De auteur, Mark Elchardus, is emeritus hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit van Brussel en lid van de politieke evenknie in Vlaanderen. Zijn bijdrage Integratie moslims als graadmeter voor vluchtelingen begint met de logische redenering dat als we iets willen zeggen over hoe het integratieproces zal verlopen van de Syriërs, Afghanen, Irakezen en Eritreeërs, die in de afgelopen paar jaar een vluchtelingenstatus hebben gekregen, we er goed aan doen om te kijken hoe het hun land- en regiogenoten is vergaan die hier in de jaren negentig werden opgevangen.
Die vergelijking boort hij echter onmiddellijk de grond in omdat er nauwelijks studie naar gedaan zou zijn, met uitzondering van Dourleijn en Dagevos (2011) en het proefschrift van Bakker (2016). Belangrijker nog, die zouden zich vooral op hun sociaaleconomische positie richten (werk, onderwijs, sociale contacten) en leren ons niets over de volgens Elchardus veel belangrijker, zo niet cruciale, culturele dimensie.
Turken en Marokkanen als ijkpunt
Om toch in de toekomst te kunnen kijken, neemt Elchardus daarom de trends onder Turken en Marokkanen als ijkpunt. Weliswaar geen vluchtelingen, maar wel moslims. En ja, dan worden we niet blij, want – zo laat de studie Moslims in Nederland (2012) zien – die groepen hangen nog sterk aan religie, hebben vooral contacten binnen de eigen groep, en wat volgens Elchardus het belangrijkste is: ze zijn niet seculier en individualistisch. En dat levert spanningen op met wetgeving die moslims niet in overeenstemming achten met hun geloof.

Het grote belang dat aan geloof wordt gehecht, ook onder de tweede generatie, zou bovendien tot een groei van het fundamentalisme leiden. Hij volgt hier socioloog Ruud Koopmans, uit wiens onderzoek uit 2008 zou blijken dat bijna de helft van de Nederlandse moslims als fundamentalistisch beschouwd dient te worden. Die grote invloed van de islam leidt volgens Elchardus bovendien tot een wederzijdse vervreemding én wederzijds radicalisering.
Wat betekenen deze tendensen onder Turken en Marokkanen nu voor de huidige vluchtelingen uit moslimlanden vraagt de auteur zich af. Niet veel goeds, zo luidt zijn antwoord en hij somt vervolgens vier factoren op die hun integratie nóg moeizamer zal maken dan die van de voormalige gastarbeiders:
- de economie zit veel meer tegen dan in de jaren zestig en zeventig;
- vluchtelingen uit de jaren negentig hebben grote moeite op de arbeidsmarkt;
- de houding van Nederlanders in de jaren tachtig en negentig was minder negatief;
- de huidige vluchtelingen verschillen heel sterk van de meerderheid door hun religieuze overtuiging. In die landen wil immers een grote meerderheid de Sharia invoeren, vinden bijna alle mannen dat de vrouw hen te allen tijde moet gehoorzamen en zo meer.
Daar komt nog bij dat de steun in de landen van herkomst voor jihadisme veel groter is dan in Turkije en Marokko. Kortom, de kansen op een succesvolle integratie zijn gering en het is volgens Elchardus dan ook niet vreemd dat een aantal (Oost-) Europese landen geen moslimvluchtelingen wil opnemen. Zo ver moeten wij natuurlijk niet gaan, maar de auteur pleit wel voor een verplichtend inburgeringstraject waarbij de principes van de seculiere samenleving centraal dienen te staan en de participatieverklaring een logisch sluitstuk is.
Culturalistische benadering
Het probleem met deze culturalistische benadering is om te beginnen dat er nauwelijks naar de praktijk wordt gekeken. Doen we dat wel, dan verschijnt er een heel ander beeld. Bijvoorbeeld in het grootschalig onderzoek van de universiteit van Utrecht, onder leiding van de hoogleraar sociologie Frank van Tubergen.
Met zijn team volgde hij vanaf 2010 zo’n 5.000 Nederlandse scholieren, waaronder een representatief aantal met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. Inmiddels zijn die 20 jaar oud en wat blijkt? Geloof is voor hen minder belangrijk dan voor hun ouders. Ook brengen ze de islamitische regels en gebruiken minder in de praktijk. Van de meisjes wier moeder een hoofddoek draagt, doet ruim een derde dat zelf niet. En bijna een derde van de jongens gaat minder naar de moskee dan hun vader. Religie blijft voor velen belangrijk, maar het navolgen van religieuze voorschriften neemt af. Geloof wordt voor moslimjongeren meer en meer een privézaak en ze laten vooral de aspecten van het geloof die je publiek toont achterwege.
