Het is nu een dertig jaar geleden dat ik zelf wakker geschud werd. Opgegroeid met de demonen van de Sjoa voor ogen, richtte ik mij met mijn generatiegenoten in de eerste plaats op de strijd tegen antisemitisme, en alle vormen van discriminatie en racisme, de gesel van honger en moderne slavernij, en het handhaven van mensenrechten.
De noodzaak om mij in te zetten voor behoud van de natuur en een gezond leefklimaat ontging mij niet, maar eerst moesten de fundamenten van een fatsoenlijke samenleving veiliggesteld worden. Het bewustzijn dat het uiteindelijk niet ging om een keuze tussen mens en natuur, maar om een organische samenhang die geen uitstel duldde, was er wel, maar het alarmisme – het dreigen met naderende rampspoed – stond mij tegen.
De ommekeer kwam toen ik getuige werd van een ontluisterende, hevige botsing tussen diametraal tegenover elkaar staande groepen van wetenschappers. Het onderwerp was het ontdekte negatieve broeikaseffect. Men betichtte elkaar aan de ene kant van het verzaken van zuivere wetenschap door verscholen politieke doelstellingen, en aan de andere kant van het negeren van de wetenschappelijk vastgestelde feiten en het gebrek aan morele moed.
Ik ervoer deze explosieve expressie van wantrouwen, die overal optrad, als een gevaarlijke impasse welke noodzakelijke milieumaatregelen in de weg stond. Ik sloot mij aan bij de bruggenbouwers uit spirituele en politieke kringen, die in Rio de Janeiro in 1992 bijeenkwamen, en die in 2000 na jarenlange, tot die tijd ongekende wereldwijde samenwerking het Earth Charter [1] (Handvest van de Aarde) realiseerden, een verklaring van grondbeginselen voor een rechtvaardige, duurzame en vredige wereld.
Daarin werd onder andere het principe van de precautionary method onderschreven: “Voorkom de schade – de beste vorm van milieubescherming – en hanteer een preventieve benadering wanneer de kennis beperkt is.” Dat houdt in dat je maatregelen moet treffen ter voorkoming van ernstige en onomkeerbare schade, ook als de wetenschappelijke kennis nog onvolledig of niet doorslaggevend is.
Wij moeten constateren dat, ondanks de baanbrekende ontwikkelingen in het universele milieubewustzijn culminerend in de akkoorden van Parijs in 2015, het wantrouwen nog steeds belemmerend werkt. En dit wordt zelfs tijdens de coronacrisis gevoed door het voorgang geven aan het nationaal eigenbelang, de wederzijdse argwaan van machtsblokken.
Ik wil echter niet blijven steken in de bejaarde terugblik in woede, maar mij laten leiden – tegen de stroom van pessimisme in – door het profetisch elan van jongeren. En daartoe probeer ik de lessen uit het verleden te verbinden met visioenen van de toekomst.
Het Hebreeuwse Bijbelse woord voor geschiedenis is kenmerkend: toldot – generaties. De profeten uit Tenach [2], zoals Mozes en Jesaja, wisten het door slavernij en ballingschap geplaagde volk te inspireren door het planten van de toekomstbeelden van vrijheid en vrede in het miserabele heden. Zij wakkerden uiteindelijk, voorbij de aanmaningen over het verspild verleden, de onuitputtelijke liefde aan voor de volgende generaties die onbekommerd de overdaad aan oogst zouden binnenhalen. De kracht lag en ligt in toenemende mate op het appelleren aan liefde en hoop, en niet aan de angst voor ondergang. En in die vereenzelviging met de beminde nog niet geborenen is de bron te vinden van wat Wubbo Ockels ons voorhield: Happy Energy… [3]
En deze wordt versterkt door het reddende inzicht van inheemse volkeren, dat het scherpst verwoord wordt door Native Americans: “Bij alles wat wij doen moeten wij de zevende generatie in het oog houden.”
Dit inclusieve denken drijft ons veel sneller tot actie dan de abstracte terminologie ‘duurzame ontwikkeling’. Wij dienen te appelleren aan hoop, en niet aan onze angst.
In de woorden van de pedagoge Lea Dasberg: ‘Het dreigen met hel en verdoemenis heeft ons nog nooit fatsoenlijk gemaakt.’
Angst verlamt, het bieden van perspectief geeft ruimte aan daadkracht. En het aangezicht van de zevende generatie trekt ons over de streep van moedeloosheid, of nog erger, onverschilligheid.
Ja, de verzuchting van Jaap Goudsmit in zijn recente boek’ Vrij van Corona’[4] is zo waar: ”De coronacrisis is een les in nederigheid, de maatschappij is veel minder maakbaar dan wij dachten.[…] Vooruitgang lijkt ineens een enorme luxe te zijn geworden, een schitterende droom die van de ene dag op de andere door een wereldwijde pandemie in een nachtmerrie kan veranderen”.
Zijn conclusie is om niet bij de pakken neer te zitten, maar aan de slag te gaan met een gezonde leefstijl en het zorgen voor de basale levensbehoeften, zuivere lucht, zuiver water en gezond voedsel.
Ani ma’amin be’emoena sjlema – ik ben overtuigd met een ongebroken vertrouwen – dat wij bij het aanbreken van de nieuwe dageraad de kans zullen grijpen om de omslag te maken en in het komende decennium het pad zullen effenen in de woestijn voor onze geliefde gemeenschap van leven op een levenskrachtige aarde.
Ik kijk als kwetsbare oudere in de ogen van mijn kleinkinderen, en zie de reflectie van een gezegende toekomst waarin hun kindskinderen zullen gedijen.
Noten
[1] Zie https://earthcharter.nl/het-earth-charter/.
[2] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Tenach.
[3] Zie http://www.happyenergy.com/.
[4] Goudsmid, J. (2021) Vrij van Corona, Amsterdam: Pluim.