Asielzoekers hebben bij aankomst in Nederland recht op opvang vanaf het moment dat ze asiel aanvragen totdat ze een verblijfsvergunning hebben of Nederland moeten verlaten. Het COA vangt hen op in opvangcentra, biedt basisvoorzieningen en begeleidt hen naar hun toekomst in Nederland of daarbuiten.
Terug naar het kamp
Als klassenassistent Nederlandse Taal bij VluchtelingenWerk Oost-Nederland was ik nieuwsgierig naar het voortraject van ‘onze’ leerlingen. Als mens nog veel meer. Ik had van deze en gene wat flarden van vluchtverhalen opgevangen, wat gehoord over de opvang hier in Nederland of elders, maar vooral het grote heimwee naar familie en vrienden leren kennen. Het leek me goed, nee: noodzakelijk, om zelf een AZC te bezoeken in plaats van uit tweede of derde hand geïnformeerd te worden. Arnhem biedt plaats aan zo’n 1.100 vluchtelingen. Er is een locatie een paar straten van mijn appartement verwijderd, dus een keuze was snel gemaakt. Ik vroeg een Syrische familie met me mee te gaan. De man bivakkeerde een paar maanden in de betreffende opvang – hij spreekt over ‘het kamp’ – voordat hij een huis toegewezen kreeg.
‘Het ging niet goed in Syrië. De situatie verergerde snel. Ik wist dat ik mijn gezin daar moest weghalen. Het werd te gevaarlijk. Mijn vrouw en ik besloten dat ik vooruit zou gaan. Zodra ik een veilig land bereikt had en mocht blijven, zou ik haar en onze drie kinderen over laten komen. Het is een hartverscheurende beslissing om geliefden achter te laten zonder te weten of je elkaar nog terugziet. De gedachte, dat je elkaar misschien nooit meer zal omarmen, kussen, liefhebben … Te erg voor woorden. Dat vreet aan je ziel. Maar ik moest gaan.’
Herinneringen
De zon scheen overvloedig die dag en ons gezelschap van zes werd vrolijk onthaald door de wereldmuziek van de Arnhemse band KonFusion. Caraïbische, Afrikaanse en Midden-Oosten klanken bespeelden de snaren van ons hart en ons lichaam. Deze muziek maakt blij en probeer dan maar een stil te staan! Het aantal bezoekers viel wat tegen, vond ik. Het was die zaterdag ook Burendag. Mijn Syrische vriend beaamde: ”Vorig jaar veel meer mensen.” Een voordeel is dan wel dat er meer ruimte is om de informatie van de kraampjes goed te lezen en de mensen wat uitgebreider te spreken. De vrouw en het zoontje van zes van mijn Syrische vriend keken hun man en vader vragend aan: ‘Waar was jouw kamer?’ De man wees naar de bovenste etage: ‘Dát raam, een slaapkamer voor mij en nog drie vrienden.’We boekten een rondleiding om 14.00 uur. Een jonge bewoner van het AZC liep naar de KonFusion microfoon en zette een Arabisch lied in. De band jamde mee. Het publiek luisterde. Mijn Syrische vriendin verstilde en de tranen liepen over haar wangen. Ik wilde het moment niet verstoren, zweeg en legde een arm om haar schouders. We luisterden samen naar het verhaal van de jonge man: zij naar de woorden, ik naar de emotie die het om me heen opriep. “Over de oorlog, familie, vrienden, ons land… “ “Heimwee?” “Ja, veel verdriet. Is moeilijk.”
“Toen mijn man op de vlucht was, heb ik doodsangsten uitgestaan. We vonden het veiliger een tijd geen contact te hebben. We spraken af, dat hij ons zou laten weten waar hij zat, zodra dat veilig was. En toen werden de bombardementen thuis heftiger. Je kon nauwelijks meer naar buiten: de straten van Aleppo waren slachtvelden. Het terrein van soldaten van Assad, rebellen, IS strijders,, Russen en wie weet nog meer. We moesten soms wel vier dagen binnenblijven met nauwelijks te eten of te drinken. Mijn oudste dochter van zestien wilde naar school. Dat verbood ik haar, omdat het op straat te gevaarlijk was. Samen met een paar vriendinnen besloot ze toch te gaan. Ze wilden niet wijken voor oorlog en geweld. Buiten werden de meisjes beschoten. Alleen mijn dochter overleefde het. Met een kogel in haar long.”
Rondleiding
Een vrolijke vrouw rende naar ons toe: “Kom genieten van ons heerlijk Iraanse voedsel. Ik nodig u uit.” en in dezelfde zucht: “Bent u hier voor het eerst?” Ik vertelde haar over de Syrische man, het even terug in ‘het kamp’ zijn, de ambivalente gevoelens die dat bij hem opriep. Het delen van zijn ervaringen met zijn vrouw en zoontje. Ik vertel haar over de lange tijd dat ze gescheiden waren. Over dood en verderf. Over onze mooie vriendschap. De vrouw was erg ontroerd en kneep even in mijn arm: “Kom, nu lekker genieten samen. Van de mensen. Van ons eten. Verhalen en voedsel delen, dat is zo belangrijk!” We haalden consumptiebonnen en genoten van de rijst, köfta, salade, wraps met humush en ander lekkers. Een van de medewerkers die rondleidingen verzorgde, riep ons. We liepen het gebouw in en werden van ruimte naar ruimte geleid: de intake/receptie, kantine, leslokalen, ontspanningsruimte, kinderopvang en kinderklasjes en tenslotte naar de slaap/woonkamers. Ik schrok toch wel van de beperkte ruimte en trachtte me voor te stellen hoe het was om hier dag-in-dag-uit met vier volwassen mensen te moeten bivakkeren. Ook al is het maar tijdelijk. Maar, ben je niet overal tevreden mee, als je aan oorlog en wanhoop ontsnapt bent? Als het maar veilig is? Als er maar hoop daagt, hoe flinterdun ook? Een van de COA-begeleiders herkende mijn Syrische vriend en dat deed hem goed.
