In Kenia wordt al enige jaren door de Princeton University uit de Verenigde Staten onderzoek gedaan naar de effecten van het geven van een universeel basisinkomen aan 21.000 inwoners. De opdracht van dit onderzoek kwam van de Amerikaanse NGO ‘Give Directly’.

Het idee van armoedebestrijding via het zogeheten basisinkomen leeft al veel langer. In zijn boek ‘Gratis Geld voor iedereen’ (2014) pleitte Rutger Bregman voor een wereldwijd basisinkomen en noemt hij onder andere een succesvol experiment in Canada als voorbeeld. In mijn boek ‘De derde wereldbeweging geschiedenis en toekomst’ (1993) pleitte ik voor een wereldwijde verzorgingsstaat. Mijn pleidooi was mede geïnspireerd door een deels vergelijkbaar pleidooi van de ambtenarentop van de Wereldbank in de jaren tachtig.

Ook in Finland en in meerdere Nederlandse gemeenten worden proeven gedaan met basisinkomen. Ondanks deze pleidooien en initiatieven, zet het idee van universeel basisinkomen of nog breder een wereldwijd sociaal beleid niet echt door. Toch is dit de toekomst.

Mede door de toekomstige afname van werkgelegenheid door robotisering, de toename van sociale tegenstellingen tussen -en binnen landen en het belang van productiebedrijven voor het behoud van koopkracht, zal een wereldwijd sociaal beleid vroeg of laat door rechts en links, door arm en rijk, door producenten en consumenten gezien worden als pure noodzaak.

Spanningsveld

Waarom het dan evengoed zo lang duurt, heeft alles te maken met het spanningsveld tussen het lange en het kortetermijnbelang van bedrijven en staten. Op de lange termijn zijn alle bedrijven en staten gebaat bij een milieu -en klimaatveilige omgeving, bij minder sociale tegenstellingen en bij behoud van optimale koopkracht.

 

Op korte termijn willen bedrijven echter hun marktaandeel behouden, door goedkoper te produceren dan de concurrent. Dat betekent een zoektocht naar lage lonen en lage grondstofprijzen, met alle sociale en klimaatnadelen van dien. Ondanks het groeiende inzicht dat dit vasthouden aan het kortetermijnbelang uiteindelijk destructief is voor iedereen, moet je constateren dat bedrijven en staten halsstarrig vasthouden aan winst op korte termijn.

Overigens zijn het niet alleen staten en bedrijven die bang zijn de sprong naar een verstandig toekomstbeleid te maken. Ook de bevolking in tal van landen laat zich door nationalistisch georiënteerde politieke partijen verleiden om te kiezen voor het bestaande (overzichtelijke) kortetermijnbelang.

Samenwerking

Historisch gezien is er vanaf de industriële revolutie een toenemend proces van hechtere en vruchtbare samenwerking tussen staten en tussen diverse bevolkingsgroepen. Dit proces wordt helaas om de zeventig of tachtig jaar hinderlijk doorbroken door een korte periode van stilstand en achteruitgang. Op zich is het hoopvol dat elke keer opnieuw het inzicht doorbreekt dat werken aan internationale wet -en regelgeving de enige garantie biedt voor een toekomstige redelijke en menswaardige samenleving.

Als we willen dat dit proces spoedig opnieuw doorgang vindt, dan moeten we kijken naar de opkomst van populistische partijen. Ongeveer de helft van de inwoners in bijvoorbeeld Polen, Hongarije, Roemenië, Slovenië Turkije, Oostenrijk, Italië, Israël, de Verenigde Staten en Brazilië kiest voor partijen die schijnzekerheid bieden en het democratisch gehalte van de rechtsstaat willen verminderen. Deze kiezers lijken de hoop op een menswaardige toekomst te hebben verloren. Ook in Nederland, België, Frankrijk en Duitsland beheersen populistische partijen 20 tot 30 procent van het electoraat.

Wat doen de traditionele politieke partijen, zowel links als rechts, fout en waarom is de reeds vijftien jaar durende rechtse wind plotsklaps een rechtse storm geworden?

Gaarne reacties: [email protected]

1523533_655585974505610_1399588557_o

Hans Beerends

Bestuurder, publicist

Hans Beerends (1931) werkt vanaf eind jaren zestig als organisator, coördinator en publicist binnen de derdewereldbeweging. Hij was …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.