Daarbij zal ik speciale aandacht geven aan een begrippenpaar dat in de ecologische beweging een centrale rol speelt, namelijk “extractivisme” versus “wederkerigheid”. Extractie kenmerkt de moderne omgang met de natuur én met de medemens, waarbij we meer nemen dan teruggeven (de essentie van winst). Daartegenover staat in de ecologie het belang van wederkerigheid, waarbij nemen en geven in evenwicht zijn.

Wederkerigheid is niet alleen cruciaal voor de symbiotische samenwerkingsverbanden van soorten in ecosystemen, dit begrip vormt voor de ecologische beweging ook de sleutel tot een duurzame economie waarbij nemen van en teruggeven aan de natuur in balans zijn. Alleen door een dergelijke wederkerigheid te ontwikkelen kunnen wij als menselijke beschaving in een ecologisch equilibrium met de natuur samenleven.

Ik laat zien hoe het extractivisme samenhangt met het historische ontstaan van natuuroverheersing en sociale ongelijkheid en hoe het ecologische begrip van wederkerigheid ook antropologisch van belang is om de mens als taal- en cultuurwezen te begrijpen. Wederkerigheid vormt zo de rode draad die de ecologie en de menselijke beschaving bijeenhoudt en bovendien verbindt met de politieke strijd voor een duurzame en rechtvaardige economie, voorbij de huidige dominantie van het kapitalistische winstmotief.

Een economie staat nooit op zichzelf, maar berust altijd op een culturele voedingsbodem. Zo kan het kapitalisme niet los worden gezien van het westers christelijke wereldbeeld, waarin de mens – en sinds de Verlichting: de rationele mens – heerst over de natuur. In de Bijbel wordt deze heerschappij over de natuur nog door God aan de mens gegeven: “En God zei: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde…” (Genesis 1:26) Sinds de Verlichting echter heeft de mens God niet meer nodig om over de natuur te heersen: dat kan hij sindsdien helemaal zelf, door zijn eigen vrije wil en rationaliteit. Was de mens in de joods-christelijke religie slechts een beeld van God, in de Europese Verlichting wordt de mens bijna zelf een god, een heerser over de natuur dankzij wetenschap en technologie. God “sterft” (volgens Nietzsche) maar komt als ware tegelijk tot leven in zijn evenbeeld: de almachtige mens, die nu door middel van zijn superieure intellect de natuur aan zich onderwerpt.

Zo ontstond het moderne westerse wereldbeeld, waarin dualisme en mechanicisme centraal staan: de mens staat tegenover de natuur (dualisme) die als een machine in losse onderdelen uit elkaar gehaald en beheerst kan worden (mechanicisme). We zien dit dualisme en mechanicisme – en de wrede gevolgen daarvan – duidelijk bij de vroegmoderne filosoof René Descartes. Hij voorzag het moderne wereldbeeld van een kennistheoretisch fundament met zijn ontdekking van het “Ik denk (dus ik ben)” en zijn dualistische interpretatie daarvan als “denkende substantie” tegenover de “uitgebreide substantie” van de natuur. Het Cartesiaanse dualisme legitimeerde de moderne exploitatie van de natuur, die immers als “uitgebreide substantie” louter mechanisch en zielloos is. Zo beloofde Descartes ons tot godgelijke “meesters en bezitters van de natuur” te maken. En zo konden Descartes en zijn volgelingen wrede vivisecties op honden uitvoeren, waarbij ze het erbarmelijke gehuil van de gemartelde dieren weg verklaarden als louter mechanische automatismen: de honden waren immers niets meer dan zielloze machines die geen echte pijn konden voelen…

Dit is het wereldbeeld dat ons van de natuur heeft vervreemd en deze tot gebruiksmiddel heeft gereduceerd, met de huidige ecologische crisis tot gevolg. Hierin, anders gezegd, wortelt het “extractivisme” dat Naomi Klein als volgt uitlegt: “Extractivisme is een niet-wederkerige, op overheersing gerichte relatie met de aarde, een relatie van alleen maar nemen… Het is het reduceren van leven tot gebruiksobject zonder eigen integriteit of waarde… Het is ook het reduceren van menselijke wezens tot arbeidskracht die hardhandig wordt uitgeperst en opgejaagd…” Extractivisme kenmerkt dus niet alleen onze relatie tot de natuur, maar ook onze relatie tot elkaar: niet alleen de natuur wordt tot gebruiksvoorwerp gereduceerd, we onderwerpen ook elkaar – ja, onszelf – aan deze instrumentaliserende reductie. De eco-anarchist Murray Bookchin verwoordde dit inzicht al in 1982 met zijn gevleugelde uitspraak dat “het hele idee dat de mens heerst over de natuur onlosmakelijk samenhangt met de overheersing van de ene mens door de andere mens” – een besef dat sindsdien binnen de ecologische beweging breder is doorgedrongen. Daarmee is deze beweging ook steeds meer een politiek-economisch alternatief geworden, waarin het einde van de extractivistische overheersing van de natuur ook het einde van sociale overheersing betekent.

