Het veel gehoorde argument dat het celibaat ingesteld zou zijn louter en alleen om de rijkdommen van de clerus veilig te stellen voor de kerk is niet onwaar, maar is wel slechts een klein onderdeel van de hele theologische discussie rond seks en lichamelijkheid. De celibaatsverplichting voor priesters en kloosterlingen is een kerkelijke wet, en geen goddelijke. Dat wil zeggen dat het hier niet gaat om een onfeilbare geloofsuitspraak die onderschreven dient te worden, maar om een ‘gewone’ kerkelijke bepaling. De celibaatsverplichting wordt traditioneel gebaseerd op het leven van Jezus dat in de traditie van de kerk als celibatair wordt geschetst. De eerst ‘paus’, de apostel Petrus, was echter wel getrouwd net als vele pausen, bisschoppen en priesters in de eerste eeuwen van de christelijke kerk. “Jezus ging naar het huis van Petrus en zag diens schoonmoeder met koorts op bed liggen” (Mat. 8, 14).

Geschiedenis

Een van de eerste kerkelijke overheidsbekleders die over de wenselijkheid van priesterlijk celibaat dacht en schreef, was paus Siricius (384-399). In zijn Decreta en Cum in Unum stelt hij dat seksuele onthouding een apostolische praktijk is. En daarom verdient dit voorbeeld navolging van de clerus. Deze tendens tegen de algemeen aanvaarde praktijk van gehuwde priesters werd voortgezet op de synode van Elvira en Carthago.

Concilie van Lateranen

In 1123 en in 1139 werden het Eerste en Tweede Concilie van Lateranen gehouden. De bepalingen van een concilie zijn – in tegenstelling tot een synode – wel voor de hele Westerse kerk geldig. Wat begon als een lokale onderneming van bisschoppen wordt een breed gedragen idee in de hoogste kerkelijke kringen. Canon 6 van Lateranen II bevestigt de canon 21 van haar direct voorganger: “Wij verordineren dat zij die in het subdiakenschap [oude wijding voor die van diaken en priester] zijn of in hogere (wijdings)ordes, en die een huwelijk zijn aangegaan of concubines hebben, dat zij hun dienstwerk [schorsing als priester] en kerkelijke vergoedingen [kerkelijk salaris] worden ontnomen. Omdat zij de tempel van God zijn en genoemd zouden moeten worden, de schaal van God, de bode van de Heilige Geest, is het ongepast dat zij zich bezig houden met huwelijk en onreinheden”. In 1967 bevestigde paus Paulus VI nog eens het kerkelijke standpunt in zijn encycliek Sacerdotalis Caelibatus, dat letterlijk ‘het Priesterlijk Celibaat’ betekent.

Gnosis

Opvallend is de koppeling die Lateranen maakt tussen huwelijk en (andere?) ‘onreinheden’. Seksualiteit lijkt binnen de christelijke traditie op gespannen voet te staan met heiligheid. De (antropologische) redenen hiervoor zijn niet geheel duidelijk, maar twee elementen zijn wel aan te wijzen. In het eerste millennium van haar bestaan vond in de kerk een gevecht plaats tussen wat nu de orthodoxie heet en allerlei groepen die bekend staan onder de naam ‘gnosisme’. Het gnosisme hing een sterk dualisme aan, tussen hemel en aarde, God en mens, man en vrouw, ziel en lichaam, waarbij het eerste oneindig ver verheven is boven het tweede. De kerkvaders hebben zich altijd verzet tegen dit lichaamsvijandelijk denken, maar de orthodoxie heeft er wel haar problematische verhouding van seks en lichamelijkheid aan over gehouden. Kwestie van wie met pek omgaat ermee wordt besmet.

Onreinheid

Een tweede reden is de morele interpretatie van de oude Israëlische reinheidswetten. Toen de afstand tussen jodendom en christendom toenam, stonden de christelijke theologen voor het exegetisch-dogmatische probleem wat zij moesten aanvangen met de ellenlange cultische reinheidsvoorschriften uit het Oude Testament. Bovendien was de tempel van Jeruzalem door de Romeinen verwoest, het brandpunt van veel cultische bepalingen in het Oude Testament. De kerkvaders losten dit probleem op door de oude cultusvoorschriften op een morele manier te interpreteren. Waar in het Oude Testament een scheiding werd aangebracht tussen ‘rein’ en ‘onrein’ – dat wil zeggen ‘dit mag wel/niet in contact komen met het heilige’ – maakten de kerkvaders het verschil tussen zalig en zondig. En veel van de reinheidswetten in het Oude Testament hebben te maken met lichamelijkheid en seksualiteit.

Praktische argumenten: vrij voor de kerk

Voor het verplicht stellen van het celibaat zijn drie soorten argumenten te geven (en deze zijn ook gegeven in de geschiedenis van de Rooms-katholieke kerk). Het eerste praktische argument is dat een celibataire priester voorkomt dat de kerkelijke bezittingen worden versnipperd over de zonen (en/of dochters) van de priester. Als een celibataire priester sterft, vervallen zijn kerkelijke bezittingen aan de bisschop. Dit argument geldt in onze moderne samenleving niet meer, omdat het erfrecht nu dit soort zaken regelt, ook voor priesters.

