De reden geeft het SCP zelf aan: de theorieën en waarnemingsinstrumenten komen uit de (godsdienst)sociologie van het christendom. De voorstelling die wordt gegeven van de praktijk van de islam wordt hierdoor niet helder. Neem bijvoorbeeld deze zin uit het persbericht: “Steeds meer moslims van de tweede generatie bezoeken minstens één keer per week de moskee”. Hiermee wordt gesuggereerd dat ‘moskeebezoek’ hetzelfde is als ‘kerkbezoek’, omdat ‘moskee’ dezelfde betekenis heeft als ‘kerk’ en ‘één keer moskeebezoek per week’ kennelijk gelijk wordt gesteld met de (zondagse) kerkdienst. Er is echter een groot verschil in de betekenis van deze indicatoren. Of neem deze conclusie: “20% van de Turkse moslims is niet-praktiserend; nog eens 20% volgt alleen de voedselvoorschriften (halal eten en meedoen aan de ramadan)”. Is er echt een significant verschil tussen de 20% Turken die niet praktiserend is en de 20% die alleen halal eet en aan ramadan meedoet? Klopt de conclusie “Onder Marokkaanse en Somalische moslims is bijna iedereen praktiserend” wel? Wat is dan de grens tussen praktiserend en niet-praktiserend? Kloppen de indicatoren die het SCP aanvoert voor beide labels? Herkennen moslims zich in deze typeringen? Zulke begrippen zijn niet voldoende doordacht.

Laat ik een aantal complicaties van het begrip ‘praktiseren’ uitlichten. De islam wordt ingedeeld in de volgende uitingsvormen: de ‘aq?da, de ibad?t en mu‘?mal?t. De ‘aq?da zijn de geloofsleer en de dogma’s, de ibad?t zijn de devotionele rituelen, het eerste aspect van de praxis en de mu‘?mal?t hebben betrekking op het sociale verkeer, het andere aspect van de praxis. De aanduiding ‘praktiserende moslim’ slaat bij mu‘?mal?t op het vermijden van het verbod en het volgen van het gebod. Het gaat om een aantal basisverboden die de Koran heeft aangegeven en die door moslims als zodanig zijn aanvaard, zoals alcohol, gokken, niet-ritueel geslacht vlees en varkensvlees. Een moslim kan nog meer ‘praktiserend’ zijn indien hij meer verboden respecteert of naar meer geboden zou leven. Echter, wie de bovengenoemde basisverboden overtreedt, verliest het etiket ‘praktiserend’. Een complicatie in het toepassen van het begrip ‘praktiserend’ in het kader van de mu‘?mal?t is de onenigheid bij moslims over een aantal basisverboden, lees restricties. Degene die bijvoorbeeld het handelen conform het rentesysteem, de andere sekse een hand geven, het scheren van de baard en het ongesluierd in het openbaar lopen van vrouwen, tot de verboden rekent, stelt hogere eisen aan de status van ‘praktiserend’. Hoe orthodoxer en strenger in de leer, hoe meer restricties en hoe hoger de norm voor het etiket ‘praktiserend’ en vice versa.

Bij de ibad?t slaat de aanduiding ‘praktiseren’ juist op het doen van de devoties. Ook hier geldt een aantal basisgeboden die ‘gepraktiseerd’ moeten worden. Gewoonlijk worden de zuilen van de islam genoemd: de sal?t ofwel het gebed, het vasten ofwel ramadan, de zak?t ofwel de armenbelasting en de hadj ofwel de bedevaart. De belijdenis (shahada) wordt ook gerekend tot de vijf zuilen, maar daarop is het begrip ‘praktiserend’ niet van toepassing. De sal?t wordt echter als de belangrijkste zuil beschouwd en het zich daar niet aan houden wordt vaak voldoende geacht om in aanmerking te komen voor de status ‘niet-praktiserend’. Alleen al om deze reden klopt de conclusie “Onder Marokkaanse en Somalische moslims is bijna iedereen praktiserend” niet. Want onderzoek en dagelijkse waarnemingen geven aan dat tientallen procenten van deze groep de sal?t niet doet. Ook het vasten is een belangrijke graadmeter voor de mate waarin iemand al dan niet als praktiserend wordt gezien. De zak?t telt minder, maar niet bij iedereen, als norm omdat velen de burgerlijke belastingen die aan de staat worden betaald als een vervanging zien voor de klassieke financiële afdracht aan de armen. De pelgrim naar Mekka wordt slechts eenmaal in het leven geboden en wordt gewoonlijk uitgesteld tot een latere leeftijd.

Laten we nog een complicatie nemen. De categorieënaq?da, ibad?t en mu‘?mal?t worden gezien als een methodologische indeling om de geloofsstructuur overzichtelijk te maken. Het is geen principieel onderscheid tussen drie geheel van elkaar gescheiden domeinen. Vooral de ibad?t zich vanuit deze optiek tegen de eenzijdige vertaling ‘devote rituelen en plichten’. Ibada (enkelvoud ibad?t), betekent letterlijk: ‘God dienen’. Derhalve: alles wat men doet met de intentie God te dienen, kan gerekend worden tot de ibad?t, dus ook de mu‘?mal?t. Met deze bredere benadering van ibad?t krijgt het begrip ‘praktiserend’ ook een andere dimensie, omdat ook de intentie en allerlei goede werken op welke domein dan ook daaronder zouden vallen en dus als praxis aangemerkt zouden kunnen worden. Toen de Marokkaanse minister voor Familiezaken Basima al-Haqawi publicist Said Lak’hal in een televisiedebat onlangs typeerde als laysa mutadayin (niet-praktiserend), verklaarde Lak’hal de minister voor de rechter te slepen wegens smaad en aantasting van de goede naam. Volgens Lak’hal betekent ‘niet-praktiserend’ in islamitische context hetzelfde als ‘niet gelovig’ en is dus een vorm van verkettering. Praktiserend zijn kun je, geeft Lak’han indirect aan, niet zomaar uit uitwendig religieus gedrag afleiden.

Een fundamenteel probleem voor het onderzoek van het SCP is dat er geen duidelijke definitie is voor ‘moslim’. Hiervoor en voor een betere aanduiding en conceptualisering van de religieuze beleving van moslims dient meer geïnvesteerd te worden in de ontwikkeling van een islamitische godsdienstsociologie, zoals in Frankrijk en francofone islamitische landen het geval is.

Mo.Ajouaou

Mohamed Ajouaou

Universitair docent VU A'dam en KU Leuven, Lid MT Dienst Geestelijke Verzorging

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.