Na afloop vroeg ik me af of het wel tot hem doorgedrongen was. De afgelopen weken, op weg naar 5 december, waren niet anders dan vorig jaar. Hij was nog net zo enthousiast en ‘gelovig’. Soms peilde ik zijn emoties en op een keer vroeg ik op de man af of hij nog weleens dacht aan wat ik deze zomer aan hem had verteld. We voerden een gesprek waarin hij vooral de historische zaken rondom de Sint nog eens op een rijtje wilde zetten. Geen emoties. Hier sprak de rede. Later die dag keek hij weer vol overgave naar het Sinterklaasjournaal. Geloof en rede (mythos en logos) bestaan naast elkaar! Godfried Bomans beschreef dit fenomeen ooit zo treffend:
“Geloven en weten zijn twee rails, die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten. Elk kind beweegt zicht in die dagen op beide voort. zijn linkerkant weet dat het onzin is en zijn rechterzijde gelooft het. Ik heb bevend voor sinterklaas gestaan en tegelijk gezien dat het onze buurman was. Alle twee wist ik zeker. En toch waren ze niet met elkaar in tegenspraak. Er kwam geen onderlinge verbinding tot stand. De spoorstaven hadden geen dwarsliggers. Op een keer- en dat is in het leven van elke mens toch eigenlijk een belangrijke gebeurtenis, die al evenmin aandacht krijgt- verdwijnt deze wonderlijke schizofrenie. Het kind ‘weet’ dan alleen. Er breekt echter niet een nieuw inzicht door, want de bewustheid van de leugen is er altijd geweest. De daaraan parallel lopende lijn wordt eenvoudig opgeheven. Het is voor mij altijd een raadsel dat het kind hier geen rancune aan overhoudt.” (Uit: Een mooie tijd)
Bomans beschrijft hoe het magisch-realistische wereldbeeld van een kind verdwijnt en hoe daarmee ook de religieuze ervaring uit het zicht verdwijnt. Sint bestaat niet. In de puberteit volgt dan meestal een tweede geloofscrisis: God bestaat niet. Het geloof legt het af tegen de rede. Niet op de laatste plaats omdat in onze westerse samenleving het rationeel denken de boventoon voert. Totdat mensen ervaren dat de rede zo z’n grenzen kent en niet zaligmakend is. Wanneer dierbaren komen te overlijden, bijvoorbeeld. Dat is niet te begrijpen. Het verstand laat je met lege handen achter. Wellicht verklaart dat de heimwee die een rol lijkt te spelen bij ons Sinterklaasfeest. Volwassenen die vol overgave kinderen laten geloven dat Sinterklaas nog steeds leeft. Volwassenen die, als het om het Sinterklaasfeest gaat, niet tot rede vatbaar zijn. Emoties voeren de boventoon bij dit kinderfeest. Dat blijkt ook uit de hele Zwartepieten-disussie. Hier lijken mensen niet meer tot rede vatbaar. Menig betoog is rationeel gezien zo lek als een mandje.
Een psychoanalytica beschreef die heimwee eens als volgt: “Is het geen heimwee naar een religieus of spiritueel ervaren, dat bij de volwassenen zo diep in het innerlijk weggeborgen zit, dat het niet meer direct kan worden ervaren, maar nog wel in de buitenwereld, in casu bij de ‘gelovige’ kindertjes, kan worden herkend? … Zij snoepen als het ware mee van de emoties die het kind voelt en die zijzelf niet meer binnen zichzelf kunnen bereiken” de beleving van het wonder, de openheid voor het Grotere, de overgave aan het Mysterie. Bijna is het alsof zijzelf weer geloven, alsof die gevoelens van opgaan-in en opengaan-voor van henzelf zijn. … Maken volwassenen het sprookje voor hun kinderen niet tot werkelijkheid omdat ze zelf zo teleurgesteld zijn over het feit dat het sprookje niet waar is en omdat zij niet meer kunnen ervaren dat op een wonder lijkt?”
Zelf ga ik als ouder eigenlijk altijd wat slordig om met het Sinterklaasmysterie. Ieder jaar krijg ik rond deze tijd veel boze blikken van andere volwassenen. Als ik me weer eens verspreek, bijvoorbeeld omdat ik me vaak hardop en in bijzijn van kinderen afvraag welke acteur of dorpeling toch die Sint of Piet speelt. Of tijdens pakjesavond wanneer ik rechtstreeks de maker van een gedicht complimenteer of ik uitgebreid ga vertellen over mijn zoektocht naar dat ene cadeau. Het is dat mijn zoon nooit vragen stelde over de Sint en ook geen Sinterklaasangst toonde, anders had ik het hem al veel eerder verteld. Moet ik daaruit concluderen dat de heimwee bij mij minder sterk is? Is dat wellicht omdat ik de religieuze ervaring in mijn leven koester en bescherm? Of misschien ligt het aan mijn opvoeding: mijn moeder heeft het geloof in Sinterklaas nooit heel erg aangewakkerd. Ze wilde niet dat wij angstig zouden worden. Ik heb dan ook geen herinnering aan het moment dat ik erachter kwam dat het Sinterklaasfeest een toneelspel was. Mijn eerste geloofscrisis was mild. Ik ben benieuwd hoe mijn zoon hier later over zal oordelen…