niet gemakkelijk om conclusies over ‘Nederlandse waarden’ te verbinden aan de bevinding van de European Values Study dat Nederlanders minder in God zijn gaan geloven. Wat zegt dat ‘geloven in God’ over onze persoonlijke en maatschappelijke opvattingen en gedragingen? Zulke kritische kanttekeningen plaatst Monique Dijk-Groeneboer, religiewetenschapper en theoloog aan de Tilburg School of Catholic Theologie, bij dergelijke enquêtes. Iedere vijf jaar onderzoekt zij hoe leerlingen van middelbare scholen staan tegenover kerkgang, bidden en godsbeelden. Haar nieuwe onderzoek is net afgerond. Op het eerste gezicht concludeert ze daaruit – evenals de EVS – dat de relevantie van ‘geloof’ afneemt, behalve bij reformatorische en moslimleerlingen. Maar nuance is op zijn plaats, stelt Dijk-Groeneboer zelf: “De concepten in de vraagstellingen – religie, God, geloof – zijn verouderd. Die begrippen worden in vraagstellingen van enquêtes nog steeds gebruikt, opdat je de antwoorden van onderzoeken uit verschillende tijden kunt vergelijken. Maar die traditionele (kerkelijke) taal om over religie of zingeving te praten, blijkt niet meer van deze tijd.” Je kunt dus hoogstens stellen dat de relevantie van die begrippen afneemt; woorden als God, religie en geloof zeggen weinig over de spiritualiteit of zingeving van (niet-religieuze) jongeren. Volgens Dijk-Groeneboer moet je je daarnaast afvragen, wat je precies wilt meten als je met jongeren over religie of geloof in gesprek gaat. “Jongeren die zichzelf niet religieus of gelovig noemen, blijken niet minder sociaal en inspirerend voor leeftijdsgenoten te zijn dan gelovige leerlingen. We moeten daarom andere vragen stellen. Wat zijn hun waarden en wat inspireert hen? Misschien kunnen we uit de antwoorden op zulke vragen een nieuwe, bruikbare zingevingstaal ontleden, die relevant is voor persoonsvorming.”
Burgers fabriceren
De laatste jaren wordt er in het onderwijs veel gesproken en gepubliceerd over het belang van persoonsvorming van leerlingen. “Er is een breed gedeeld onbehagen over ons onderwijssysteem dat te eenzijdig wordt beheerst door het streven naar meetbaarheid en controle”, aldus Juliëtte van Deursen–Vreeburg, religiewetenschapper en theoloog aan de Tilburg School of Theology. Verscheidene onderwijsorganisaties (onderwijsraad, het SLO en het Platform Onderwijs2032), onderwijs- en godsdienstpedagogen benadrukken het belang van persoonsvorming en proberen grip te krijgen op de betekenis ervan. Van Deursen-Vreeburg stelt een “contemplatieve pedagogiek” voor, ontleend aan de monastieke traditie. Ze denkt aan een eigentijdse invulling van bijvoorbeeld de lectio divina. Dat is een manier van bijbellezen die al sinds de vroegste monniken wordt beoefend, met stilte en meditatie, om levenswijsheid op te doen.
“We weten maar weinig wat Europeanen buiten het westen denken over relaties, politiek, samenleving, religie”
De discussie over persoonsvorming ligt dicht aan tegen de aandacht voor de plaats van burgerschapsvorming in het onderwijs, en daarmee voor waardeneducatie. Wat vormt een mens tot een goed burger? In het schoolvak levensbeschouwing spelen waarden van oudsher al een grote rol, maar over welke waarden hebben we het? Over nationale, regionale, Europese of mondiale waarden? “De kennis in het Nederlands onderwijs omtrent de waarden binnen Europa, maar ook omtrent de verschillen tussen landen op dit vlak, lijkt beperkt”, stelt Gijs van Gaans, vakdidacticus geschiedenis en levensbeschouwing aan de Lerarenopleiding Tilburg. “We weten eigenlijk maar weinig wat Europeanen, zeker buiten West-Europa, denken over belangrijke zaken als relaties, politiek, samenleving en religie. In 2011 presenteerde het European Value Education-project een website met bruikbare bronnen rond deze vraagstukken, bronnen die geschikt gemaakt zijn om het onderwerp te bestuderen in het middelbaar onderwijs. Vooralsnog is er vanuit het vak levensbeschouwing weinig met deze bronnen gedaan.”
Bronnen: tilburguniversity.edu.nl, kuleuven.be, europeanvaluesstudy.eu