Kortom, de individualiserende weg die Nederlandse Protestanten en Katholieken ook hebben afgelegd. Waar Elchardus meent dat het land van aankomst (Nederland, Duitsland, etc.) nauwelijks invloed heeft op hoe moslimmigranten denken of zich gedragen, laat Van Tubergens onderzoek zien dat jongeren wel degelijk worden beïnvloed door het overwegend seculiere land waarin ze wonen (Trouw van 17 september 2016).
Verschillen tussen arbeidsmigranten en vluchtelingen
Een tweede belangrijke kanttekening bij Elchardus analyse is dat hij nauwelijks wijst op verschillen tussen arbeidsmigranten en vluchtelingen uit islamitische landen. Zo gaat de studie van Dourleijn en Dagevos uit 2011 naar vluchtelingengroepen uit de jaren negentig wel degelijk in op culturele aspecten, als religie, waarden en sociale netwerken.
En daaruit blijkt dat, met uitzondering van de meeste Somaliërs, vluchtelingen uit Irak, Iran en Afghanistan over het geheel genomen geen moeite hebben met de centrale waarden van de Nederlandse samenleving, zoals de rechtsstaat, verhouding tussen mannen en vrouwen en democratie. Ook identificeren zij zich overwegend met Nederland en hebben zij meer autochtone vrienden en kennissen dan Turken en Marokkanen.
Kijken we naar religieus gedrag, zoals uitgezocht door Maliepaard en Gijsberts in Moslim in Nederland 2012 (SCP, 2012), dan blijkt het seculariseringsproces bij hen sneller te verlopen, zoals de volgende tabel laat zien.

Sociaaleconomische integratie
Tot slot de sociaaleconomische integratie. Daar maakt Elchardus weinig woorden aan vuil: die is ronduit slecht. Maar ook dat is echter een voorbarige conclusie. Het duurde inderdaad lang voordat de vluchtelingen uit de jaren negentig werk vonden. De belangrijkste reden daarvoor is echter niet gelegen in hun religie of cultuur, maar in de bijzonder lange asielprocedures en de formele uitsluiting van de arbeidsmarkt, die voor sommigen wel 10 jaar heeft geduurd. Daarnaast waren er de handicaps van de taal en ontbrekende netwerken.
Met de jaren is de arbeidsparticipatie sterk gestegen en met name de afgelopen vijf jaar zien we een duidelijke versnelling. De gemiddelde arbeidsparticipatie ligt inmiddels rond de 55% (tegen 70% voor autochtonen), met ook hier weer de Somaliërs als negatieve uitzondering (Engbersen ea, Geen tijd te verliezen). Gezien het belabberde integratiebeleid na vijftien jaar bepaald geen slecht resultaat.
Bovendien doen hun kinderen het verrassend goed op school; die met een Iraanse achtergrond zelfs beter dan autochtonen. Verder zijn de vluchtelingen van toen ondervertegenwoordigd in de criminaliteit en hebben ze veel contacten met autochtonen. En dat is ook niet zo vreemd wanneer we bedenken dat het menselijk kapitaal (opleiding) van hun ouders gemiddeld genomen veel hoger was dan dat van de op laag- en ongeschooldheid geselecteerde gastarbeiders van weleer (Maliepaard en anderen Een kwestie van tijd?).
Zoals Henk van Houtum en ik in ons boek Voorbij Fort Europa hebben betoogd, heeft het dus wel degelijk zin om naar de uitkomsten van onderzoek over hun voorgangers uit de jaren negentig te kijken wanneer we iets zinnigs willen zeggen over de integratie van de huidige vluchtelingen uit islamitische landen.

Hoopvolle resultaten
Op grond van het beschikbare onderzoek luidt mijn conclusie heel anders dan die van Elchardus: resultaten uit het verleden zijn hoopvol en geven wel degelijk enige garanties voor de toekomst. Zeker gezien het feit dat statushouders nu veel sneller aan het werk kunnen, zijn de vooruitzichten van de huidige statushouders eerder beter dan slechter dan die van hun voorgangers uit de jaren negentig.
Deze korte beschouwing laat zien dat de voorspellende waarde van het menselijk kapitaal van de vluchtelingen veel groter is dan hun (sterk variërende) geloofsopvattingen en dat Elchardus’ eenzijdige preoccupatie met cultuur en Islam, dominant binnen de PvdA sinds Paul Scheffers ‘Multiculturele drama’ artikel van achttien jaar geleden, ons zicht uiteindelijk eerder vertroebelt dan verheldert.
