Voor het eerst in mijn leven voel ik een lichte weerzin bij de gedachte dat ik de trein moet nemen. Normaal gesproken vermijd ik de drukte in de trein. Hoe rustiger, hoe fijner ik dat vind. De kans om in gestolen half uurtjes heerlijk op te gaan in een boek terwijl het landschap aan je voorbij raast. Maar nu wil ik liever dat het lekker druk is. Voelt het treincoupé niet meer helemaal als ook van mij.
Een paar weken geleden zat ik in een rustige coupé in een boek en werd lastig gevallen door een man in de trein van Amsterdam naar Breda. Toen ik schreeuwde en weg wilde lopen, liet hij mij eerst niet passeren. Gelukkig schoot een vrouw mij te hulp. Ze schreeuwde dat hij mij erlangs moest laten. En dat deed hij toen ook.
Later deed ik een melding van het nare voorval bij de conducteurs en via twitter bij NS Online. Toen bleek dat de dappere vrouw die me had geholpen het ook al had gemeld. Zijn signalement werd verspreid. Hij bleek dit vaker te doen. Wat er daarna is gebeurd weet ik niet. Ik stapte de trein uit en liep na een nagesprek met de conducteurs de stationshal uit.
Toeval bestaat niet. De dag dat ik dit meemaakte, werd in Rotterdam vlak bij het centraal station de nieuwe buitenexpositie over seksuele straatintimidatie geopend door wethouder Karremans. In deze expositie staan omstanders centraal. Met foto’s en persoonlijke verhalen wordt iedereen gevraagd om, als je hier getuige van bent, hier iets aan te doen. Of je nu het slachtoffer helpt, de pleger aanspreekt of anderen om hulp vraagt.
De vrouw uit de trein zou een prachtige aanvulling zijn op deze tentoonstelling. Ik heb haar die dag niet meer kunnen bedanken. Haar blik kan ik me zo weer voor de geest halen: open, vol empathie, geen enkel oordeel. Er was een gedeelde verontwaardiging en ontzetting, dit is fout, dit had niet moeten gebeuren. De reactie van deze vrouw, een omstander, maakte voor mij al het verschil. Ook de conducteurs en NS online reageerden fijn, betrokken en alert. Al met al was het relatief snel voorbij. De weerzin die ik voel bij de trein, zal met de tijd voorbij trekken.
Helaas zijn er ook andere verhalen. “Vrouw (19 jaar) veertig minuten lang aangerand in trein” (NOS, 24 mei 2022)”, luidde de kop van een schokkend bericht eind mei van dit jaar. “Nadat de vrouw op Amsterdam Centraal in de trein was gestapt, kwam de man volgens de politie meteen tegen haar aan zitten in een verder lege coupé. De hele rit naar Alkmaar kon zij geen alarm slaan, aldus de politie.” Verderop in dit bericht volgt een aanbeveling: “De politie raadt mensen aan om het nummer 06-13181318 op te slaan in hun telefoon.” Dat is een speciaal WhatsApp-nummer van NS waar reizigers die zich onveilig voelen of overlast ervaren een melding kunnen doen.
Op dit speciale whatsapp nummer wees ook het NS-personeel mij die bewuste middag. Dat ik dit vooral goed moest opslaan. Voordat ik uitstapte, dacht ik daarover na en besefte pas later waarom ik dit vreemd vond. Waarom leer ik dit nummer na afloop pas kennen? Waarom staat dit nummer niet duidelijk vindbaar en prominent zichtbaar in de trein? Waarom is het niet veel meer algemeen bekend? Het klopt niet dat je dit pas ontdekt als je hier toevallig mee te maken hebt.
In 2016 schreef ik een opinie voor de Volkskrant met de titel ‘Publieke ruimte is ook eigendom van de vrouw,’ wat later is omgewerkt tot een hoofdstuk voor een feministisch boek. Het gaat erover hoezeer je vrouw-zijn gevolgen heeft voor je ervaring op straat, vooral in de nacht. Als vrouw neem je dagelijks besluiten die alles te maken hebben met de (on)vrijheid van de publieke ruimte. Hoe je je kleed met de ‘straatbarometer’ in gedachten. Pas je je aan of niet?
Een recensent (mannelijk en wit) vond mijn pleidooi voor gelijkwaardigheid in de publieke ruimte vreselijk overdreven en kon zich er niets bij voorstellen. Op twitter kreeg ik de reactie: “Gelukkig kan mevrouw Singh in Parijs, Rotterdam of Brussel nog altijd immens veel veiliger over straat dan in bijvoorbeeld Cairo, Delhi of Tripoli.” Met andere woorden: zeur niet, stel je niet aan.
Het #Metoo debat was toen nog niet losgebarsten. De wereld is sindsdien echt veranderd, vrouwen die zich massaal durfden uit te spreken hebben zoveel in beweging gezet. De problematiek van grensoverschrijdend gedrag is veel meer zichtbaar geworden, veel moeilijker om te negeren. Weinig mensen die nu nog recht in je gezicht zullen zeggen dat je het verzint of overdrijft.
Het is zo vreselijk basaal: de publiek ruimte, dus ook het openbaar vervoer, is van ons allemaal. Dit moet veilig zijn voor een ieder. Willen we als samenleving uitdragen dat we dit belangrijk vinden, dan moeten we dat heel zichtbaar doen. Dit met verve en een vurige noodzaak uitdragen.
Waarom duurde het eigenlijk zo lang voordat ik in de lange trein van Amsterdam naar Breda een conducteur vond? Een veilige trein kenmerkt zich door duidelijk zichtbare punten waar je een melding kan doen of hulp kan zoeken. In de tussenruimtes van de trein waar je in en uitstapt, staat een duidelijk zichtbaar groen bord met opvallende symbolen en kleuren voor ‘ongeval of brand’. Waarom wordt het noodnummer voor onveiligheid of overlast niet op z’n minst ook zo zichtbaar vermeld in de trein? Dat het maar duidelijk is hoe je snel hulp kunt zoeken. In moderne treinen met elektronische schermen zie ik het noodnummer, nu ik erop let, gelukkig steeds vaker verschijnen. Maar waarom niet simpelweg tonen in alle treincoupés? Waarom lijkt ‘ongewenst grensoverschrijdend gedrag’ minder belangrijk dan ‘ongeval of brand’?
Investeren in maatregelen als de zichtbaarheid van dit hulpnummer, het aantal conducteurs, geeft aan hoe serieus we dit nemen als samenleving. Dat we het zien, horen, erkennen en hiernaar handelen. Dat we grensoverschrijdend gedrag niet tolereren. Of dat nu de straat, in de tram of in de trein is.
Gelukkig zijn er omstanders die dit allang hebben begrepen. De omstanders die dagelijks de moed hebben om op deze manier het verschil te maken. De alledaagse helden van de publieke ruimte met een onzichtbare cape om.
Een kortere versie van dit artikel stond onlangs in het Algemeen Dagblad.