Sociale ongelijkheid

Waarom is overheersing van de natuur onlosmakelijk verbonden met sociale overheersing? Daarvoor moeten we terug naar de Neolithische Revolutie van 10.000 voor Christus toen, beginnend in het Midden-Oosten, de overgang plaatsvond van de jager-verzamelaar-levensstijl naar de sedentaire landbouw. Dit was een bijzonder ingrijpende transformatie waarin het schrift en de eerste steden en hun beschavingen ontstonden en er een overgang plaatsvond van matriarchale naar patriarchale mythologieën. De scheppingsmythe van Genesis, waarbij de vrouw uit een rib van de man wordt geschapen en de natuur door God aan de mens (primair dus de man) wordt gegeven, is daar een typisch voorbeeld van.

De Neolithische Revolutie was hét moment waarop de natuur-overheersing van de landbouw begon samen met de politieke overheersing van mensenmassa’s. De georganiseerde landbouw maakte voor het eerst in de geschiedenis een economisch surplus mogelijk en daarmee ook de klassenmaatschappij waarbij een elite zich het surplus toe-eigende als de materiële basis van haar macht (wie graanvoorraden heeft kan soldaten betalen). We kunnen het kapitalisme, met zijn klassenonderscheid van bezitters en werkers, zien als de moderne opvolger van deze premoderne klassenmaatschappijen, maar dan onder de moderne omstandigheden van (neo)kolonialisme, markteconomie, wetenschap, technologie en industriële productie. Het belang van het kolonialisme kan daarbij nauwelijks overschat worden: koloniale slavernij en grondstoffen-extractie vormden de “primitieve accumulatie” (aldus Marx) die de basis legde voor de economische macht van de kapitalistische klasse. Ook het “interne kolonialisme” van de Europese enclosures mag daarbij niet vergeten worden.

Het westerse dualisme van mens en natuur, filosofisch verankerd door Descartes’ dualisme van bewustzijn en materie, leverde de ideologische legitimatie voor het kolonialisme, voor zover de gekleurde bevolkingen van de gekoloniseerde gebieden als ongeciviliseerde “natuurvolkeren” konden worden weggezet. Zo werden de gekoloniseerden en tot-slaaf-gemaakten gereduceerd tot de ‘natuur’ waar de rationele Europeaan over moest heersen (vergelijk de “white man’s burden” van Rudyard Kipling). Ook de vrouw, wiens spreekwoordelijke ‘lichamelijkheid’ en ‘irrationele gevoeligheid’ haar tot onderdeel van de natuur zouden maken, werd zo onderworpen aan dezelfde en in de kern dus patriarchale heerschappij. Het westers dualisme ligt zo ten grondslag aan de antropocentrische, racistische en seksistische ideologieën die de extractieve macht van het kapitalisme in stand houden.

Paradigmawisseling

Dualisme en mechanicisme, kortom, zijn de denkgroeven waar we uit moeten willen we de natuur fundamenteel anders gaan zien en behandelen. Maar hoe? Ook daarover bestaat binnen de ecologische beweging een brede consensus, namelijk door naar de natuur zelf te kijken. In plaats van dualisme en mechanicisme zien we daar holisme en interdependentie: niets bestaat los van z’n omgeving, alles bestaat in dynamische interrelaties. Dat geldt primair voor de levende natuur, waar organismen van de meest diverse soorten verbluffend complexe netwerken van wederkerige afhankelijkheidsrelaties vormen. Dat is wat ecosystemen wezenlijk zijn: netwerken van organismen die in onderlinge afhankelijkheid zijn geëvolueerd, via competitie (de Darwiniaanse strijd om het bestaan) maar óók via coöperatie. Samenwerkingsverbanden tussen soorten spelen daarbij een veel grotere rol dan tot voor kort werd aangenomen: “Het leven heeft de wereld niet overgenomen door strijd maar door te netwerken”, aldus de biologen Margulis en Sagan.

