Een burgerarrest is een middel waarbij een burger, in afwachting van een bevoegde handhaver die tot aanhouding kan overgaan, een op heterdaad op een strafbaar feit betrapte persoon staande houdt (en eventueel tegen de grond werkt indien deze dader probeert te vluchten). Geen alledaagse verrichtingen dus, maar een uiterst middel voor ernstige situaties.
De tekst van het AD roept de vraag op wat de bedoelingen van de krant zijn met deze mededeling, en wat de mogelijke gevolgen. Want hoe zit het met rookverboden, zwartrijden in de tram, links rijden op het fietspad? In theorie bestaat de mogelijk van een burgerarrest bij elk strafbaar feit, dus waarom zou de krant er voor kiezen om dat juist bij het boerkaverbod ineens te gaan te vermelden, en nog wel met zoveel nadruk?
Functioneel perspectief
Of het boerkaverbod zelf ‘goed’ of ‘fout’ is, is hierbij feitelijk niet aan de orde, maar toch eerst even dit stapje terug om de vraag in een functioneel perspectief te plaatsen. Kleding is in principe een persoonlijke keuze is en moet dat blijven. Toch kent die vrijheid beperkingen. Kledingregels komen bijvoorbeeld voor waar een bepaalde cultuur of gewoon praktische omstandigheden daarom vragen; u mag meestal niet in zwembroek of bikini een kerk bezichtigen want dat is strijdig met de aard en geschiedenis van het gebouw, en in het openbaar vervoer moet u als u conducteur bent, een specifiek uniform dragen zodat de reizigers u kunnen herkennen. Daar is weinig problematisch aan, want de functionaliteit van die regels is duidelijk.
Daarnaast is zoiets als ‘algemeen fatsoen’ ook een bron van kledingregels; u mag in de publieke ruimte niet naaktlopen (afgezien van daarvoor aangewezen plekken), omdat dat in onze cultuur nu eenmaal als onwelvoeglijk wordt ervaren. Cultuur is dus een factor die kledingregels mede-bepaalt, en dus kunnen in een multiculturele samenleving over die regels meningsverschillen ontstaan. Ook als het voor de één niet goed invoelbaar is, kan het voor een ander ongemakkelijk zijn bepaalde delen van het lichaam wel of niet te bedekken. In sommige culturen lopen vrouwen zonder bezwaar in blote borsten, in andere liever zo ver mogelijk bedekt. Dit hangt af van wat je in je opvoeding of cultuur meekrijgt over de grenzen van het persoonlijke en intieme. Zulke cultuurverschillen moeten we respecteren, want we willen kledingkeuzes zoveel als maar enigszins mogelijk is aan de persoonlijke vrijheid overlaten.
Anderzijds ervaren sommigen een te grote aanwezigheid van ‘islamitische’ kleding in het straatbeeld als een inbreuk op de Nederlandse cultuur. Gezien de subjectiviteit van deze beleving is er met dat bezwaar op het niveau van handhaafbare regels weinig te beginnen, maar wat die inbreuk betreft is het goed te bedenken dat het nog maar enige decennia geleden volkomen normaal was om nonnen, alleen of in groepjes, met een hoofddoel op straat te zien en niemand daar aanstoot aan nam. Maar die waren Christelijk en het waren er minder dan er nu hoofddoeken worden gedragen in sommige wijken. Op de geldigheid van deze argumenten gaan we nu niet in.

Herkenbaar
In de Nederlandse samenleving en cultuur is het echter een basisgegeven dat personen aan hun gezicht herkenbaar zijn. Ontelbaar veel aspecten van het maatschappelijk verkeer zijn mede op dat gegeven gebaseerd. Wie zijn gezicht bedekt plaatst zich alleen al daardoor buiten het normale maatschappelijke verkeer. In een aantal situaties is herkenbaarheid van het gezicht zelfs echt nodig voor het goede verloop van zaken; in het ziekenhuis moet men zekerheid kunnen hebben dat de juiste patient de juiste behandeling krijgt, bij een examen kan om een legitimatie gevraagd worden, in het openbaar vervoer moet de conducteur een persoonlijk abonnement kunnen controleren, enz. Een verbod op gezichtsbedekkende kleding is voor zulke situaties dus te rechtvaardigen.
