Herman Alphons Verbeek was meer dan de persoon zoals sommigen hem misschien nog kennen: landelijk partijvoorzitter van de PPR (1977-1981), lid van het Europees Parlement voor de Groene Fractie (1984-1994). Er was de ‘kwestie Verbeek’, waarin het GroenLinks-congres van 1991 Herman uit de Groene fractie van het EP zette. Uiteindelijk zei Herman in 1994 zijn lidmaatschap van GroenLinks op.
In het EP was hij zijn tijd ver vooruit. Hij schreef in Boeren Belang en In boerenhanden een pleidooi voor een sociaal rechtvaardige en ecologisch verantwoorde landbouw. Hij trachtte in zijn politieke optreden een brug te slaan tussen boeren en de milieubeweging. Geregeld verweet hij GroenLinks teveel een stadspartij te zijn, met weinig oog voor problemen onder de boeren.
Herman Verbeek groeide op in Groningen. Zijn vader was een van de eerste neurochirurgen van Nederland. Excellent, pionier. Maar ook: onbeheerst. Herman heeft erg geleden onder het zeer strenge en ongecontroleerde karakter van zijn vader. Het vormde ook zijn karakter, op veel manieren. Angst voerde de boventoon. Hij was liever in de kerk dan thuis. Later werd de angst durf.
Herman werd geen chirurg, zoals zijn vader hoopte; hij ging naar het kleinseminarie, uiteindelijk met diens zegen. Zijn priesterwijding (‘ik werd iemand’) was in 1963, in Groningen, waar hij zijn hele leven woonde – de stad die hij mede kleur gaf. Het liefst was hij boer geworden. Zijn liefde voor paarden en mensen heeft hij meer dan twintig jaar geuit als voorzitter van Martini Manege, Stichting Paardrijden voor gehandicapten (1968-1990).
Herman was en bleef priester, 50 jaar, tot aan zijn dood. Zijn streven was om geloof politiek te maken, en politiek spiritueel, waarbij in die spiritualiteit fundamentele noties over recht en gerechtigheid tot uitdrukking kwamen. Voor hem was van belang: de zorg om de aarde, de ander en de strijd voor een eerlijke verdeling van rijkdom. Als priester werkte hij aan een sociale en ecologische theologie, als parlementariër aan een sociale en ecologische politiek. Zijn pastoraat kreeg in de loop der tijd een meer profane invulling. De kerk was er voor randkerkelijken, buitenkerkelijken, onkerkelijken, andere religies, maatschappelijke bewegingen. Om die reden werd Herman al in 1973 vrij theoloog.
In zijn publieke leven vertoonde Herman een welhaast onuitputtelijke daden- en manifestatiedrang. Alles wat hij aanpakte deed hij met hartstocht en overtuiging. Hij nam initiatieven tot oprichting van woongroepen, schreef boeken, artikelen, zangen, essays, ingezonden brieven, organiseerde protestmarsen, ging debatten aan, stond dienstweigeraars bij en had aandacht voor mensen in moeilijke omstandigheden. Hij gold als gedreven, idealistisch, koppig, intens, perfectionistisch, eigenzinnig, radicaal, betweterig en irritant. Het was daarbij niet altijd duidelijk hoe het publieke en het persoonlijke zich tot elkaar verhielden. Was hij in veel gevallen niet bezig zijn gekwetstheid te projecteren op de grote, boze buitenwereld?
Daarbij waren pen en papier zijn onafscheidelijke partner. ‘Mijn pennetje houdt mij in leven, papier is mijn partner.’ Een goede vriend vertelde: ‘Ik denk wel eens dat zijn heftige profetische roepen, waar dan ook, misschien wel het uiten van een diepe wanhoopskreet was, over de wereld, maar daar diep onder ook over zichzelf, zijn eigen verleden, zijn noodlot, zijn gemis. Zijn luisteraars droegen hem op handen of verachtten hem juist, door de heftigheid’.
Zoektocht
Het leven van Herman had veel weg van een continue zoektocht naar geborgenheid, naar gemeenschap. Zijn verlangen naar gemeenschap heeft hij effectief op tal van manieren proberen in te vullen en vorm te geven: binnen de kerk, in de politiek, in organisaties en samenlevingsgroepen. Mensen bijeenbrengen, enthousiasmeren en inspireren: daar lag zijn grote kracht.
Die kwaliteiten kon hij ook kwijt in het bestuur van de sjoel, de joodse synagoge aan de Folkingestraat in Groningen. Hij heeft daar als voorzitter van de Stichting, twintig jaar lang (1979-1999) onnoemelijk veel voor gedaan. Daar vond hij ook gemeenschap en geborgenheid. Daar ontstond zijn liefde voor onder andere H.N. Werkman, lid van De Ploeg. Zijn gedichtenbundel In ’t sjoelportaal is misschien wel zijn beste, met illustraties van Werkman: Chassidische legenden, geïnspireerd op Martin Buber.
Herman heeft in zijn leven meerdere vaderfiguren gekend: Huub Oosterhuis, Jan van Kilsdonk, Sicco Mansholt, Jan Tinbergen, H.N. Werkman. Zij waren voor hem wat zijn vader niet kon zijn.
Kracht
Denken en schrijven waren bij Herman Verbeek onlosmakelijk verbonden. Zijn echte kracht lag in het kleinere, meer poëtische werk. Dit komt het best tot uiting in zijn 2500 Zangen, waarvan vele op muziek gezet zijn en zijn uitgebracht. Daarin toonde hij zijn kracht en kwetsbaarheid. ‘Taal en verhalen zijn de woning van de ziel’. En ook: ‘Het is moeilijk te bevatten dat iemand, die zulke mooie Zangen kan schrijven, tegelijkertijd zo star en drammerig kan zijn’, zegt een goede vriendin.
Als 40-jarige, aan het begin van zijn politieke loopbaan, schreef hij al: ‘Er is zoveel te doen, hoewel ik niets liever dan langzaam zou willen leven. Als ik vijftig jaar ben, hoop ik monnik te mogen zijn’. ‘Ik ben in de politiek gevraagd, geduwd, opnieuw gevraagd, uitgedaagd. Een zondagskind van aard. Meer monnik dan maker. Meer beschouwelijk dan bedrijvig.’ De laatste 13 jaren van zijn leven verliepen grotendeels in isolement, binnen de fictieve muren van een zelfverkozen eenmansabdij.
De biografie die Stefan van der Poel schreef is een mooi en integer verslag en analyse van Hermans boeiende leven en complexe persoonlijkheid. En uiterst actueel. Zoals Van der Poel schrijft: ‘Onze verhouding tot de aarde dient zich te wijzigen om de wereld leefbaar te houden. Het heersende antropocentrische wereldbeeld, waarbij de mens zich tot absoluut middelpunt heeft verheven, is niet langer houdbaar. Herman stelde deze diagnose al, en dat werd hem zelden in dank afgenomen. (…) Leven als monnik betekende voor hem leven met eerbied voor de aarde, een leven waarin stilte en verbondenheid, een leven waarin aandacht en groeiend inzicht centraal staan.’
Stefan van der Poel, Herman Verbeek (1936-2013): priester, politicus, publicist.
142 blz., gebonden, geïllustreerd, ISBN 978 90 8704 832 7, Uitgeverij Verloren, Hilversum
€ 18,-
Deze recensie verscheen eerder in De Linker Wang