Ineens midden in de crisis? Nee, zo plotseling was het niet. We wisten al decennia dat het gebruik van fossiele energie het milieu vervuilt, het klimaat beïnvloedt, de biodiversiteit aantast, de verschillen tussen arm en rijk vergroot en ons uit kan leveren aan de macht van grote bedrijven en totalitaire regimes. We hoorden al decennialang over het gevaar dat de hulpbronnen uitgeput raken.

Terwijl sommige mensen dachten dat we bedaard naar het punt konden toewerken waarop we afscheid gingen nemen van fossiele brandstof wordt er ergens anders besloten dat de kraan dichtgaat, schieten de prijzen door het plafond en lopen we met de beoogde transities hopeloos achter. En met discussies over nieuwe technieken of kernenergie kunnen we de acute problemen niet oplossen.

Inwerking en geestkracht

Het energievraagstuk is te belangrijk om alleen aan technici, economen en politici over te laten. Hoe denken en spreken wij zelf over energie? Eén van de dingen die opvallen is dat energie niet alleen te maken heeft met gas en licht, maar dat het ook voor veel mensen een bijna kosmische betekenis heeft: ‘alles is energie’. Maar energie is ook een persoonlijk begrip: je kunt zeggen dat een goed gesprek je nieuwe energie geeft.

Sommige mensen denken dat dit persoonlijke gebruik van het woord energie een aan de techniek ontleende beeldspraak is, net als bij ‘even stoom afblazen’ of ‘er zit bij hem een draadje los’. Historisch gezien klopt dat niet. Het religieuze en persoonlijke gebruik van het begrip energie is ouder dan het wetenschappelijke – de fysica heeft het ooit uit de dagelijkse taal geleend.

Letterlijk betekent energie ‘inwerking’ of ‘in werking’. In de Europese talen wordt het sinds de Renaissance gebruikt. Maar men gebruikte het anders dan wij nu doen. We lezen bijvoorbeeld in een gedicht van John Skelton (1460-1529) over ‘a spirituall / and a mysteriall / and a mysticall / effecte energiall as Grekes do it call’, waarmee hij doelt op religieuze inspiratie. Later gaat men het woord steeds vaker gebruiken voor menselijke in plaats van goddelijke geestkracht, al noemt de dichter Coleridge ook religie ‘a collective energy’. Het gebruik van energie voor brandstof, warmte en licht was destijds nog onbekend. Maar dat zou spoedig veranderen.

Rond 1800 ontstaat bij verschillende natuuronderzoekers het idee dat alle fysische krachten, zoals warmte, mechanische beweging, magnetisme enz. tot een zelfde beginsel herleid kunnen worden. In zijn Lectures on natural philosophy, gehouden voor de Royal Society in 1802 (en gepubliceerd in 1807) oppert Thomas Young daartoe het woord ‘energy’. Zijn voorstel slaat aan, en langzamerhand komt dit nieuwe begrip in het centrum van de fysica. De wetenschap van de energie geeft ons warmte, licht en ons dagelijks brood. Maar het is dan nog altijd een woord dat ook in een heel andere betekenis gebruikt wordt, en dat gebruik houdt aan tot in onze tijd.

De natuur als tankstation

Wat zijn de verschillen tussen de menselijke en de natuurkundige betekenis? Iemand zou kunnen zeggen dat de eerste vaag is en de andere exact. Daar valt wel wat op af te dingen. Als een groep uitgeputte voetballers in de verlenging van een wedstrijd door een plotseling doelpunt ‘nieuwe energie’ krijgt is dat allesbehalve vaag. Aan de andere kant worden de duizenden getallen waarin men over energiegebruik spreekt na verloop van tijd behoorlijk nietszeggend.

Een belangrijk kenmerk van de fysische benadering is dat de waarde van energie in geld kan worden uitgedrukt. Daarmee is energie, anders dan de geestkracht van de mens en de religieuze inspiratie, stevig verankerd in het rijk van de schaarste. Wanneer bruikbare energie schaars is, plaatst dit de bezitter van de productiemiddelen in een bevoorrechte positie. Hij kan de fossiele brandstoffen oppotten en verkopen wanneer de vraag hoog is. De reserves geven de eigenaar ‘power’: niet alleen kracht, maar ook macht. En ook de gebruiker hoeft maar op een knop te drukken en de kracht staat tot zijn beschikking: zodra ik haar nodig heb stroomt de elektriciteit uit de muur. Zo wordt het schaarse op afroep beschikbaar gehouden en wordt de natuur, om de filosoof Heidegger te citeren, ‘tot een reusachtig tankstation herleid’.

De debatten over de energiecrisis bedienen zich voortdurend van de terminologie die aan het model van schaarste zijn ontleend. Ze zijn in hoge mate kwantitatief: energieproblemen worden verwoord in getallen voor productie, verbruik, CO2-uitstoot etc. Als we er zo over blijven praten houden we het ‘tankstation-denken’ in stand. Maar veranderingen in de omgang met energie zijn niet alleen een kwestie van techniek, maar ook van cultuur. Met aanpassingen op het gebied van voeding (minimaal gebruik van vlees), mobiliteit en consumptie (minder overbodige goederen) valt veel fossiele energie te besparen.

De geschiedenis van het woord energie vertoont dus een interessante verandering: uit de religieuze en later de menselijke sfeer is het terecht gekomen in het domein van macht en schaarste. De vraag is nu of we van het oudere gebruik van het begrip nog iets kunnen leren over onze huidige situatie.

Terug naar onszelf?

Er is een groot verschil tussen het beeld van een aftapbare voorraad energie die iemands eigendom is en het licht van de zon die voor iedereen schijnt. De zeventiende-eeuwse dichter Henry More zag energie als verschijnsel dat uitgaat van de zon maar haar tegelijkertijd nooit verlaat. De zon was voor hem het symbool voor de energie van de ziel, want ook het leven van de ziel verlaat haar niet als zij zich aan iets of iemand anders schenkt. Opmerkelijk dat iemand in die tijd het beeld van de zon gebruikt om de onuitputtelijkheid van energie mee weer te geven, een overvoed die haaks staat op ons beeld van schaarste.

Tegenwoordig zoeken en vinden we steeds meer mogelijkheden om de onuitputtelijke energie van de zon te benutten en de natuur niet langer als tankstation te gebruiken. Er blijft echter nog veel werk te doen voordat het hele energiesysteem is aangepast in de schaarse tijd die er resteert om opwarming van het klimaat te begrenzen. De kracht en macht van eigendom van fossiele energie laat zich ook niet zo gemakkelijk opzij zetten. Bovendien zal de omzetting van die onuitputtelijke energie in bruikbare toepassingen altijd een beroep blijven doen op schaarse middelen, die de natuur belasten.

We hebben daarom energie als spirituele bron en geestkracht hard nodig om een weg te vinden uit de fysische energieschaarste, die ons nu nog eens extra beknelt in de huidige crisis. Door die energie te benutten kunnen we andere perspectieven vinden op ons leven en ons gebruik van fossiele energie afbouwen. We kunnen werken aan onze onderlinge relaties, onze verbinding met de natuur, het welzijn van andere levende wezens op onze planeet en solidariteit met mensen die het heel moeilijk hebben door de schaarste. Zo voeden we het leven op onze mooie planeet steeds meer met energie die voor ieder stroomt. Met de zon en onszelf als de bron.

Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 13 oktober 2022 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.

hein van dongen

Hein van Dongen

Hein van Dongen is filosoof en opiniemaker bij het Apostolisch Genootschap.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.