De vrouw, zelf gereformeerd opgevoed, voelde zich in toenemende mate niet op haar plaats. Meestal zijn het katholieken die zich bezwaard voelen door de nadruk op schuld, zonde en hel. Ze ging al verschillende jaren niet meer naar de kerk. Ze vond dat de verschillende christelijke en niet-christelijke groeperingen meer respect moesten hebben voor elkaar. Een van de redenen waarom ze hier heel stevig over was bleek te zijn dat ze bezig was een kind te adopteren, omdat ze zelf geen kinderen kon krijgen.
Aan het adopteren worden hoge eisen gesteld. Dit is mede omdat bijna al die kinderen ‘een rugzakje’ hebben, anders gezegd: het kind heeft problemen, fysieke of psychische of beide. Soms hebben ze ‘geen grond’, ontbreekt het basisvertrouwen in andere mensen, in zichzelf, in deze wereld, iets wat niet meer in te halen is.
Sommige landen die toestemming geven kinderen van hun land te laten adopteren, eisen dat deze kinderen opgevoed worden in de godsdienstige traditie die in dat land overheerst. Zo was voor deze jonge vrouw en haar man het adopteren van een kind uit de Filipijnen onmogelijk, omdat dit land eist dat het kind katholiek wordt opgevoed. Haar klacht dat er te weinig respect was voor het geloven van anderen kreeg hier een concrete context.
Mij schoot een kleine gebeurtenis te binnen. Ik was bij de installatie van een nieuwe presbyteriaanse studentenpastor in Dublin. Zij moest daarbij de geloofsbelijdenis bevestigen. Mijn vriend en gastheer boog zich naar mij toe en fluisterde mij toe: ‘Daarin staat dat de paus een hoer is’. We moesten beiden lachen: de idee dat deze sympathieke vrouw zoiets van harte bevestigde was om te lachen. De geloofsbelijdenis was een farce geworden.
Vorige week gaf José Casanova, hoogleraar sociologie aan de Georgetown universiteit (bij Washington) in De Nieuwe Liefde in Amsterdam een lezing over de vraag hoe samen te leven met leden van andere godsdiensten, en nog meer – met het gegeven dat men bij meer dan één godsdienst behoort.
De lezing is tamelijk ingewikkeld, omdat iedere deelnemer geplaatst wordt in de eigen context. Voorafgaand aan de lezing was er in de middag een ‘ontmoeting van experts’. Er waren ongeveer veertig zogenaamde experts, die naar aanleiding van opmerkingen van Casanova met hem en met elkaar in discussie gingen.
Casanova betoogde dat vooral wereldlijke overheden streefden naar meer eenheid in de kerk. Deze was dan gemakkelijker te hanteren en op die manier kon men ook beter greep houden op de staat en de samenleving.
De eerste die dit in de context van het christendom als beleidslijn ontwikkelde was keizer Constantijn, die in 325 het concilie van Nicea bijeenriep. Inhoudelijk ging de discussie over de plaats van Jezus ten opzichte van God: was Jezus wezenlijk hetzelfde als God (orthodox) of lager dan God (Ariaans)?
De ‘orthodoxen’ wonnen. Constantijn werd zeer bewonderd en toegejuicht, vooral ook door bisschop Eusebius in zijn Leven van Constantijn, die overigens een heiden bleef tot zijn sterfbed: hij liet zich toen dopen als een Ariaan. Tegenwoordig wordt hij als een politieke misdadiger gezien.
Door een geloofsbelijdenis te eisen werden gelovige mensen meer en meer vastgelegd. Dat was een proces van eeuwen. Velen eeuwen lang bleven mensen meer open voor anderen en hun geloofsovertuiging. Misschien moet men zeggen dat de protestante geloofsbelijdenissen ouder zijn dan de katholieke, en dat Polen veel langer een open christendom behield dan de andere Europese staten.
Het maken van het christelijk geloof tot een constitutie heeft weinig goeds gebracht. We moeten proberen weer op zoek te gaan naar een meer open houding wat geloven betreft en meer veeltalig worden dan wij tegenwoordig gewend zijn.
Bovenstaande tekst werd eerder geplaatst op de blog Meerdanikzelf.nl van André Lascaris.