Literatuur:
- Bakker, L. (2016). Seeking Sanctuary in the Netherlands. Opportunities and obstacles to refugee integration. Amsterdam, Universiteit van Amsterdam (proefschrift).
- Dourleijn, E., P. Muller, en anderen (2011). Vluchtelingengroepen in Nederland. Over de integratie van Afghaanse, Iraakse, Iraanse en Somalische migranten. Den Haag, SCP.
- Elchardus, M. (2017). Integratie Moslims als graadmeter voor vluchtelingen. Over de grens. De vluchtelingencrisis als reality test. M. Sie Dhian Ho, R. Cuperus and A. Pilon. Amsterdam, Van Gennep: 309-338.
- Engbersen, G., J. Dagevos en anderen (2015). Geen tijd verliezen: van opvang naar integratie van asielmigranten. Den Haag, WRR.
- Houtum, H. van en L. Lucassen (2016). Voorbij Fort Europa. Een nieuwe visie op migratie (Amsterdam 2016).
- Maliepaard, M. & M. Gijsberts (2012). Moslims in Nederland 2012. Den Haag, SCP.
- Maliepaard, M., B. Witkamp en anderen (2017). Een kwestie van tijd? De integratie van asielmigranten: een cohortonderzoek. Den Haag, WODC.
- Scheffer, P. (2000). “Het multiculturele drama.” NRC-Handelsblad, 29 januari 2000.
- Tillie, J. (2017). ‘Ruud Koopmans presenteert een onvolledige analyse van moslimradicalisme’. Republiek Allochtonië, 10 januari 2017.
Boekgegevens:
Monika Sie Dhian Ho, René Cuperus & Annelies Pilon (red.), OVER DE GRENS. De vluchtelingencrisis als reality test.
Uitgeverij van Gennep, Amsterdam, 2017.
ISBN 9789461644596, 416 bladzijden.
Een inkijkexemplaar is hier in te zien.
Dus het komt vanzelf allemaal wel goed?, net zoals ook ooit de katholieken en protestanten , na de invoering van de grondwet, sinds de jaren 1850 ook zo goed met elkaar overweg hebben leren gaan?
Waarom mengt Lucassen in dit artikel feiten en z’n eigen mening zo sterk. Dat vermindert de waarde ervan aanzienlijk.
Zeker als hij ook nog eens de hoofdvraag (is er onderzoek dat voorspellende waarde heeft voor toekomstige integratie) met wat kennelijk een hobby van hem is: commentaar geven op de worsteling van de PvdA.
Mijn conclusie: ik kan het veld van onderzoek niet overzien, ook niet na het lezen van dit artikel.
En ik weet niet of er (bij de PvdA kennelijk) “Fixatie op cultuur of religie bij statushouders is” en of die “onwenselijk” is.
Het lijkt me volledig terecht dat Lucassen de interne worsteling van de PvdA op het gebied van migratie en integratie betrekt in zijn analyse. Tenslotte is de hoofdvraag er één die door de PvdA zélf (p/a van de Wiardi Beckman Stichting) gesteld en met ‘nee’ beantwoord wordt. Lucassen reageert met deze analyse ook rechtstreeks op die hoofdvraag in de bundel ‘Over de grens; De vluchtelingencrisis als reality test’ uitgebracht door diezelfde WBS, niet op een algemene, a-politieke uitspraak.
Dat je het veld van onderzoek niet kunt overzien en niet weet of de PvdA zich fixeert op cultuur en religie en of dat wenselijk is of niet, zegt meer over hoe je leest dan dat het iets over Lucassen zegt, die zoals gebruikelijk met een prima onderbouwde analyse komt. Dat je zijn aangehaalde bronnen niet wilt lezen… tja.
“Lucassen … die zoals gebruikelijk met een prima onderbouwde analyse komt.”
Hij analyseert niet alleen de vraagstelling van het WBS artikel van Elchardus maar poneert ook de stelling dat de PvdA worstelt en gefixeerd is op cultuur en religie. Dat is geen analyseren. Dat zijn negatieve uitspraken met een denigrerende ondertoon.
Of zelfs met een boventoon als hij en passant stelt: “… maar wel moslims. En ja, dan worden seculieren als Elchardus niet blij …”; omdat ik toevallig ook een ‘seculier’ ben (betere term: atheïst), vind ik dat nogal kwetsend en heb niet zo’n zin meer alles van hem te volgen.
Kortom: hij kan best gelijk hebben en ik vermoed dat hij meer gelijk heeft dan Elchardus, maar voor mij moet hij toch een beetje anders schrijven.
Joop, die term is aangepast. Dus nu kun je weer alle bijbehorende info bestuderen en de gekozen stijlvorm aan de auteur in kwestie zelf laten.