De parabel – spiegelverhaal, traditionele term ‘gelijkenis’ – staat in het evangelie van Lucas, hoofdstuk 11. Jezus is al een tijd bekend als leraar en wonderdoener en jaagt een boze geest uit iemand weg. En, zoals dat gaat: sommigen vragen zich hardop af wie Jezus wel denkt dat-ie is, dat Hij dit durft te doen. Hij dient hen stevig van repliek. En daarna vertelt Hij een parabel, een spiegelverhaal over de macht van het kwaad. Als een boze geest ergens weggejaagd wordt, aldus Jezus, zoekt hij een rustplaats. Als hij die niet vindt, wil hij terug naar het huis dat hij verlaten heeft. Hij gaat kijken en wat blijkt: het is er schoongeveegd en op orde (Lucas 11 vers 25). Dan neemt hij zeven andere demonen met zich mee en die gaan daar dan met z’n allen wonen. ‘En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen’ (vers 26).
De parabel bepaalt mij allereerst bij de persoonlijke vraag: wat heb ik in huis om de trekkracht van het kwaad te weerstaan? Geld, seks of macht – ‘GSM’ – zijn de bekendste drie verleidingen. Maar het kan ook subtieler: ik kan te ver opgaan in muziek, sport, amusement, roesmiddelen, of meedrijven met een ideologie of alles verwachten van ‘de economie’. Wat maakt me dan weerbaar? Het hielp dat ik mensen had met wie ik erover kon praten. Wat vooral ook hielp was geestelijke bagage: een innerlijk kompas, een ontwikkeld geweten, deugdelijke waarden, en dagelijks contact zoeken met mijn Bron (die ik God noem). Gelukkig zijn er geen zeven boze geesten in mij komen wonen.
De parabel bepaalt me ook bij onze maatschappelijke weerbaarheid. Zijn er waarden en ideeën die ons weerbaar of juist vatbaar maken? Lange tijd waren er drie toonaangevende ideologieën, samenhangende waarden en ideeën over een goede samenleving. Je zag die terug in de drie grootste partijen: CDA, PvdA en VVD. De motivatie achter de paarse kabinetten in de jaren 1990 was onder meer het doorbreken van de dominantie van de christendemocratie. In linkse en liberale kringen vonden velen dat bevrijdend, net als die duiveluitdrijving uit de parabel. In diezelfde jaren schudde de sociaaldemocratische PvdA zijn rode veren af. Ook dat leek bevrijdend: de klassenstrijd tussen arbeid en kapitaal hoefde niet meer en de vrije markt leek alles te kunnen oplossen. En bij de VVD was liberalisme al eerder veranderd in neoliberalisme: privatisering, marktwerking en de zelfredzame burger kregen ruim baan. Of je winnaar of verliezer bent, heb jijzelf in de hand. Ook dat leek (meer) vrijheid te brengen. En bij het CDA verbleekten de christendemocratische kernwaarden en waaide men mee met de dominante neoliberale wind.
Wat betekende dit voor enkele kernwaarden uit onze christelijke en humanistische traditie, zoals gerechtigheid, solidariteit, barmhartigheid en verantwoordelijkheid? Waarden die overigens ook door aanhangers van andere godsdiensten onderschreven worden? Die kwamen onder druk te staan, zoals bijvoorbeeld te zien is aan het toeslagenschandaal, de aardbevingsellende in Groningen en moeilijke oplosbare vraagstukken op bijvoorbeeld de woningmarkt, in de landbouw (stikstof) en op de arbeidsmarkt (uitbuiting van arbeidsmigranten). We leven inmiddels minstens veertig jaar in een neoliberale samenleving, waarin ieder het vooral zelf moet zien te rooien. Er is als het ware een gat in de samenleving geslagen nadat waarden en ideeën die lang gangbaar waren, afgedankt werden. Zo werd ons land vatbaar voor andere – bijvoorbeeld populistische – ideeën, waarden en personen.
Ideeën en waarden kunnen dus hun aantrekkingskracht verliezen en afgedankt worden – maar wat komt ervoor in de plaats? Het kan fout aflopen, leer ik van de parabel van Jezus over het kwaad. En dan is een samenleving er aan het eind slechter aan toe dan aan het begin. Belangrijke vragen zijn dan ook wat mij betreft: waarop is mijn persoonlijke kompas afgesteld en hoe blijf ik weerbaar? En: welke waarden en ideeën zijn nodig voor een goede samenleving, en welke organisaties, partijen en personen verdienen daarom mijn steun?