De nagelaten brief van Wubbo Ockels, een soort testament kan men wel zeggen, mag met recht een cri de coeur genoemd worden. Wie zo’n appel op zijn medemensen doet, spreekt niet in mooie vloeiende zinnen, maar staccato, zoals meteen aan het begin van het stuk: It is enough, we have gone too far…, we bulldozed through nature, we ruin our life support. We need to stop,…to change etc.’ Het is duidelijk dat Ockels het erin wil hameren dat de dingen scheef gelopen zijn, en wel in zo’n mate dat we voor grote natuurschade en zelfs voor het voortbestaan van de mensheid moeten vrezen. Daarachter staat uiteraard de heel persoonlijke ervaring als ruimtevaarder van de kwetsbaarheid van de blauwe planeet gezien vanuit de ruimte. Toen werd ons, zoals Ockels schrijft, door de ruimtevaart een spiegel voorgehouden en drong het besef door dat we op aarde met zijn allen astronauten op het ruimteschip aarde zijn.

Wat daarna meteen opvalt is dat de technicus Ockels, die steeds met nieuwe milieutechnieken bijvoorbeeld op het gebied van energie geëxperimenteerd heeft, zijn kaarten toch niet (niet primair althans) op de ontwikkeling van geavanceerde vormen van technologie zet. Dat is alleen een reactieve respons, maar pakt het probleem niet bij de wortel aan. Wat we nodig hebben, zo Ockels, is een nieuwe houding, een nieuwe cultuur, een nieuwe manier van denken’, zelfs een nieuwe religie, tot uitdrukking komend in symbolen, rituelen, kunstuitingen, bijeenkomsten zoals festivals, enz. Met die grondgedachte dat het milieuprobleem, indien al, alleen door een verandering van denk- en leefwijze, d.w.z. door een ingrijpende heroriëntatie van ons hele bestaan kan wordenaangepakt’, kan ik het alleen maar van harte eens zijn.

KvdWOver wat zo’n nieuwe houding, manier van denken en religie (als het geheel van basale overtuigingen dat de leefwijze van een gemeenschap aanstuurt) dan nader zou inhouden blijft Ockels vaag. Dat kan ook moeilijk anders gezien omvang en gewicht van de zaak waar het om gaat en dat ook nog binnen het bestek van goed anderhalve pagina A4. En wat hij erover zegt is niet onproblematisch. Ik licht er twee punten uit.

In de eerste plaats typeert Ockels de nieuwe religie als de religie van de mens en de mensheid. Er wordt met andere woorden gedacht vanuit het gezichtspunt van de mensheid en het overleven daarvan. De mensheid moet een duurzame balans met de natuurlijke omgeving tot stand brengen omdat we anders ons eigen voortbestaan op het spel zetten: We ruïneren ons levensonderhoud.’ Ofwel, natuurbehoud staat in het teken van het behoud van de mensheid:Humanity needs the Earth and Nature’. Our goal is to support Humanity and thus (!) the Earth and Nature’. Maar is dit niet juist het antropocentrisme van de moderne tijd dat de natuur tot instrument van de realisering van menselijke belangen en wensen maakte, tot pion in het menselijk project? Waarin de natuur geen eigen intrinsieke’ waarde, maar slechts een instrumentele waarde bezit? Bij Ockels lijkt het weer alsof de mensheid en haar voortbestaan de uiteindelijke waarde is, waarvoor een duurzame omgang met de natuur een noodzakelijke voorwaarde is. Maar dreigt daarmee niet ook meteen de grens van onze zorg voor de natuur bepaald te worden? Dat met andere woorden die zorg ook maar nodig is voor zover dat voor het voortbestaan van de mensheid nodig is?

Ik denk dat als we werkelijk een robuuste natuurbescherming willen, we die van de antropocentrische oogkleppen moeten ontdoen en haar in het licht van eerbied voor het mysterieuze fenomeen van het leven als zodanig (Schweitzer) of beter nog van eerbied voor de wondere diepe werkelijkheid van de natuur als geheel moeten zien. Dat doet een beroep op één van de meest sprekende kenmerken van het mens-zijn, namelijk openheid voor de ander en het andere, anders gezegd: het vermogen om het eigen gezichtspunt te overstijgen en zich in de situatie en belevingswereld van anderen te verplaatsen. Door ons zo open te stellen voor de natuur beantwoorden we dus aan een wezenstrek van ons mens-zijn.

Nog een tweede observatie met betrekking tot Ockels’ testament’. Kernwoord daarin is survival, overleven. Humanity’s goal is to survive.’ The purpose of life is to sustain life.’ Uiteraard wil leven overleven, maar het wil dat niet alleen. Het wil ook goed leven, wil floreren. Dat is ook de reden dat de bekende bioloog Adolf Portmann naast de instandhoudingsfunctie van het leven de functie van zelfexpressie, zelfpresentatie plaatste: leven wil zich laten zien, wil zich uiten, het bezit een expressieve dimensie. Gezien vanuit de precaire situatie van mens en natuur is het te begrijpen dat Ockels zich vooral op de kwestie van het voortbestaan richt. Maar dat is te schraal, het bezit te weinig motivationele potentie om als inspiratiebron van een nieuwe leefwijze en cultuur te functioneren. Het leven wil niet alleen voortgezet worden (is dat de enige aandrift zoals Ockels schrijft, om nageslacht te willen hebben?), het wil daarenboven in de nadrukkelijke zin van het woord geleefd en gevierd worden.

Ockels’ brief roept op die manier zowel instemming als reserves op. Die instemming betreft dan zijn gevoel van de urgente noodzaak van een verandering van heel onze moderne leef- en denkwijze, als we onze medeschepselen en onszelf niet aan grote, niet te verantwoorden risico’s willen blootstellen. De overtuiging die zich bij hem steeds meer heeft vastgezet, namelijk dat onze moderne samenleving ernstig, zo niet dodelijk ziek is, kunnen we slechts delen. Daaraan doet niets af dat de therapie die hij voorstaat twijfels oproept. Maar laten we in ieder geval de zorg die hij in zijn cri de coeur tot uitdrukking brengt serieus nemen.

Koo van der Wal

emeritus hoogleraar Wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.