In december verscheen ‘Het geschenk van de priesterroeping’, over de roeping tot en de vorming van priesters. Het oude document hierover (1970) werd bij de tijd gebracht. Ik lees dat homo’s die priester willen worden, worden afgewezen omdat zij niet in staat zouden zijn correct om te gaan met mannen en vrouwen. Deze woorden komen van de vorige paus en zijn nu met instemming van paus Franciscus opgenomen in dit document. Het scherpt de vraag aan die mij regelmatig wordt gesteld: Hoe kan ik, homo én priester, deel blijven uitmaken van een kerk die mij niet volledig accepteert?
Door: Theo Koster OP
Mijn antwoord is eenvoudig: de kerk is mijn thuis. De kerk doet mij voelen dat ik de moeite waard ben en niet gemist kan worden. Het voelt als een kind dat zichzelf is, thuis bij zijn ouders. Dit hoeft het kind niet te verdienen; het is er, vanzelfsprekend. Dit vertrouwde gevoel verloor ik, toen ik op eigen benen ging staan. En dit gevoel kwam terug. Ik merk dat de kerk in haar belichaming van de boodschap van Jezus me dit gevoel geeft. Jezus verkondigt: het rijk Gods is nabij. De rode draad in het evangelie is dat mensen niet over elkaar oordelen. De rooms-katholieke kerk zondigt daartegen, zoals genoemd document laat zien. Maar dit soort uitspraken zijn niet de essentie waar de kerk voor staat; dat is de persoon van Jezus Christus. Die wil ik niet missen. Dit is voor mij de moeite waard. Ik hoor daar wezenlijk bij; ik ben een kind van God.
De huidige paus, Franciscus, straalt uit waar de rooms-katholieke kerk voor staat. Hij denkt niet anders over homoseksualiteit dan zijn voorgangers. Maar hij treedt homo’s open tegemoet en behandelt hen als mensen, en niet als gemankeerde wezens. Hij straalt naar vriend en vijand uit dat zij de moeite waard zijn, dat zij mensen zijn, cadeautjes van God.
Waar de kerk voor staat reikt dieper dan acceptatie. Waar het om gaat is dat je volmondig ja zegt tegen anderen en tegen jezelf, ongeacht hoe je in elkaar steekt. Je geaardheid accepteren is één. De volgende stap is jouw geaardheid bevestigen als wezenlijk horend bij jou, wat je dus niet kunt missen. Dan ga je vertrouwen uitstralen, een ander woord voor geloven.
Je merkt dat je minder gevoelig gaat reageren op kritiek en dat jouw geaardheid vruchtbaar wordt in jouw omgang met mensen. Een bisschop kwam met mij praten, omdat ik homoseksuele relaties zegen, iets wat de rooms-katholieke kerk verbiedt. Min of meer vanzelfsprekend kon ik getuigen dat de kerk in dezen verkeerd handelt. De bisschop was het niet met mij eens. Toch kreeg ik geen berisping noch werd mij verboden het nog eens te doen, integendeel: ik werd gerespecteerd, met andere woorden: bevestigd als persoonlijkheid.
De kerk heeft mensen een thuis te bieden. Thuis leer je je mooie en lelijke zijden, je zwakke en sterke kanten te ontdekken, te bevestigen en te hanteren, zodat je gaat uitstralen wie je bent. Dit doet niet alleen jezelf, maar ook andere mensen in jouw omgeving goed. De regelgeving van de kerk is secundair. Er zijn in de rooms-katholieke leer vele dingen die niet mogen of die moeten. Hoe belangrijk ook, de leer biedt slechts hulp om dat wat als belangrijk ontdekt is te bewaren en door te geven. Niet deze regelgeving is heilig, maar dat wat ze tracht te behoeden: dat jij als mens de moeite waard bent, ongeacht of je dit verdient.
Theo Koster OP is theoloog en emeritus studentenpastor. Klik hier voor andere artikelen van en over Theo Koster.
Wat fijn dat je toch een plek hebt weten te vinden in de kerk, maar wat jammer dat je daarvoor zo sterk moet zijn en telkens weer je seksuele geaardheid moet verdedigen.
