Protesten waar grote groepen mensen bij elkaar komen worden gezien als een vrij natuurlijke expressie van politiek ongenoegen, maar protesten zoals wij ze kennen zijn een vrij nieuwe uitvinding.

De aandacht vragen om een bepaald probleem of een specifieke oplossing heeft alleen zin als de boodschap terechtkomt bij een grote groep mensen. Dit maakt protesten erg afhankelijk van de media, omdat nieuwskanalen duiden wat nieuw en belangrijk is. Er is in zekere zin sprake van een dubbele rol, omdat media verslaan wat er gebeurt, maar hier ook een narratieve context aan geven, die niet gelijk hoeft te zijn aan die van de demonstranten. Het grootste gedeelte van de mensen zal dan ook alleen interactie met een protest hebben via de berichten die over het protest gemaakt worden. Deze dubbele rol leidt tot allerlei complicaties, omdat demonstranten en protestbewegingen meestal heel andere doelen nastreven dan mediaorganisaties.

Protesteren is daarmee ook niet los te zien van de media. Een van de grote doelen van protesten is het via de media beïnvloeden van burgers. In zijn boek If We Burn: The Mass Protest Decade and the Missing Revolution beschrijft auteur Vincent Bevins hoe voor het grootste gedeelte van de menselijke geschiedenis we alleen taal konden waarnemen die binnen een aantal meters van ons door menselijke stembanden gesproken werd. Het was voor de uitvinding van de radio en televisie daarom ook niet zinnig om een grote groep mensen te verzamelen met protestborden. Maar een klein deel van de bevolking zou dit soort teksten immers kunnen zien en dit zou door machthebbers makkelijk genegeerd kunnen worden. Hoe mensen in het verleden hun ongenoegen lieten zien was vaak in een meer directe manier, onder andere door het bezetten van land, het ontvreemden van eigendom of het liquideren van onderdrukkende elites.

Mediapuzzel

Hoewel mensen door te protesteren nu toegang hebben tot minder gewelddadige vormen van het uiten van politieke ongenoegen, is de manier van actie nu veel indirecter en veel afhankelijker. Om iets te veranderen moet er eerst een mediapuzzel opgelost worden. Doordat demonstranten via de media toegang hebben tot een groter publiek bestaat er hier ook een afhankelijke machtsverhouding. Een demonstratie moet zo opgezet worden dat die media-vriendelijk genoeg is. Het mag bij voorbaat niet uit te radicale statements of eisen bestaan en het moet aantrekkelijk voor de media zijn; er moet gemakkelijk een mooi verhaal van te maken zijn. Zelfs bij een gebrek aan radicale statements of eisen worden vaak zaken al dan niet bewust verkeerd geïnterpreteerd of verdraaid. Een ander deel van de mediapuzzel is dat woordvoerders aanwezig moeten zijn. Bij meer gedecentraliseerde protesten wordt vaak een woordvoerder aangewezen door de media.

Wat wel en niet mag tijdens het demonstreren wordt via de wet geregeld, maar deels ook via de normen die via de media gesteld worden. “From the river to the sea” wordt door demonstranten in allerlei contexten gebruikt; in een demonstratiesetting vrijwel altijd als algemene steunbetuiging voor de Palestijnen, of als herinnering dat van de Westelijke Jordaanoever tot de zee er nergens een plek is waar Palestijnen niet vervolgd worden. Desondanks zijn er verschillende journalisten en nieuwsorganisaties geweest die dit uitsluitend interpreteren als een oproep tot genocide. Dit heeft als gevolg dat pro-Palestijnse demonstraties neergezet worden als extremistische pro-Hamas demonstraties, en dat de aandacht afgeleid wordt van de oorlogsmisdaden van het Israëlische leger en paramilitaire groepen.

De rol van de journalist

Vanuit de maatschappij wordt er van journalisten verwacht dat ze op een onafhankelijke en objectieve manier feiten vinden en delen, en dat is ook hoe veel journalisten zichzelf zien. Als apolitieke feitenproducenten. Deze maatschappelijke verwachting staat vaak haaks op de verwachtingen van de werkgever van journalisten. Vanuit de rol als werknemer zijn er verschillende restricties over wat er geschreven kan worden. Dit hangt deels samen met de voorkeur van de consumenten, maar er zijn ook financiële restricties die beperken waar wel en niet over geschreven kan worden. Zo is onderzoeksjournalistiek relatief duur en tijdrovend, en is het veel risicovoller om over invloedrijke personen en bedrijven te schrijven dan om te schrijven over mensen die zichzelf juridisch toch niet kunnen verdedigen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat slecht onderbouwde claims vanuit de IDF (het Israëlisch leger) over de Palestijnen vaak klakkeloos overgenomen worden.

Daarnaast worden er voortdurend ideologische beslissingen in de journalistiek genomen. Denken dat je buiten dit soort beslissingen staat is vaak een teken van een status quo vooroordeel. Aan welk verhaal aandacht gegeven wordt en wie geïnterviewd wordt tijdens bijvoorbeeld een staking (de klanten die geen producten krijgen, het management of de stakers zelf) zijn beslissingen die uit een bepaald politiek mensbeeld voorkomen. Wat ook meespeelt, is dat veel journalisten afhankelijk zijn van toegang tot informatie van instituten. Een te kritisch geluid bedreigt die toegang. Daarnaast zijn de werkomstandigheden van journalisten behoorlijk slecht, met korte onzekere contracten en een hoge werkdruk die eerder de norm dan de uitzondering zijn. Dit gezamenlijk zorgt voor een chilling effect, waardoor kritische geluiden en een zekere onafhankelijkheid binnen de journalistiek ook beperkt blijven.

Het politiseren van de media

Veel van hoe we onze politiek organiseren wordt gemedieerd door de media. Dit maakt de media een machtsfactor in ons politiek systeem. De media heeft naast de rol van het verspreiden van informatie ook de rol van het verspreiden van normen. Het gaat hiernaast ook over de normen over wat wel en niet politiek toegestaan is, maar ook wat politiek wel en niet mogelijk is. Door bijvoorbeeld veelvuldig mainstream economen te laten herhalen dat bepaalde plannen niet haalbaar zijn, worden ze ook minder haalbaar. We moeten ons meer bewust zijn van dat het soort media dat we krijgen het gevolg is van hoe macht verdeeld is in onze samenleving, en dat het onzin is dat media onafhankelijk zijn en zelf geen machtsfactor vormen.

Hoewel we natuurlijk blij verrast mogen zijn als mediabedrijven en journalisten zich op een sympathieke manier uitten over protesten of groene en sociale beleidsplannen, zullen hier zeker als het de financiële belangen van mediabedrijven zelf schaadt, wel restricties aan verbonden zijn. Daarom is het belangrijk dat we kritische consumenten van de media worden. Dat we begrijpen dat wat we zien in de media een verdraaiing is van hoe de wereld echt is. Ook is het belangrijk dat we onafhankelijke, kritische media ontwikkelen waar niet dezelfde normen heersen als in de normale media, waar de machtsverhouding in de samenleving bevraagd wordt en een andere, meer rechtvaardige wereld niet bij voorbaat als onrealistisch gezien wordt.

Dit artikel verscheen onlangs in De Linker Wang.

profiel foto etienne

Etienne Henrij

Etienne Henrij is afgestudeerd als bioloog en werkt als practicumbegeleider in het HBO.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.