Om iets van de ontzagwekkende complexiteit van het aardse ecosysteem in beeld te krijgen, kunnen we inzoomen op de coöperatieve relaties tussen bomen, schimmels en planten – een samenlevingsverband dat “mycorrhiza” wordt genoemd (van het Griekse mukès = zwam en rhiza = wortel). Bomen en planten zijn via hun wortels verbonden met een decentraal netwerk van schimmeldraden, het mycelium, en staan zo met elkaar in contact. De schimmels ontvangen als beloning voor hun mediërende werk iets van de suiker die de planten via fotosynthese produceren en die schimmels zelf niet kunnen maken. Bomen en planten gebruiken het schimmelnetwerk om met elkaar te communiceren: ze wisselen voedingsstoffen en zelfs boodschappen uit. Volgens de ecoloog Robert Macfarlane hebben bomen, schimmels en planten zo het principe van het internet vele miljoenen eerder ontdekt dan de mens: hij spreekt in dit verband treffend van het wood wide web.

pollution-1603644_1920
Beeld door: Rilsonav / Pixabay

Het mycorrhiza-netwerk geeft slechts een glimp van de ware omvang en complexiteit van het aardse ecosysteem, dat alle levende wezens maar ook de niet-levende natuur omvat in “een dooreen geweven netwerk van relationele wording”, aldus de ecologische denker Jason Hickel. Zo laat de ecologie heel duidelijk de overgang zien van het oude wereldbeeld, gebaseerd op dualisme en mechanicisme, naar een nieuwe visie gebaseerd op holisme en interdependentie. Overigens zien we deze overgang niet slechts in de ecologie maar op nagenoeg álle terreinen van het huidige wereldbeeld. In die zin kunnen we spreken van een heuse paradigmawisseling: van de rol van het internet in het sociale en economische leven tot en met de netwerkstructuur van ecosystemen en zelfs van de kosmos als geheel (bijvoorbeeld quantum-verstrengeling), en van neurale netwerken in de neurobiologie en artificiële intelligentie tot en met de horizontale en decentrale organisatievormen van nieuwe sociale bewegingen – overal zien we de holistische netwerkstructuur van interdependente eenheden opduiken.

Het egalitarisme van ecosystemen

Wat betekent deze paradigmawisseling voor onze relatie tot de natuur en voor de politiek-economische organisatie van samenlevingen? Duidelijk is dat daar, in beide gevallen, geen plaats is voor kapitalisme. Dit niet alleen vanwege het onnatuurlijke klassenverschil tussen rijk en niet-rijk (waarover later meer), maar ook vanwege de kapitalistische noodzaak van constante economische groei. Die ‘noodzaak’ heeft weliswaar ook buiten-kapitalistische redenen, met name om bevolkingsgroei te faciliteren, maar volgt hoofdzakelijk uit de logica van het kapitalisme zelf, waar bedrijfskapitalen moeten groeien om de onderlinge concurrentiestrijd aan te kunnen en waar groei ook nodig is om de klassenheerschappij van de superrijken in stand te houden. In een economie gebaseerd op de uitbuiting van de één door de ander is welvaartsgroei immers noodzakelijk om de uitgebuite klassen een minimum van welvaart te gunnen, om zo maatschappelijke onrust te voorkomen. In die zin zei de econoom Henry Wallich, oud-bestuurder van de Amerikaanse centrale bank, treffend dat “groei een substituut is voor gelijkheid van inkomen”.

Vanuit ecologisch oogpunt echter is het kapitalistische groei-imperatief totaal onhoudbaar. Economieën worden geacht jaarlijks zo’n drie procent te groeien, maar eindeloze exponentiële groei – met bijbehorende groei in grondstoffenverbruik en afval-uitstoot – is absurd op een eindige planeet. In de natuur komt eindeloze groei dan ook niet voor, behalve in zeer schadelijke vormen – bijvoorbeeld wildgroei van kankercellen of sprinkhanenplagen – waarbij de ondersteunende natuurlijke omgeving al snel uitgeput raakt of waarbij de almaar groeiende populatie vatbaar wordt voor ziektes, parasieten of roofdieren. De netwerkstructuur van ecosystemen is dan ook fundamenteel egalitair, omdat de competitieve en coöperatieve relaties tussen zowel individuele organismen als soorten ervoor zorgen dat geen enkel organisme dominant kan worden en de rest kan overheersen.

Competitie zorgt ervoor dat het dominante organisme altijd weer wordt uitgedaagd door anderen. Coöperatie zorgt ervoor dat uitbuiters (freeloaders) worden geweerd uit coöperatieve verbanden. Natuurlijk komen er ook hiërarchieën in de natuur voor (bijvoorbeeld de alfa’s in wolvenroedels). Maar dergelijke hiërarchieën zijn nooit uitbuitend, nooit overerfelijk en altijd tijdelijk omdat ze constant betwist worden door uitdagers. Natuurlijke hiërarchieën zijn niet te vergelijken met menselijke klassenverschillen, die wél uitbuitend, overerfelijk en permanent zijn. Hiërarchieën bij dieren zijn volledig in hun genetische make-up verankerd; daarvan is bij mensen geen sprake, zoals de historische variabiliteit van sociale machtssystemen laat zien.