Minimaal
Over het ‘boerkaverbod’ is veel te doen geweest. De wetgever heeft, via het democratische wetgevende proces dat we in deze maatschappij daarvoor hebben ingesteld, al die opinies samengebracht in een uitvoerbaar geachte regel, die concreet de vorm heeft van het ‘boerkaverbod’ dat op 1 augustus ingaat. Gegeven de democratische legitimiteit ervan is dit verbod nu een gegeven. Echter, de handhaving van het verbod moet tot het absolute minimum beperkt blijven, en tot alleen die gevallen waar er een duidelijk publiek en functioneel belang mee gemoeid is, en ook dan alleen volgens stricte procedures (dus bv. zoveel mogelijk via de ter plekke aangestelde functionarissen, die instructie hebben gekregen over wat te doen). De regel zelf geeft deze beperking al aan, door de situaties waarin ze van toepassing zeer specifiek te benoemen.
Onwenselijk
Terug naar het AD. In beginsel doet de krant niets verkeerd als zij de inhoud van een geldende wet publiceert en toelicht. Dit dient wel correct en volledig te gebeuren en met de uitsluitende bedoeling te informeren. Dat is in dit geval echter verre van duidelijk. Aanzetten tot actie van het publiek is hier op z’n minst is onwenselijk, mogelijk zelfs immoreel en/of onrechtmatig, want
- boerka en nikaab zijn specifieke types gewaad. Weet het publiek welk types dat zijn? Gaat men niet iedere hoofddoek of te groot gevonden lap daarvoor aanzien?
- wie trekt de grens tussen geoorloofde dwang (of geweld), en ongeoorloofde? Wie kan na een incident nagaan wat er precies is gebeurd en vaststellen of een zelfbenoemde handhaver niet feitelijk een dader van geweldpleging was?
- wie bepaalt of er een bevoegde functionaris nabij is, of dat burgerhandhaving geoorloofd is?
- is het voor iedereen duidelijk dat het verbod in het openbaar vervoer alleen geldt in het voertuig, en niet op perron, in de stationshal, in de stationswinkeltjes? Hoe goed informeren ijverige burgerhandhavers zich over dit soort zaken?
Bij diefstal of geweldpleging waarbij de dader bijvoorbeeld met een buit dreigt te ontkomen, of een ander schade of letsel heeft toegebracht, is er een helder en urgent belang gediend bij onmiddellijke aanhouding. Bij het dragen van een boerka op een plaats waar dit vanaf 1 augustus niet mag, ontstaan geen vergelijkbare noodsituaties. Hiermee vervalt ook de noodzaak van burgerhandhaving. Indien een burger aanstoot neemt aan het dragen van een boerka, kan hij/zij de overtreedster hierop aanspreken, zonder verbaal geweld.
Hoewel het AD dit niet expliciet heeft benoemd, doet hij/zij dit uiteraard ook bij alle andere waargenomen overtredingen in de openbare ruimte zoals roken waar het niet mag, doorrijden over een zebrapad, appen in het verkeer, etc. etc. etc. Onze openbare ruimte wordt daardoor na 1 augustus een stuk veiliger, schoner en prettiger voor iedereen (overigens is het verschil tussen deze verkeersovertredingen en boerkadragen dat er bij de verkeersovertredingen wèl reëel gevaar voor personen kan ontstaan, en naleving dus evenredig belangrijker dan bij het boerkaverbod). Wanneer aanspreken onvoldoende blijkt kan de burger zich wenden tot een ter plekke bevoegde beambte die dan tot actie kan overgaan.
De intenties van het AD zijn onduidelijk, maar de krant heeft de schijn tegen. De selectiviteit in het leveren van deze informatie bij juist dit verbod is op zichzelf al genoeg reden voor argwaan. Het wijzen op de mogelijkheid van eigen initiatief bij overtreding van het boerkaverbod kan makkelijk worden gezien als oproep tot actie, en gaan werken als een uitnodiging tot eigenrichting. Het is helaas een gegeven dat sommige groepen bij de gevoeligheden rondom de multiculturele samenleving graag het recht in eigen hand nemen, en het AD is met dit feit bekend. Dit had reden moeten zijn voor de uiterste voorzichtigheid. Ook als het AD niet wil oproepen tot eigenrichting is het scheppen van onduidelijkheid hierover uit den boze.