In zijn boek legt De Lange een link tussen de alsmaar populairder wordende pelgrimages en hedendaagse uitingen van geloof. Voor De Lange heeft geloof al lang niet meer te maken met geloof in God en al helemaal niet meer met het geloof in de ‘theïstische’ God: de gereformeerde God waarmee De Lange opgroeide, die in een bovennatuurlijke werkelijkheid woont en vandaar de wereld bestuurt, oordelend en veroordelend, en af en toe ook nog eens ingrijpt. Maar niet alleen De Lange heeft afscheid van die God genomen, hij stelt dat ook veel moderne gelovigen dat gedaan hebben. Dat betekent niet dat geloof verdwijnt, dat anarchie en goddeloosheid de overhand krijgen. Nee, geloof verdwijnt niet, maar verandert – dit zal ongetwijfeld bekend in de oren klinken voor wie Nieuw Wij vaker bezoekt.
De Lange beschrijft geloof als ‘iets [dat] maakt dat we de ene voet voor de andere willen blijven zetten’ (22). Het is datgene wat mensen vooruit drijft of lokt. Mensen geloven niet meer in het dualistische twee-werelden-model van het theïsme, waar de zin van alles van buitenaf wordt toegevoegd, als zout aan een gerecht. Nee, voor moderne pelgrims, moderne gelovigen dus, ligt het doel van dit leven in dit leven zelf. Mensen kijken dus voor hun heil niet meer met hoopvolle ogen omhoog, maar kijken vooruit, naar de weg die voor hen ligt en die aan hen trekt. Want dat hebben gelovigen wel: ‘wie gelooft, heeft iets van overstijgend, waarachtig leven ervaren en geeft zich aan die ervaring gewonnen’ (23). Dat is een mystieke component, die ervaring van ‘volheid’, maar het is voor De Lange niet nodig dat mensen die ervaring met ‘God’ verbinden.
Als een gereformeerde Marie Kondo heeft De Lange heel veel theologische ballast naar de kringloopwinkel gebracht.
Als een gereformeerde Marie Kondo heeft De Lange heel veel theologische ballast naar de kringloopwinkel gebracht, en bedrijft hij wat hijzelf noemt een minimal theology, die zich hooguit nog concentreert ‘op de vraag wat mensen ’s ochtends drijft om uit bed te stappen, wat hen op de been houdt, en wat hen doet verlangen naar de dag van morgen. Theologie als bewegingsleer’ (25). En net zoals Marie Kondo niet alleen fysiek rust en ruimte om te leven schept, maar ook lucht en leegte creëert in je bovenkamer, zo komt ook De Lange tot een heilzame, mystiek geïnspireerde maar down-to-earth theologie die inclusief is en de kloof tussen geloof en ongeloof weet te overbruggen.
Ofschoon het boek van De Lange slechts 140 pagina’s heeft (en daarna nog zo’n 20 pagina’s eindnoten), is het een rijk boek, dat gaat over moderne vormen van geloof waarvoor de moderne pelgrim het paradigma is. Geloof gaat niet in eerste instantie over denken, maar over doen, over hoe je je leven invult en vormgeeft. Hij beschrijft de ervaring dat we voortdurend bezig zijn grenzen te overschrijden, we leven ‘labyrintisch’. Hij beschrijft het feit dat we onze identiteit kwijt zijn, en de discrepantie die het liberale mensbeeld (waarbinnen wij ons leven vormgeven als een project) oplevert met ons moderne zelf-loze levensgevoel. Hij beschrijft de spanningen en gevaren van gastvrijheid en de ontmoeting met de vreemdeling. En hij beschrijft geloof in het Leven als de nieuwe religie, waarbij hij bovendien Derrida’s idee van messianisme als wenkend en hoopgevend perspectief beschrijft. Dit klinkt wellicht als een ‘moeilijk boek’, maar De Lange laat vrijwel alle jargon vallen en schrijft boeiend en kristalhelder.
Augustinus, Bonhoeffer, Etty Hillesum, maar ook Derrida, John Bunyan, Jean-Christophe Rufin en Herman Vuijsje zijn De Langes reisgenoten. Ofschoon het inderdaad een minimal theology is in de uitwerking en verwoording, blijkt uit de eindnoten wel degelijk dat er veel noeste denkarbeid achter schuilgaat. En ofschoon het door een theoloog is geschreven, is het een boek dat ook veel ongelovigen met belangstelling voor zingeving zal aanspreken en wellicht zelfs inspireren.
De Lange heeft pelgrimage gekozen om te laten zien hoe mensen zin beleven. Pelgrimeren betekent voor De Lange ‘je leren overgeven aan het Leven dat ons meer nabij is dan wijzelf zijn en tegelijk grootser is dan wij ooit kunnen omvatten’ (125). Het hele boek zit vol voorbeelden waaruit blijkt dat pelgrimeren een behoorlijk ingrijpend gebeuren is, het is fysiek en mentaal behoorlijk uitdagend, maar die inspanning werkt louterend. Zoals gezegd, geloven is een vorm van beleven geworden, iets dat je eerst doet met je lichaam en waar je pas later over gaat nadenken. Veel van wat De Lange over het geloof van moderne pelgrims zegt, vind je dan ook terug in andere evenementen, zoals in de belangstelling voor The Passion maar ook in veel andere zaken waarin het lichamelijk ervaren van de volheid van het Leven centraal staat – en dus ook bij de Nijmeegse Vierdaagse.
Het punt van De Lange is: geloof hoeft niet meer over God te gaan. Het gaat in eerste instantie over het Leven, over ervaringen van volheid, van heilzame onrust die ervoor zorgt dat iemand de ene voet voor de ander zet, het gaat over hoe iemand zijn leven invult en waaraan iemand zin ontleent. Bovendien is het geen louter individuele invulling, want het is ‘een zaak van gedeelde ervaringen, collectieve processen en sociale praktijken’ (117). Voor veel mensen is deelname aan de Vierdaagse precies zo’n invulling: door te lopen en door af te zien, alleen én met elkaar, voel je pas echt dat je leeft. De Vierdaagse heeft geen religieuze oorsprong, zoals pelgrimages die wel hebben. Maar door De Langes boek ben ik de Vierdaagse wel een beetje als een pelgrimage gaan zien. Wie De Langes boek leest, begrijpt wellicht waarom.
Dit is de derde bespreking van hetzelfde boek.
Taede zegt hoopvol dat het wellicht ook “ongelovigen met belangstelling voor zingeving zal aanspreken”. Maar ik moet hem teleurstellen.
Misschien schrijven atheisten niet van die overbodige boeken maar de redactie van NW niet eens een vrolijk atheistisch boek aan de orde stellen? Bv van Stephen Batchelor?
Ik liep vorig jaar de laatste 200 meter van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela (die eigenlijk begint in Sint Jacobiparochie, Friesland, dus 2000 km te voet, dat is 3 maanden afzien en zwoegen. helaas, het zijn tegenwoordig helemaal geen gelovigen meer, maar de wat oudere mens die met zichzelf in de knoop zit, ze doen de hele tocht ook niet, maar bijv. 100 of 200 km door de cantabrische bergen, eerst vliegen, dan nog wat lopen. Het eindigt in de kathedraal, met een (ruggelingse) abrazo van het beeld van de heilige Jacobus, de apostel, die hier ooit was op zijn tocht naar het eind van de wereld (Finister). Wat ik daar wel leerde, hoe religie en pelgrimstocht een eigentijdse vorm kunnen gaan aannemen.