“Corona is gewoon een griep, wat gebeurt hier?” Dat denk ik, terwijl ik begin maart 2020 door een uitgestorven Schiphol loop. Ik kom net thuis van een vakantie en val midden in de eerste lockdown. Ik ben sceptisch. De harde maatregelen lijken mij vooral het gevolg van sensatie-zoekende media en een bevolking die en masse in de stress schiet. De schade die de maatregelen veroorzaken, vind ik vele malen erger. Ik moet denken aan ondernemers die hun levenswerk in rook zien opgaan. Aan huidhonger, aan kwetsbare jongeren en aan ouderen die alleen sterven. Jarenlang is er niet geïnvesteerd in goede zorg en opeens moet alles en iedereen ervoor wijken. De hypocrisie irriteert me.
Strijdbaar meng ik me in discussies over mondkapjes en de anderhalvemetersamenleving, en vrijwel direct loop ik tegen een muur van onbegrip. Voor veel mensen in mijn omgeving staat gezondheid boven alles en moet vrijheid even wijken. Ik snap er niets van.
De lockdowns maken mijn gesprekspartners schaars, waardoor andere mensen steeds meer op mij overkomen als één grote schreeuwende massa die handelt vanuit een allesoverheersend onderbuikgevoel. Wanneer er door heel Nederland rellen uitbreken, merk ik tot mijn schaamte dat ik sympathie voel voor de relschoppers, want ik voel hun frustratie over het niet gehoord worden en het opgeofferd worden voor anderen.
Etty Hillesum
Als ik op een avond mijn vader bel, stik ik bijna in mijn eigen frustratie. “Ik ben zó boos,” vertel ik hem. “Er gaat zoveel mis en mensen staan erbij en kijken ernaar. Mijn vader, predikant en groot fan van Joodse filosofen, hoort me aan en zegt dat ik Het Verstoorde Leven van Etty Hillesum maar eens moet lezen. Ik voel me niet helemaal begrepen, maar als ik ophang, besluit ik dat ik toch niet bitterder kan worden dan ik al ben. Nog diezelfde avond bestel ik Het Verstoorde Leven.
In haar wereldberoemde dagboeken en brieven schrijft de Joodse Etty Hillesum over haar leven in Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze is student Slavische talen en heeft een hevige verliefdheid voor een psychoanalyticus; een Joodse man die gevlucht is uit Nazi-Duitsland. Deze Julius Spier helpt Etty met haar soms stormachtige gemoedstoestand. Niet alleen door te praten, maar vooral door de fysieke strijd met haar aan te gaan: ze vechten in zijn werkkamer tot Etty de “rottigheid” in haar ziel heeft uitgeroeid. Een onconventionele therapievorm, die voor Etty een ware transformatie in gang zet.
In haar dagelijks leven is Etty studente en lerares, maar boven alles probeert ze het leven te doorgronden door te schrijven en werken te lezen van onder andere Tolstoj, Dostojevski en Duitse dichter Rilke. Ze ontwikkelt een groots literair talent, waarmee ze de wereld om haar heen een plaats geeft. Beïnvloed door Rilke komt ze steeds meer tot de conclusie dat die wereld vooral gevormd wordt door mensen zelf en er geen zelfstandige, objectieve waarheid is. ‘De wereld zit alleen in ons’, schreef Rilke al en Etty was het hier hartstochtelijk mee eens. Het verklaart haar ogenschijnlijke kalme reactie op de situatie, die er voor haar als Joodse vrouw niet goed uitzag. Sterker nog, uit haar dagboeken en brieven blijkt dat ze heel goed wist dat de Nazi’s uit waren op de totale vernietiging van haar volk en dat haar ondergang onvermijdelijk was.
Etty besluit om niet te vervallen in wanhoop en woede. In plaats van de vijand te haten, zich te verzetten of te vluchten, kiest ze ervoor het onvermijdelijke te doorleven en gaat ze op zoek naar de donkere plekken in zichzelf. Ze schrijft hierover de volgende zin, wat mij betreft het meest ware is dat ze ooit op papier zette: ‘We hebben nog zoveel met onszelf te doen, dat we aan haat tegenover onze zogenaamde vijanden nog niet eens toe zouden moeten komen.’ Etty accepteert de situatie niet zozeer, maar grijpt de externe, toch gruwelijke omstandigheden aan om een zoektocht te starten in zichzelf. Hierdoor heeft de buitenwereld niet alleen veel minder vat op haar; het maakt haar leven zinvoller en zelfs gelukkiger.
Het licht gaat aan
Hoewel ik in een situatie zit die weinig vergelijkbaar is met die van Etty, gaat bij mij toch het licht aan. De woede die ik voel naar de vele mensen die het niet met me eens zijn, komt niet van buitenaf. De woede zit in mij. Ik beschouw de wereld als een waarheid die met al zijn slechte nieuws over me heen spoelt. Daarbij ben ik iets wezenlijks vergeten, namelijk dat ieder mens die wereld zelf creëert. Natuurlijk is het coronavirus een feitelijke ramp, zover ben ik onderhand ook, maar je reactie op die ramp, die is helemaal van jou. Door in jezelf op zoek te gaan naar wat jou zo raakt, degradeer je de ramp tot een decor waar jouw echte leven zich afspeelt. Dit lukte zelfs Etty, die toch in een situatie zat die moeilijk buiten te sluiten viel. Maar ze doet het en het geeft iedere dag van haar verstoorde leven zin.
De ontdekking van Etty werkt bevrijdend. In plaats van mij tegen de mensenmassa te richten, begin ik naar mezelf te kijken. Wat is er in mij dat moet worden uitgeroeid? Genoeg werk voor een leven, zo concludeer ik. Woede, maar ook angst omdat ik het gedrag van andere mensen niet kan sturen en frustratie over dat er zo veel gebeurt waar ik geen controle over heb. Ironisch genoeg geeft juist dat inzicht mij de controle terug.
Aanvaarding
En dan gebeurt er iets vreemds. Waar ik steeds meer mensen om mij heen zie opstaan tegen de maatregelen, raken ze mij niet meer. De schade die de lockdowns aanrichten bij anderen blijft me pijn doen, maar voor mijzelf aanvaard ik alles: de avondklok, de reisrestricties en de isolatie. Bij iedere golf van slecht nieuws kijk ik naar binnen, waar er van alles woedt dat mijn aandacht nodig heeft. Het spel van vechten en opgeven stopt en langzaam begin ik het te doorleven.
Hoe meer ik naar mezelf kijk, hoe beter ik andere mensen begin te onderscheiden in de grote mensenmassa. De bevolking met al zijn domme onderbuikgevoelens valt uiteen in individuele mensen die allemaal hun eigen werk te doen hebben, precies zoals ik. Het maakt me zachter en langzaam krijg ik mijn gemiste begrip terug. En sterker dan ooit voel ik de drang om erover te schrijven, net zoals Etty dat zo’n tachtig jaar geleden deed en zo de dingen op hun plaats zag vallen. Haar manier van kijken veranderde niets aan de situatie, maar zorgde er wel voor dat ze tot de laatste minuut volop leefde. Sterker nog, veel van wat ze ooit schreef leeft nog steeds en blijkt nu van onschatbare waarde voor nieuwe, zware tijden.