Tegenover het extractivisme van het westerse wereldbeeld plaatst de ecologische beweging het begrip “wederkerigheid” als leidend principe: ‘Ik geef aan anderen en krijg daar in gelijke mate iets voor terug.’ Wederkerigheid is wat de netwerkstructuur van ecosystemen bijeenhoudt: zonder wederkerigheid geen symbiotische samenwerkingsverbanden. Extractie is eenzijdig nemen, wederkerigheid is nemen én geven. Willen wij als mensheid niet het aardse ecosysteem volledig uitputten en kapotmaken, dan zullen we een dergelijke wederkerigheid met de natuur moeten ontwikkelen, waarbij wat we nemen van de natuur direct of indirect en in evenredige mate aan de natuur teruggegeven wordt. Bijvoorbeeld door ontbossing, grondstoffen-extractie of natuurvernietiging door milieuvervuiling te beantwoorden door bomen te planten of de natuur tijd en ruimte te geven om zich te herstellen. Alleen door deze wederkerigheid kunnen we in een ecologisch evenwicht met de natuur samenleven.

Binnen de ecologische beweging gaat het echter niet slechts om herstel van onze relatie met de natuur maar ook om herstel van onze relaties met elkaar: het einde van de natuuroverheersing moet ook het einde van de sociale overheersing betekenen. Daarbij moeten we echter wel waken voor een simplistische naturalistic fallacy, waarbij we uit de egalitaire aard van ecosystemen de gemakzuchtige conclusie trekken dat een ecologische samenleving “dus ook” egalitair moet zijn. Dan redeneren we te veel vanuit de natuur en ontkennen we de evolutionaire eigenheid van de menselijke soort als cultuurwezen. De mens is immers niet slechts nature maar ook nurture. Wij geven zelf vorm aan onze samenlevingen op basis van historisch gegroeide culturele tradities – nogmaals, de historische variabiliteit van sociale machtssystemen laat dat zien.

Anderzijds echter moeten we het onderscheid van nature en nurture ook relativeren. Als harde tegenstelling geformuleerd is dit een symptoom van het westerse dualisme van mens en natuur – precies het dualisme dat we middels holisme en interdependentie willen overwinnen. We moeten nurture niet zien als het tegendeel van nature maar juist als een evolutionaire manifestatie van de natuur zelf – nurture ís onze nature. De natuur zélf heeft ons als cultuurwezens voortgebracht.

Precies daarom is wederkerigheid een intrinsiek onderdeel van onze biologische constitutie. De mens is immers geëvolueerd als de “dialogische soort”: talige communicatie en de daardoor mogelijk gemaakte complexe samenwerkingsverbanden vormen de sleutel tot ons evolutionaire succes. “De mens is van nature een sociaal dier” zei Aristoteles al. En de latere evolutionaire antropologie heeft hem daarin gelijk gegeven: talige communicatie en coöperatie zijn bij ons genetisch ingebakken. Maar taal en samenwerking kunnen niet zonder wederkerigheid – de wederkerigheid van aanspreken en aangesproken worden, maar ook van dienst en wederdienst. “Wij leven in de stroom van universele wederkerigheid”, aldus de dialogische filosoof Buber, voor wie menselijkheid wezenlijk mede-menselijkheid betekent.

Deze wederkerigheid van de door taal gemedieerde socialiteit vormt het evolutionair-biologische substraat dat aan de historische variabiliteit van menselijke culturen ten grondslag ligt. Wederkerigheid, anders gezegd, is een antropologische constante die als een rode draad door alle culturen heen loopt, zoals antropologen als Mauss, Malinovsky en Lévi-Strauss hebben laten zien. Een ecologische samenleving, waarin de evolutionair-biologische natuur van de mens alle ruimte krijgt, is dan ook een samenleving waar sociale relaties zoveel als mogelijk wederkerig zijn – en dat wil zeggen egalitair, omdat machtsverschillen de neiging hebben deze wederkerigheid te verstoren en tot extractivisme te leiden. Immers, als ik macht heb over jou, dan kan ik meer van jou eisen dan dat ik teruggeef. Daarom concludeert bijvoorbeeld Habermas dat de wederkerigheid van communicatie “machtsvrijheid” vereist.

