Wanneer je Canarische eilanden op Google intoetst verschijnen er tegengestelde berichten: ‘Zoektocht naar vermiste migranten bij Canarische eilanden’ en ‘All inclusive vakanties naar de Canarische eilanden’. Probeer deze twee zinnen maar eens in je hoofd bij elkaar te krijgen. Het gaat over mensen die op weg gaan: de een in de hoop op een beter leven, de ander in het verlangen naar een ontspannen en goedkope vakantie. En ze kunnen elkaar tegenkomen op het strand van een Canarisch eiland of op Lampedusa of aan de Griekse kust. Geconfronteerd met zulk wereldnieuws zal het de onbevangen lezer van de ochtendkrant overrompelen, zo zelfs dat mensen zich in deze tijd van al het nieuws en van de politiek afkeren.
De vraag wordt dan: hoe houd je het uit bij alle informatie die via de media op je afstroomt, zonder dat je het wanhopige gevoel krijgt daar niets aan te kunnen veranderen? Hoe klein moet je het grote nieuws maken om als ‘gewoon’ mens iets aan die problemen bij te kunnen dragen? Nou, heel klein: door het stellen van een daad bij je huis of in het wijkcentrum vlakbij of door een jongere een helpende hand te bieden bij de eerste stappen de volwassenheid in. En dat is juist heel moeilijk: terneergeslagen door het ‘onoplosbare wereldnieuws’ lijkt elke actie te verlammen in hopeloosheid over de grote problemen.
Maar hopeloosheid is geen nieuw fenomeen: hele generaties hebben ermee te maken gehad: in de oorlog en bezetting, in de slavernij en in langdurige armoede. Václav Havel (1936-2011), schrijver, politicus, dissident bij Charta 77 en uiteindelijk president in het van communisten bevrijde Tsjecho-Slowakije. Ver voor dat moment, begin jaren tachtig, werd hij geïnterviewd door Karel Hvíždala. De geluidsbanden van het gesprek werden het land uit gesmokkeld en verschenen onder de titel Verhoor op afstand, waarbij verhoor ironisch bedoeld was. Havel werd namelijk heel vaak verhoord en verbleef ook lange tijd in de gevangenis. In dit gesprek wordt hij bevraagd of hij op dat moment nog een sprankje hoop ziet. Uit zijn antwoord komt naar voren dat hij hoop niet ziet voortkomen uit toestand van de wereld maar als een innerlijke toestand van de geest.
Hij vertelt wat ze met het initiatief van Charta ’77 (beweging voor de verdediging van mensenrechten in Tsjecho-Slowakije van 1977 tot 1992) bereikt hebben en concludeert: ‘Is het dan niet zo, dat al deze kleine signalen wijzen op de groei van een intense innerlijke hoop, een hoop die niet op prognoses aangewezen is en die van begin af aan het uitgangspunt van deze ongelijke strijd is geweest? Zouden al deze kleine tekenen van hoop ‘buiten’ nog wel bestaan als ‘binnen’ niet de diepe hoop gloeide zonder welke men niet waardig en zinvol kan leven, en zonder welke men nog minder keer op keer aan de ‘uitzichtloze onderneming’ kan beginnen waarmee alle goede dingen gewoonlijk een aanvang nemen?’
De niet-gelovige Havel ziet hoop als iets transcendents, dat binnen in een mens levend kan blijven ondanks problemen. Hoop op verandering, hoop op een nieuwe toekomst. Dat is misschien ook wat mensen uit Afrika drijft om ondanks allerlei tegenmaatregelen toch op weg te gaan en wat mensen tegelijkertijd inspireert om hen en andere mensen dichtbij te helpen. Havel zegt daarover: ‘Hoe ongunstiger de situatie waarin onze hoop overeind blijft, des te intenser is deze hoop. Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt.’ Daarin zijn Václav Havel en vele anderen een blijvende inspiratiebron, ook voor wie nu ergens op zoek is naar hoop.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 10 september jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.