We leven in een tijd waarin we denken dat de dood het ergste is dat ons als mens kan overkomen, volgens de Franse filosoof Alain Badiou. En de glossy lijkt hem in die analyse gelijk te geven. De dood wordt in het blad ook neergezet als het laatste, als het ultieme. Alsof je leeft, zolang je nog niet dood bent. Maar volgens Badiou is dat een vals beeld. De moed vatten om bij de dood stil te staan, wijst ons nog niet automatisch op het wáre leven. Ruud de Wild schrijft het in een terloopse zin in de glossy ook: “Ik raakte mezelf zo kwijt dat ik me begon af te vragen of ik zelf misschien ook dood was.” Leven kan dus ook dood(s) zijn. En dood leven. Dat heeft niks met begrafenissen van doen. Dirk de Wachter zegt het in zijn bijdrage in de glossy nog anders. Sinds zijn ervaring waarbij hij dacht te moeten gaan sterven, leeft hij in een soort reservetijd. Zijn leven is sindsdien een gave geworden. De doodservaring heeft hem leven gebracht. Er staan mooie dingen in de glossy.
Cynisch als ik ben had ik het plan opgevat om te bekijken welke overvloed aan adverteerders er gevonden waren om de publicatie van deze glossy mogelijk te maken. Reclames geven immers een beeld van het maatschappelijk draagvlak van dit thema. Wie is er zeg maar wél blij met de dood als thema? Zo was ik dus verbaasd toen ik op 128 pagina’s maar zes advertenties ontdekte die nog mooi zijn ook. Een prachtige reclame waar twee schoenpunten uit een kist steken, met de slogan: Lekker draagbaar. Op pagina 17 een advertentie voor het boek dat ook op mij grote indruk maakte: Mijn heldere afgrond van Christian Wiman. Een eind verder op pagina 82 een passend boek van o.a. de innemende rouwspecialist Marinus van den Berg. Het duurde tot bladzijde 101 en 102 voordat ik de twee advertenties tegenkwam waarvan ik dacht dat het blad er vol mee zou staan: ‘Omdat een mens eerder wordt herinnerd om wat hij geeft, niet om wat hij krijgt’. Ja hoor, zeven stichtingen die oproepen om ze op te nemen in je nalatenschap. Op 109 een advertentie voor de nieuwe voorstelling van Wim Helsen. ‘Verzoen uzelf met het leven door met de dood te lachen.’ Helsen verzorgt ook de column achterin het blad. En dan helemaal achterop, natuurlijk de bloemen: Fleurop. ‘Omdat het de laatste keer is dat je het kunt zeggen.’ Ik associeer ‘pleurop’, maar dat klinkt hier veel negatiever dan ik het bedoel.
Dood – de laatste glossy staat niet bol van reclame van uitvaartondernemers en dat is knap. Sterker nog: bespaarkoningin Marieke Henselmans adviseert op pagina 99 om je bij een uitvaart niet te laten kisten door commercie. Ze adviseert om je uitvaart voor een bepaald bedrag te verzekeren en niet een verzekering te nemen die je automatisch ook koppelt aan een bepaalde uitvaartondernemer. Met zo’n bedrag ben je vrij je eigen uitvaartondernemer te kiezen. Kies dan vervolgens voor de eenpitters in de uitvaartbranche, die het moeten hebben van tevreden klanten. Hier zullen de grote spelers in de uitvaartbranche niet blij mee zijn. Veel dominees juist weer wel, die betere ervaringen hebben met kleine plaatselijke uitvaartondernemers.
De omkering die collega Ruben van Zwieten in zijn bijdrage voorstelt is de enige die in de buurt komt van een fundamenteel ándere visie op dood en leven dan eigenlijk in de rest van de glossy ter sprake komt. Daar blijft het toch bij interessante en fascinerende schemaatjes en statistiekjes of indringende verhalen over hoe mensen met ziekte, dood en uitvaart omgaan in alle verscheidenheid. Maar Van Zwieten komt echt met een ánder verhaal dat hij verbindt met het ritueel van de doop: Niet naar het leven kijken als een onvermijdelijke gang naar de onbekende dood, maar juist midden in ons eigen leven de beproeving aandurven om je doodsangst te ondergaan en af te wassen, zodat je zelfs midden in tegenslag en moeilijkheden kunt opstaan in het volle en vrije leven. Dat is uiteindelijk een verhaal waar je hier en nu iets aan hebt. Toch goed.