Omdat ik je naam nog niet ken, spreek ik je nu maar even aan als een van de kinderen van je eigen tijd. Ik hoop dat je je nooit te groot zult voelen voor het woord ‘kind’, en dat je het in de eerste plaats kunt horen als een uiting van verbondenheid en vertrouwen, ook over de grenzen van de tijd heen. Wat zou ik je graag zien opgroeien als een gelukkige mens in een veilige wereld!

Nu ik deze vreemde brief schrijf, ben jij er nog niet. Als jij deze brief leest, zal ik er – zeer waarschijnlijk – niet meer zijn. En toch zijn onze levens met elkaar verbonden, in de eerste plaats door de familielijn van verleden, heden en toekomst. Maar net zo goed met alle mensen van vroeger, nu en later. Niemand is los van ander leven denkbaar. En het is precies deze verbondenheid die in de tijd waarin ik dit schrijf uit het zicht dreigt te verdwijnen. Ik vrees dat dit voor jou gevaarlijke gevolgen zal hebben. En niet alleen voor jou, maar voor álle leven en voor onze oude, uitgebuite planeet.

Mijn ouders hebben nog armoede gekend, en een oorlog meegemaakt die Europa vijf jaar in een ijzige greep hield. Ik had het geluk op te groeien in een tijd van toenemende welvaart en veiligheid. Er hing optimisme in de lucht en ik geloofde dat we een wereld zouden kunnen scheppen waarin niemand tekort zou komen en iedereen zichzelf zou kunnen zijn. Maar toen ik nog aan het puberen was, begon het al duidelijk te worden dat we te veel van de aarde vroegen en dat ze er kapot aan zou gaan, wanneer alle mensen van de wereld op het welvaartsniveau zouden gaan leven dat voor ons gewoon geworden was.

Er werd geroepen dat het zo’n vaart niet lopen zou en dat de economie immers moest groeien en dat we daarom van alles moesten kopen, vooral leuke dingen moesten doen en verre reizen moesten maken, het liefst met het vliegtuig. We moesten uit het leven halen wat erin zat. We moesten onszelf niet tekortdoen. We hadden er recht op.

Toen bleek dat niet iedereen mee kon komen en er ook wereldwijd gedeeld moest worden met mensen uit gebieden van oorlog en armoede, waren er lieden die riepen dat we onze deuren voor hen moesten sluiten om wat we hadden voor onszelf te kunnen houden.

Toen wetenschappelijke bewijzen voor desastreuze klimaatverandering zich opstapelden, waren er lieden die riepen dat het allemaal wel meeviel en dat het van gezond boerenverstand getuigde als je bijvoorbeeld meer mest op je land uitreed dan het aankon.

Je zult het misschien niet geloven, maar ik heb het meegemaakt dat iemand een partij oprichtte die helemaal geen partij was. Het enige lid was hijzelf en mensen die zich bij hem aansloten, mochten het alleen maar met hem eens zijn. Hij had de mond vol over vrijheid en het eigen volk, maar dat bestond voor hem alleen uit mensen die hem in alles gelijk gaven. Hij beloofde dat hij eigen mensen hun zin zou geven. Wie anders was moest maar ophoepelen. Zorgen om het klimaat konden hem gestolen worden.

Nu ik je deze brief schrijf is deze man, samen met die andere lieden de baas geworden in ons land. Ik vrees dat zij het er voor jouw toekomst niet beter op zullen maken. Ik hoop dat er in jouw tijd een verstandigere en vooral menselijkere wind zal waaien. En ik hoop dat je daaraan zult bijdragen.

Ondertussen vraag ik me ongemakkelijk af of ik genoeg gedaan heb om voor jou het tij te keren.

Met een wat bedeesde groet van de vader van de ouders van je ouders.

Dirk 3707

Dirk van de Glind

Schrijver en docent levensbeschouwelijke vorming

Dirk van de Glind was jarenlang docent levensbeschouwelijke vorming. Hij heeft vele jaren de kans gehad om rond te kijken in de schatkamers …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.