Ik zal in het positieve de vraag beantwoorden. Ik ben moslim geworden omdat het geloof mij geroepen heeft. Het is als thuiskomen: alle regels voelen als moreel juist en natuurlijk. Ik bid, vast, geef aan het goede doel. Ik houd me niet op met mannen die mogelijk seksueel geïnteresseerd in me zouden zijn. Ik steun mijn man en mijn kind. Ik studeer. Dat thuiskomen levert overigens ook heel fijne mensen rondom mij op, die net als ik in het leven staan: het lijkt wel of we nóg meer genieten, of juister gezegd: in alle oprechtheid genieten van het leven. We hoeven niets hoog te houden, niet heel intelligent, heel mooi, heel rijk te zijn om gerespecteerd te worden. Als respect je natuurlijke aanleg is, krijg je dat, dankzij de trots die de islam je geeft, dubbel en dwars terug –er is gewoon geen steen meer tussen te krijgen –liefde is niet langer zwakheid, maar kracht.

Ook helpt het gebed en het vasten en de nederigheid die dat met zich meebrengt (anders houd je het niet vol) me een simpel leven te onderhouden in dit tegenwoordige woud van keuzes. Wat ik al aangaf: ik hoef niet én én én en heb dan nog het gevoel dat ik wat mis. Ik ben al vol van God, van diens Liefde, en daarmee ervaar ik een volkomen rust. In het Arabisch heet dit ‘sabr’, hetgeen je ook met geduld, of zelfs volharding kunt vertalen. Dit betekent geenszins dat ik niets meer nastreef, maar wel dat niet alles vanzelf, of tegelijkertijd gaat. Eén ding na het andere, en als God anders beslist, dan is dat maar zo.

Je zou je kunnen afvragen waarom je voor een gevoel van thuiskomen en het waarderen van het kleine überhaupt geloof nodig hebt. Daarin zit wel de crux: God staat voor onze ouders – zoals we hen zien, bepaalt onze visie van en op God. Hebben zij ons voorzien van zelfvertrouwen, zo zullen we wellicht minder richting het goddelijke ons heil zoeken – tenzij ze ons dat geleerd hebben. Hebben zij ons teveel in het duister gelaten, dan kan geloof voor licht zorgen. Hebben zij ons nauwelijks houvast geboden, dan kunnen geloofsregels voor ruggengraat zorgen.

Niet iedereen heeft die sterke hang naar God. Dat ligt aan de fundamenten waarop het leven gestoeld is, maar ook aan de situatie waarin dit leven zich bevindt: zijn we arm, eenzaam en afhankelijk, dan roepen we wellicht eerder om die ouder ofwel God, dan wanneer er geld is, we omringd zijn door geliefden die ons steunen en we toch al ons bedoelde pad bewandelen. In Auschwitz vonden sommigen het geloof, anderen verloren het er. Laten we hoe dan ook de ander niet simpelweg met een negatief afdoen: elk koekje is gebakken zoals het is.

Wel nog dit: juist in de islam vind ik vrouwen wier zelfvertrouwen onschendbaar is omdat het direct verbonden is met hun geloof. Ze dienen slechts Eén, en aan Hem dienen ze rekenschap af te leggen; aan niemand anders. Toch lopen ze met dat zelfvertrouwen niet te koop, want arrogantie is tegen het geloof – voor zowel mannen als vrouwen. Nee, ze zijn heel, en vanuit die heelheid hebben ze enorm veel te geven. Meer dan menig ongelovige, omdat die opgeslorpt wordt door het Waarheen, Waarvoor en de vele keuzes die deze wereld biedt. Ikzelf groei in deze rol, en ben me bewust van de voorbeeldpositie die ik hiermee geniet. Ik onderwerp me aan niets hardvochtigs: met mijn geloof sta ik pal voor de liefde in deze hardvochtige wereld… opdat ik liefde kan geven -niet slechts mijn weten, mijn geld of mijn opinie.

Bibi Maryam Amjar-Schobbers

Docente Engels

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.