Klassenloze markteconomie

Wederkerigheid staat dan ook op gespannen voet met de klassenongelijkheid die in de Neolithische Revolutie een aanvang nam en nu nog doorwerkt in het kapitalisme. Daarom is een ecologische samenleving ook een post-kapitalistische samenleving. Al betekent dit niet automatisch het einde van de markteconomie – integendeel zelfs. De markt, als toneel van interdependentie, concurrentie en samenwerking (binnen bedrijven), past op zich goed bij de evolutionaire achtergrond van de mens, waar immers ook Darwiniaanse competitie en coöperatie hand in hand gaan. Het probleem is alleen dat de marktwerking hapert in het kapitalisme door een fundamenteel gebrek aan wederkerigheid.

Marktwerking vereist, zoals economen zeggen, een level playing field: om met elkaar te kunnen concurreren moeten marktspelers dezelfde kansen hebben. Maar als er iets op gespannen voet staat met gelijke speelvelden dan is dat het kapitalisme met zijn inherente tendens tot eindeloze kapitaalaccumulatie in de handen van enkelen. Hierdoor leidt gedereguleerd kapitalisme tot steeds grotere ongelijkheden tussen rijk en niet-rijk, tot steeds grotere multinationals en daarmee ook tot kartel- en monopolievorming – allemaal ontwikkelingen die de vrije markt ondermijnen.

Kortom, ook om echt vrijemarktwerking mogelijk te maken moeten we voorbij het kapitalisme gaan. Vanuit ecologisch perspectief ligt de oplossing hier in het wederkerig maken van de ruilverhoudingen, die immers door de grote machtsverschillen binnen het kapitalisme te vaak ongelijk en dus extractief zijn, bijvoorbeeld tussen kapitaalbezitter en werknemer en tussen rijke landen/multinationals en arme landen. Maken we die ruilverhoudingen écht wederkerig, dan vindt er geen extractie meer plaats en dus geen verrijking van de één ten koste van de ander. Zo opent de ecologie het perspectief op een duurzame en klassenloze markteconomie, gekenmerkt door wederkerigheid met de natuur en tussen mensen onderling.

Bronnen
– Bookchin, Murray (2005), The ecology of freedom. AK Press, Edinburgh (reprint).
– Buber, Martin (2020), Ik en Jij. Uitgeverij Bijleveld, Utrecht. Eerste editie in 1923.
– De Beer, Paul (2004), “Een linkse hervormingsagenda voor het kapitalisme”, in: Socialisme en Democratie, volume 61, issue 10/11, pp.10-26.
– Descartes (1960), Discourse on Method and Other Writings. Penguin Books, Baltimore. Eerste editie in 1637.
– Dunbar, Robin (1996), Grooming, gossip and the evolution of language. Harvard University Press, London.
– Hardt, Michael & Negri, Antonio (2004), De Menigte: Oorlog en Democratie in de Nieuwe Wereldorde. De Bezige Bij, Amsterdam.
– Habermas, Jürgen (1976), Legitimation Crisis. Heinemann Educational Books, London.
– Hickel, Jason (2017), The Divide: A brief guide to global inequality and its solutions. Windmill, London.
– Hickel, Jason (2021), Minder is Meer: Hoe Degrowth de Wereld zal redden. Epo, Berchem.
– Klein, Naomi (2014), No Time: Verander nu voordat het klimaat alles verandert. De Geus, Amsterdam.
– Komter. Aafke E. (ed.) (1996), The Gift: An interdisciplinary perspective. Amsterdam University Press, Amsterdam.
– Lent, Jeremy (2021), The web of meaning. New Society Publishers, London.
– Macfarlane, Robert (2016), “The Secrets of the Wood Wide Web”, in: The New Yorker, August 7, 2016.
– Margulis, Lynn & Sagan, Dorion (1997), Microcosmos: Four Billion Years of Microbial Evolution. University of California Press, Berkeley.
– Rotmans, Jan (2021), Omarm de Chaos. De Geus, Amsterdam.
– Sas, Peter (2022), “Samen tegen het kapitalisme”, in: Socialisme en Democratie, jaargang 79, nummer 1, pp.45-52.
– Varoufakis, Yanis (2017), Talking to my daughter: A brief history of capitalism. Vintage, London.
– Varoufakis, Yanis (2020), Another Now: Dispatches from an Alternative Present. The Bodley Head, London.

5f45dbe9-2250-428c-9c07-e51108748040

Peter Sas

Peter Sas (1970) studeerde filosofie aan de Erasmus Universiteit, waar hij in 2001 promoveerde. Hij werkt bij de SP, is actief bij …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.