Een tweede praktisch argument is dat een celibataire priester in financiële en emotioneel-religieuze zin meer afhankelijk is van zijn collega-priesters en zijn bisschop. Belangenconflicten tussen gezin (vrouw en kinderen) en kerk (bisschop) worden zo voorkomen. Een aanverwant argument is dat niet-getrouwde priesters gemakkelijker te verplaatsen zijn tussen de ene en de andere parochie.

Antropologische argumenten: vrij van smetten

De spirituele zuiverheid die voor een priester vereist is als hij de sacramenten bedient, vereist tegelijkertijd dat hij zich afzijdig houdt van ‘bezoedelende’ zaken als seksualiteit. Het standpunt van de kerk tegen gehuwde priesters zit ‘m niet direct in de band die een priester met een bepaalde levenspartner aangaat, maar meer in het feit dat het huwelijk dé plaats (en de enige toegestane) is voor het hebben van seks. Seksualiteit, reinheid en lichamelijkheid staan in slechte reuk in christelijke tradities. Seksualiteit, lust en zonde worden aan elkaar verbonden. Op die manier wordt lichamelijke reinheid (geen seks) verbonden met geestelijke reinheid (genade), terwijl onreinheid (seks) verbonden wordt met geestelijk verval (zonde). Hoewel de christelijke traditie nooit het huwelijk heeft laten vallen, is er een sterke tendens om de celibataire hoedanigheid hoger te waarderen dan de gehuwde levensstaat.

Theologische argumenten: net als Jezus

Deze voorkeur voor een lichamelijk reine (dus seksualiteitsloze) staat, is ook terug te vinden in de door de kerk gebruikte theologische argumenten. Het is belangrijk om te beseffen dat in de oude documenten vaak ‘huwelijk’ staat waar wij in onze moderne tijd ‘seks’ zouden verwachten. Het eerste theologische argument is dat priesters zoveel mogelijk het celibataire leven van Jezus moeten volgen. Jezus lijkt dit zelf te zeggen: “Er zullen ongehuwden zijn omwille van het Koninkrijk [God]” (Luc. 18,28-30; Mat. 19,27-30; Mar. 10,20-21).

Als religieuze leraar en joodse man van zijn tijd is het zeer onwaarschijnlijk dat Jezus niet getrouwd was. Een ongetrouwde man werd niet serieus genomen. Alle leraren (rabbi’s), schriftgeleerden en tempelpriesters hadden een vrouw en nageslacht. Het niet hebben van kinderen werd gezien als een vloek van God. Een ongetrouwde man was zo goed als ondenkbaar in het mainstream jodendom van Jezus’ tijd. Het blijft echter vreemd dat er geen enkel vroeg-christelijk geschrift te vinden is – apocrief of canoniek – dat expliciet melding maakt van Jezus’ celibaat. Een bewuste keuze van hem om geen vrouw te hebben, zou – dunkt me – wel alle reden hebben gegeven om dit juist wel te vermelden, zoals ook ander controversieel gedrag van Jezus expliciet wordt vermeld. De evangeliën vermelden ook dat Jezus’ leerlingen niet hun handen ritueel reinigen voor het eten, en dat Jezus met zondaars aangaat en zelf onreine vrouwen aanraakt.

Paulus zorgt voor een ander theologisch argument als hij schrijft: “Ik zou liever zien dat alle mensen waren zoals ik, maar iedereen heeft van God zijn eigen gave gekregen, de een deze, de ander die. Wat de weduwen en weduwnaars betreft, zeg ik dat het goed voor hen zou zijn alleen te blijven, zoals ik” (1 Kor. 7,7-8). De reden voor deze keus geeft Paulus later in dezelfde brief: “Ik zou willen dat u geen zorgen hebt. Een ongetrouwde man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen. Een getrouwde man draagt zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, dus zijn aandacht is verdeeld. Een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is, dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd. Maar een getrouwde vrouw draagt zorg voor aardse zaken en wil haar man behagen. Ik zeg dit in uw eigen belang, niet om u aan banden te leggen, maar om u tot onberispelijk gedrag en onverminderde toewijding aan de Heer te brengen” (32-35).

Het celibaat is en blijft daarmee een controversieel onderwerp, vooral in het Westen. Dat zal nog wel even zo blijven. De kerkleiding lijkt niet van zins de verplichte koppeling tussen celibaat en priesterschap te heroverwegen, zoals de moderne maatschappij in het celibaat niets anders lijkt te kunnen zien als tegennatuurlijk gedrag dat uit de donkere Middeleeuwen stamt. Helaas, want het celibaat als levenskeuze geeft een belangrijk tegendraads geluid in onze samenleving die vooral gericht is op kortetermijnbevrediging.

Frank Bosman

Frank Bosman

Cultuurtheoloog

Frank Gerardus Bosman is een Nederlandse cultuurtheoloog verbonden aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.