Zondagochtend zes uur. Het is Palmpasen. Een paar duizend jaar geleden trok een bewonderde en verguisde jonge man op een ezel Jeruzalem binnen. Toegejuicht door mensen die in hem een Redder zagen, een Godszoon die alles beter zou maken. Binnen een week was deze bijzondere man dood. Diezelfde meute die hem Godszoon en Messias noemde, gilde vijf dagen later: Kruisig Hem. Hoezo, Goede Vrijdag? Na mijn gebruikelijke stiltestart, waarin ik luister naar het gekwetter van de vroege vogels en mooie teksten lees, neem ik een paar concepten van projecten door. De initiatiefnemers zijn wat eigenwijs, maar erg creatief en willen hun kleine stukje wereld wat beter maken. En beter is niet primair materieel. Mijn hoofd, hart en ziel gonzen nog van de initiatieven, die in Lochem gelauwerd werden met nominaties voor de landelijke Compassieprijs. In de hal van het nieuwe gemeentehuis hing een voelbare sfeer van bewondering en verwondering, van goede wil en goede initiatieven, van algemeen welzijn en gelijkwaardigheid. Van medemenselijkheid.
Nu slingert gevoel van grote misselijkheid zich om mijn keel. Op Facebook word ik geattendeerd op een beeld van ongelooflijke minachting voor een mensenleven. Een militair trapt het hoofd van een mens tot moes. Ergens in Afrika. Ik kan geen armen ontdekken aan het lijk. Ik bestudeer de gezichten van de omstanders en zie een waaier van onverschilligheid tot aan aanstalten mee te doen. En zoals tegenwoordig overal gebruikelijk: een ramptoerist maakt foto’s met zijn mobieltje.
Een paar maanden geleden kwam ik in een ontluisterende situatie terecht. Er vielen geen doden. Vier politieagenten hielden met moeite een verwarde man in bedwang en trachtten hem een arrestantenbusje in te krijgen. Omstanders lieten zich horen. Mensen begonnen de agenten te provoceren en de verwarde toe te juichen. De man bleek te sterk voor het kwartet blauw. Te langen leste immobiliseerde een agent de man, door zijn spijkerbroek naar beneden te trekken. In zijn blote kont werd hij het busje ingedragen tot grote hilariteit van het volk. Vanaf het moment dat het bloot te zien was, werden mobieltjes opgeheven en foto’s gemaakt. Wat zouden ze met de beelden gedaan hebben?
In Soweto vielen wel doden. Toen ik daar in 2007 werkte, kwam een man me trots vertellen hoe bewoners van de wijk het probleem van een groep mannen die meisjes ontvoerden en verkrachtten, hadden opgelost. De overwegend blanke politie deed niets, dus grepen ze zelf in. Toen ze de daders – geen idee of het werkelijk de verkrachters waren – gepakt hadden, werden die vastgehouden en geslagen en bespuugd. Daarna werden ze overgoten met benzine, kregen autobanden om het lijf en terwijl ze als brandende fakkels een ellendige dood tegemoet gingen, joelden de omstanders. Hoe kunnen mensen staan juichen bij zo’n vreselijk schouwspel?
Ik realiseer me dat ik mijn eigen voorbeelden nooit 1-op-1 met andere gruwelijkheden kan leggen. Vergelijken is graderen en dit valt niet in een volgorde te plaatsen. Wat me bezighoudt, is het gedrag van het volk dat erbij staat. Dat gilt en juicht, dat bewondert en verguist. Dat Wilders roept ‘Minder Marokkanen’ verbaast me niet, maar wat bezielt de medestanders in Den Haag, die even hard of nog luider hetzelfde scanderen? Wat beweegt deze mensen? En waarom zijn ze, toen alle ophef begon in de media, stil gebleven? De groep die de ene dag ‘Hosanna’ roept en binnen een week ‘Kruisig Hem’. Hoezo, Goede Vrijdag? Dan realiseer ik me dat het juichen en veroordelen, moed en lafheid ook in mijzelf dicht bij elkaar ligt. Ik verlang naar Stille Zaterdag.
ik verlang naar een wereld van vrede rust en harmonie. als ik overga naar die wereld waarvan ik weet dat ze na dit leven komt, dan zal ik daar te kennen geven nooit meer naar de aarde te willen terug keren.
een groot deel van de mensheid wordt steeds a socialer.
goed artikel Marianne.
Als ik alleen in natuur ben
ervaar ik even een stukje hemel op aarde
kom ik terug in de wereld met zijn rauwe
steeds harder wordende werkelijkheid
zie en voel ik overal prikkels van een wereld
waarin ik steeds minder wil leven.
Jouw woorden maken dat nog eens extra duidelijk.
Herkenbaar, Marianne!
Soms voelt het alsof ik de enige ben met die ‘andere’ kijk in de wereld.
Dank je voor het delen.
als ik jouw stukje lees, maar ook de reakties die hierboven staan, dan krijg ik haast de indruk dat ‘het kwade’ vooral in anderen schuilt, in de omstanders, in de samenleving, in de mensheid. Maar ben je zelf geen omstander dan? Of een deel van de samenleving? Volgens mij is de pijn gelaagder: ik voel mij niet thuis in een wereld zonder vrede en harmonie, terwijl ik zelf ook mijn aandeel bijdraag aan die onvrede en disharmonie. Of is hier iemand van engelenstof gemaakt?
Beste Sybrand,
Voor anderen kan ik niet spreken.
Ik, engelenstof? Nee, ‘Dan realiseer ik me dat het juichen en veroordelen, moed en lafheid ook in mijzelf dicht bij elkaar ligt.’ Hiermee geef ik aan, dat ik ook bijdraag aan onvrede en disharmonie bijdraag bij tijd en wijle. Uiteraard, ik ben ook mens en deel van de samenleving.
In de column geef ik voorbeelden – nav de Goede Week én de de foto van de Afrikaanse soldaat – die ikzelf heb meegemaakt en me op geen enkele wijze kan voorstellen mee te doen aan dergelijke uitwassen. Noch zou ik met Wilders mee scanderen.
Ik voel me prima thuis in de wereld, ben een actief mens, en zie zoveel goeds.Ik besef ook hoe goed ik het heb tegenover anderen. Ik wil me wel blijven verwonderen over de andere kant. En daar nooit door in onverschilligheid geraken.