“Met een groep mannen zijn we uit Syrië gevlucht. Een angstige tijd. Je kon niemand vertrouwen, maar je moest wel. Er waren twee situaties, waarbij de dood me diep in de ogen keek: toen we in handen van IS-strijders vielen en toen we van Turkije naar Griekenland moesten zwemmen, omdat ons gammel bootje zonk.” Zijn ogen dwalen af naar herinneringen, die ik me niet eens kan voorstellen.“De IS-mensen zetten ons Koerden apart en behandelden ons erg slecht. Gelukkig wisten we te ontkomen. Vanaf de Turkse kust moesten we vijf uur zwemmen om Griekenland te bereiken. Mijn beste vriend is daarbij verdronken. Ik zag het gebeuren, maar kon niets doen. Ik moest in leven blijven voor mijn gezin. Ik heb veel geluk gehad.”
Lotsverbondenheid
Na de rondleiding liepen we nog een keer over het terrein en besloten te gaan. Het was genoeg geweest. Behalve de leuke attracties voor de kinderen, de mooie muziek en het heerlijke eten, zijn het de gesprekken, de verhalen over onmogelijke tochten, overleven en doorgaan ondanks diep verdriet en groot gemis, die de meeste indruk hebben gemaakt. Het vertellen van die verhalen aan vreemden, aan ons Nederlanders, is een groots gebaar van vertrouwen en hoop. Is een ‘Ik wil jou vertrouwen, dus leg ik mijn verhaal en mijn lot in jouw handen’. Ik kan niet anders dan ontroerd raken en even terugdeinzen, want het is nogal wat! Andermans leven in handen gelegd krijgen. We kunnen deze van huis en haard verdreven of hun land ontvluchtte mensen niet negeren. Of hun lot overlaten aan de Middellandse Zee, mensensmokkelaars, onverschillige politici of egocentrische nationalisten. Lotsverbondenheid is de grond die ons draagt, is de realiteit waarin wij samen leven en vormt uiteindelijk de kracht van ons bestaan. Want wie redt het altijd alleen?
“Toen mijn oudste dochter gewond geraakt was, hebben buren haar naar het ziekenhuis gebracht. Er waren te weinig dokters en we moesten wachten. Het leven sijpelde weg uit mijn kind. Toen verplegend personeel mij ook nog vertelde dat er geen bloed beschikbaar was, ben ik de straat opgerend en heb uitgeschreeuwd: “Mijn kind sterft. Ze heeft bloed nodig. Wie helpt haar? Ze gaat dood …” Er kwam bloed. Mijn kind werd geholpen. Er waren helpende handen. Ik heb mijn man niets verteld, toen hij belde en vroeg hoe het met ons ging. Ik wilde hem niet nog meer stress bezorgen. We hebben het gered, dat is het belangrijkste. We zijn veilig in Nederland. Veel lieve mensen helpen ons. Mijn dochter is opgeknapt, maar kon niet in Nederland leven. Ze wilde terug naar Syrië, maar dat was onmogelijk. We hebben haar naar mijn moeder in Libanon laten gaan. Mijn moeder leeft daar ook als vluchteling. Ik mis mijn dochter vreselijk, maar weet dat dit nu de beste oplossing is. We hopen ooit met zijn allen terug te keren naar Aleppo.” Haar zoontje van zes roept, terwijl hij op een springkussen speelt: “Nee, nee, niet terug. Ik ben bang. Geen bommen. Geen oorlog meer!”
Het vluchten gaat door
Geen bommen. Geen oorlog meer. Ik sluit me van harte aan bij deze woorden van een kleine jongen, die te veel gezien en meegemaakt heeft. Stop het geweld en verander ‘de hel van Aleppo’ in een plek van rust en ruimte, van vredige diversiteit. Natuurlijk weet ik ook, dat dit artikel schrijven de ellende daar en elders niet stopt. Maar niets doen, dat is echt geen optie meer. ‘Hello world we are still alive. Wake up this morning alive. – Fatemah #Aleppo’. Dit kleine bericht van de 7-jarige Bana al-Abed gaat vandaag de wereld over. De rillingen lopen over mijn rug en ik moet direct aan het zoontje van mijn Syrische vrienden denken. Wat gaat er in zijn koppie om? Hij mist zijn grote zus, oma en vriendjes verschrikkelijk, maar heeft de veerkracht van een kind om ook te genieten van alle moois in zijn nieuwe land. Zijn ouders ook, maar bij hen heeft de stress al tot allerlei fysieke klachten geleid. Dit is de realiteit van de vluchteling, de asielzoeker, de ontheemde mens. Want dat vluchten gaat door, nog altijd.
‘Al zou de wereld vol met doornen groeien, een liefdevol hart blijft altijd een hof waar rozen bloeien’ (Rumi).
Laten we als mensheid toch alstublieft allemaal met een liefdevol hart de medemens tegemoet treden!
Marianne, wat een inmens prachtig geschreven verslag van je bezoek aan het AZC..
Indrukwekkend en empathisch!
Prachtig artikel Marianne. Ik kende dit dramatische verhaal van Bozan en Fatima niet.
Groet
Jacques
Ps: Pascal stuurde mij het artikel
Marianne op haar best met empathie voor de medemens.
Dit bericht ga ik doorzenden aan kennissen.