Wie gelooft, leeft uit een ander centrum, uit God. Dat heeft gevolgen. Zoals een groter gevoel voor humor. Het christelijke leven is ten diepste een lach, schrijft de Ierse dichter Patrick Kavanagh. In echte humor relativeren we onszelf omdat alleen God absoluut te nemen is. Zo bezien zijn fundamentalisten niet gelovig. Ze maken zichzelf veel te belangrijk, alsof zij namens God zouden spreken en handelen. Dat maakt bepaald geen lachebekjes van ze.
De vraag is niet of Jezus moppen tapte maar of hij gevoel voor humor had. Welnu, in zijn verkondiging zet hij voortdurend als een cabaretier zijn toehoorders op het verkeerde been. Niet de vrome farizeeër maar de frauderende tollenaar gaat na het gebed gerechtvaardigd naar huis. Niet de jonge schuinsmarcheerder maar de oudste brave Hendrik is de verloren zoon. Jezus vergelijkt het koninkrijk van God niet met Happinez-engelen (al in zijn tijd populair) maar met de inhoud van een doodgewone keukenkast: het is als een mosterdzaadje, als zout, als een mespuntje zuurdesem.
In een verhaal wordt Jezus door enkele dogmatische farizeeërs geconfronteerd met de vraag of het wel geoorloofd is om aan de keizer belasting te betalen. Als antwoord vraagt Jezus onschuldig of zij misschien een muntje voor hem hebben. En jawel, dat hebben ze. Maar werkelijk vrome joden zouden van hun leven geen munt bij zich dragen waarop de beeltenis van de keizer staat met het opschrift dat hij god is. Zo vallen deze farizeeërs al direct onherstelbaar door de mand – ongetwijfeld tot groot gegniffel van de omstanders.
Humor is de zuster van het geloof. Evenals geloof, rekent echte humor met het totaal onverwachte dat gebeuren kan: het ongerijmde van het kwaad zal plaatsmaken voor het ongerijmde van de genade. Het evangelie bruist en bubbelt van zulke ongerijmdheden: de laatsten zullen de eersten zijn, de zwakken zullen de wereld beërven, de dwazen zullen wijs worden, de lammen zullen dansen, de doden zullen leven – en misschien wel het merkwaardigste mirakel: de levenden blijken vaak al dood te zijn.
Geloof lacht om vrome pretenties en gewichtigdoenerij. Geloof ontmaskert alle illusies, het ziet glashelder en eerlijk onder ogen wie we zijn: geen God, maar schepselen. Niets is zo realistisch als het geloof – en daarom kunnen we om onszelf lachen. We kunnen bye bye zeggen tegen ons eigen ik dat zichzelf zo belangrijk vindt en zoveel te verdedigen heeft, om een nieuwe identiteit te ontvangen uit Gods hand. Die identiteit is er een van liefde en rechtvaardigheid. Want pas als we verlost zijn van de obsessie met onszelf kunnen we echt open zijn voor de naaste. Deze omvorming wordt klassiek heiliging genoemd.
De grote heiligen van de kerk zijn dan ook vaak erg humoristisch. Zo wordt van de Spaanse mystica Teresa van Avila verteld dat ze eens op reis was in een wagen getrokken door paarden. Een onweer brak los: het bliksemde, de paarden steigerden, de wagen kantelde en Teresa kwam in een moddersloot terecht. Ze krabbelde overeind, keek naar boven en riep: God, als u zo met uw vrienden omgaat, kan ik begrijpen dat u er zo weinig heeft!
In zijn gedicht The Self-Slaved (de aan zichzelf verslaafde) zegt Kavanagh dat hij wil weggooien:
“Het plakkerige ik
Dat zwaar kleeft aan de vleugels
van liefde en avontuur
Om groot te leven
Moet je vrij zijn
Van je eigen gewicht.”
Prachtige, inspirerende tekst! Dank daarvoor
Weer genoten, dank je
Heerlijk om vanuit zo’n bevrijdend en licht geloof te mogen leven. Dit geeft me weer wat vleugels…