Cartoon

Veel van onze communicatie, vooral die op internet, lijkt op een cartoon die ik gebruik bij workshops geestelijke begeleiding. Die cartoon toont twee figuren met denkwolkjes. De ene roept, met een gefrustreerd gezicht, “Do you even hear the words I say (hoor je wel wat ik zeg)?” De ander, met een uitgestreken glimlach, antwoordt: “The ones I like (als het me aanstaat, dan zeker)”.

Zo werkt tegenwoordig veel van onze communicatie. Wat de ander zegt doet er nauwelijks toe. In plaats van te helpen door belangstellende vragen te stellen pakt men de ander flink aan, met een slimme vraag of spitsvondig commentaar. Ook de briefwisseling tussen Harrie van den Akker en Hendro Munsterman eerder dit jaar op deze website had daar wat van weg. Het knetterde flink. Goed volgens mediawetten. Maar was het meer dan twee roeptoeters? Hoorden Harrie en Hendro elkaar? Hielpen ze elkaar om zich uit te drukken? Leerden ze van elkaar?

Voordelen

Terwijl luisteren toch allerlei voordelen heeft. Ligt het werkelijk niet voor de hand dat de ander iets zinvols te zeggen heeft? Wie gelooft dat dat minstens tot de mogelijkheden behoort, die luistert. Het woord geloof is hier niet toevallig. Juist omdat je nog niet weet wat de ander voor zinvols zal zeggen, draait het om geloof. Wie gelooft, staat open voor wat nog komen kan. Hij of zij informeert welwillend om zo meer te weten te komen. Wie daarentegen niet gelooft, die praat terug. Dat is de beste garantie dat de ander inderdaad geen zinvolle gedachten heeft. Dan zul je nooit weten wat die gekke medemens beweegt die voor Trump is (of juist tegen). Of de medegelovige die tot je afgrijzen tegen vluchtelingen is (of juist niet).

Er is een tweede voordeel. Wie luistert, gelooft niet alleen in het verhaal van de ander, hij gelooft ook in de ander als persoon. Wie luistert behandelt de ander met eerbied. In explicieter gelovige taal: wie luistert, behandelt de ander als kind van God. Onze ervaringen op facebook en twitter wijzen overigens precies op onze gevoeligheid voor hoe we behandeld worden. Zo ook de eb en vloed van irritatie en welbehagen gedurende de correspondentie van Harrie en Hendro.

Ironie

Mijn pleidooi voor meer luisteren komt niet alleen voort uit dromerigheid over geloof en eerbied. Het komt ook voort uit mijn schrik over het vreselijke gehakketak dat ik aantref.

Hendro Munsterman sprak onlangs in het Nederlands Dagblad over een ‘online burgeroorlog’ tussen katholieken die blij zijn met paus Franciscus en katholieken die dat juist niet zijn. En Anton de Wit betwijfelde eerder in een column in het KN of gelovigen wel aardigere mensen zijn, want je merkt daar in de communicatie zo bar weinig van. Die bittere vruchten zouden ons tot bezinning moeten stemmen! Waar zijn we eigenlijk mee bezig?

Hoe ironisch is het eigenlijk allemaal! Want het einde van het luisteren betekent ook het einde van de vrijheid van meningsuiting. Als een boemerang treft het evenzeer het koekoeksjong zélf. Immers, wat betekent het nog dat ik mij uitdruk als er niemand is die dat kan of wil ontvangen? Wat heeft vrijheid van meningsuiting voor waarde als er niemand is om mijn mening te beluisteren en te ontvangen?

De Schrift stelt: “Weet dit wel, geliefde broeders en zusters: ieder mens moet vlug zijn in het horen, maar langzaam in het spreken”. In die geest zou ik zou graag meer bedachtzaamheid zien. Minder zelfvoldaan weten, meer eerbiedig luisteren. Wie doet mee?

Jos Moons

Jezuïet

Werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.