@p. Theo Koster OP: prachtig als je zo in het leven staat als boven beschreven, maar dat De kerk dit ook uitstraalt? Daar is toch altijd – juist in de regelgeving (zie m.n. het Kerkelijk Wetboek) – die vreselijke machtscomponent, die steeds hierin tot uitdrukking komt dat je pas meetelt als je je door een bisschop/het Leergezag laat leiden. Ga je bijv. als religieus leven enz. dan erkent de kerk je pas als je je door een openlijk uitgesproken belofte, publiekelijk verbindt in de handen van de diocesane bisschop en onder diens leiding je levenswijze volgt. Als katholiek tel je ook pas mee als je door de bisschop of diens plaatsvervanger gevormd bent. Je mag als hertrouwd gescheiden mens pas weer echt deelnemen aan de Eucharistie enz. als de bisschop of zijn plaatsvervanger je zondebewustzijn, je keuze, je schuld etc. heeft onderzocht en beoordeeld. Enz. enz. Voor een homoseksuele medemens geldt de facto hetzelfde: hij telt pas mee als …… de bisschop er zijn zegen aan geeft. Als individu kun je er dan wel anders over denken, maar blijf je in wezen toch altijd afhankelijk van de toevallig mentaal sterke of zwakke persoonlijkheid van de pastoor/bisschop in je omgeving. En dus in wezen (in de kerk en meestal ook daarbuiten) “Fremdbestimmt”; elk moment kun je keihard teruggefloten worden en in de hoek der verderfelijke ketters worden geplaatst, enz. (Wat sommige autoritaire lieden – de letterknechten die de Schrift en m.n. de apostel Paulus plus discours over letter en geest nog steeds niet hebben begrepen – dan ook maar wat graag doen, helaas.) En dat terwijl de Schrift – toch ons aller ijkpunt! – helemaal niet eist dat je je onderwerpt aan welke mens ook. Daar gaat het om trouw aan en vertrouwen op God via Jezus e.d. Om het je laten leiden door de Geest (van liefde en barmhartigheid, solidariteit en vergeving). De kern daarvan is ons zelfs meegegeven met onze natuur: we zijn geheel en al voortgekomen uit en ontworpen voor het liefhebben. God, de liefde is dus reeds in ons én met ons. Dáár moeten we trouw aan zijn én op vertrouwen door ons er open voor te stellen, er ruimte voor te maken, steeds meer. Ik denk dan meteen aan ‘Zacheüs, kom uit de boom; Ik kom bij je eten.’ (Lucas 19) Wat een mooie, diepe bevestiging van een individuele mens. In de kerk zijn er ook mensen die daartoe in staat zijn; ik heb het gezien en zelf ervaren. En jij ook, bij je broeders dominicanen. (In de jaren zestig-zeventig heb je het op het Albertinum – ten tijde van de groepsvorming rond p. Van der Ploeg enz. beslist anders ervaren, vermoed ik toch!) Hoe hard zijn je broeders niet aangepakt toen ze met hun stellingname in ‘Kerk & Ambt” naar buiten kwamen? Dus: De kerk is ons thuis? Zo’n uitspraak zou ik niet voor mijn rekening durven nemen. Ik zou willen dat het anders was, maar zie het niet gebeuren. Wees ondertussen maar thuis bij je broeders, want daar moet jij e.a. het toch van hebben: van liefdevolle medemensen.
Waarom mogen mensen oordelen over het geestelijk en aardse leven van een medemens? Jezus leerde ons dat nadrukkelijk niet. Laat je eigen hart en ziel spreken, dat is wat we vooral lezen in het NT. Dan kan je tegenover God zelf verantwoorden voor je daden en je niet verschuilen achter een bisschop, dominee, iman of dogma.
Dank Dik, Piet en Rens voor jullie reactie.
In de kerk werkt Gods geest en die doet mij de kerk ervaren als mijn thuis. Ik zou de kerk niet ons thuis durven noemen. De kerk is ook mensenwerk en sommige mensen, tot op het hoogste niveau in de kerk, kunnen het niet laten mensen te be- en zelfs veroordelen. Vele mensen lijden hieronder. Gelukkig zijn er ook velen binnen de kerk die opkomen voor deze mensen en zich verzetten tegen deze be- en veroordelende mensen van de kerk. Ik hoef mijzelf tegenover hen niet te verdedigen, maar kom op voor mensen die dit moeten. Dat veroorzaakt soms spanningen; Piet geeft er voorbeelden van. Liefdevolle mensen om mij heen zorgen dat ik tegen een stootje kan. Aan mij de opdracht mij ook liefdevol te blijven gedragen zodat het (zelf)vertrouwen, een ander woord voor geloven, ook bij anderen kan groeien.