God als een hoeder in gevaren, een persoon die van zich laat horen. Iemand zegt daaraan te hechten, ondanks het gegeven dat God nogal eens zwijgt bij gevaren. Ik denk stilletjes, een tikje dwarsig: tja, een almachtige vader die niet voorkomt dat zijn zoon wordt gekruisigd…
Een andere deelnemer treft het goddelijke aan in onszelf. God is een kracht in ieder mens. Die kunnen we delen met elkaar. Zo hoeden we elkaar bij gevaar. Iemand vult aan dat God liefde is en zichtbaar wordt in ons.

Zo verschijnt in ons gesprek het beeld van een God die op een of andere manier deel van ons uitmaakt. Die verhuizing van God naar de mens toe maakt het wel gemakkelijker om diens zwijgen en afwezigheid een plek te geven. Want als God niet buiten maar eerder binnenin ons is, treft een mogelijk verwijt van afwezigheid de zwijgende mens zelf.
Mijn inbreng in het gesprek is het ernstige spel met deze – en andere – godsbegrippen. Ze lijken elkaar onderling uit te sluiten, maar ze kunnen evengoed ons speelgoed zijn, tegelijk en naast elkaar. Met de meervoudgod tast je af wat zou kunnen. Bovendien: de goddelijke en menselijke werkelijkheden sluiten zo op elkaar aan, ook op Goede Vrijdag.
Die menselijke werkelijkheid kampt met lastige, ons overstijgende ervaringen: tijd, ruimte, kwaad, ziekte, dood, en zelfs ons eigen zelf. De God van wat voor godsbeeld dan ook overstijgt ons eveneens. Maar diens overstijgen is anders. God blijft weliswaar groter dan de mensen, maar is een bondgenoot in de omgang met al die andere fenomenen die ons overstijgen.
In het spel met de meervoudgod lijkt de goddelijke werkelijkheid de betere wederhelft van onze moeizame werkelijkheid.
Past het Godsbeeld wel in de kerken zoals we die nu kennen? Is dit misschien kenmerkend voor de leegloop waar de meeste kerken mee te maken hebben?
Zou de kracht in de verhalen in de Bijbel niet mee mogen groeien met het herkennen, erkennen en zo het kennen van de grotere kracht van de symboliek boven de letterlijke letter?
Zou God dan niet veel meer en veel eenvoudiger terug te vinden zijn in ons dagelijks leven waarin we zoeken naar onze verbindende factor vanuit Liefde dwars door alle strijd in het klein en in het groot die jammer genoeg hoort bij de menselijke ervaring.
Zou zo niet de kerk veel meer terug te vinden zijn, geleefd, in het dagelijks leven waardoor er een andere inhoud aan viering gegeven kan worden?
De kerken zijn toe aan een andere erkenning en daarmee invulling van de opstanding, de opstanding in iedere dag in het leven van elk uniek mens.
Op die manier ontstaat een nieuwe weg na Hemelvaart op weg naar Pinksteren waar de Geest op een andere manier onder de mensen kan komen en zo de kerken zich in zichzelf laten vernieuwen door de erkenning van ieders unieke Godsbeeld.
Zo is ieder uniek mens geschapen naar ieders unieke gelijkenis aan God. En zo is God terug te vinden in ieders unieke leven. Ja zo wordt God gezien (herkend) en beleefd (erkend) zoals wij door God gezien worden en wij ons leven mogen leven in het vertrouwen dat we goed zijn zoals we zijn omdat we verenigd zijn in en met God.
Wanneer we ons zo met God verbonden weten in alle openheid en dit met elkaar, vanuit respect met liefde, met elkaar kunnen delen dan heeft verenigen de open deur van waaruit de kerken een hernieuwde open weg zijn waar God in ons leven gevierd kan worden.