Allereerst is daar de uitleg van de heilige Schrift. Zowel Luther als Ibn Taymiyya stellen het sola Scriptura als enige toegestane benadering van de Bijbel respectievelijk Koran centraal. Daarbij nemen zij beide uitdrukkelijk standpunt in tegen de joodse verhalende uitlegtraditie, die centraal staat in de midrasj, de joodse uitleg van de Torah.
Grammatica of verhalen?
Waar de midrasj leert dat de drie bezoekers bij Abraham (Gen 18) God en twee engelen waren, stelt een meer grammaticale bestudering dat dit drie vrome lieden waren, gezonden door God als ‘boden’ (mal’achim). Deze lezing werd door de joodse exegetische stroming van de Karaïeten (mensen van de Schrift) gepropageerd als meer tekstgetrouwe uitleg.
Hoewel in het christendom van de Middeleeuwen de allegorische betekenis bewaard bleef door de leer van de vier Schriftzinnen (sensus Scripturae), groeide in christelijke kring de belangstelling van de karaïtische, ‘letterlijke’ Schriftzin, bijvoorbeeld bij Thomas van Aquino. Het was echter met name Luther die een frontale aanval uitvoerde op de kerkelijke claim dat ook de traditie een heilig gezag zou bezitten. Sola Scriptura was zijn parool en daarmee dirigeerde hij de kerkelijke aanspraak om de Schrift gezaghebbend en met behulp van overgeleverde tradities uit te leggen, naar het tweede plan. Nog in de Statenvertaling worden apocriefe boeken getypeerd als: “dat smaeckt naar Joodsche fabelen”.
Als we naar Ibn Taymiyya kijken, zien we dat ook hij sterk ageert tegen het gezag dat gegeven wordt aan tradities die buiten de tekst van de Koran circuleren. In de islam groeide in de eerste eeuwen na de Koran een reusachtig reservoir van verhalende uitleg, zowel in de tafsir (Koranuitleg) als in de Qisas al-anbiyya (de verhalen van de profeten). De Koran zinspeelt doorgaans op verhalen in vermanende zin, maar zonder die verhalen geheel te vertellen. Klaarblijkelijk werd verondersteld dat de toehoorders die verhalen al kenden.

Onderzoek laat zien dat die kennis niet op het lezen van de bijbeltekst berustte, maar vooral op mondelinge overlevering, waarbij de bijbelse verhalen al verrijkt waren met allerhande midrasj-achtige motieven en christelijke na-bijbelse (apocriefe) verhalen. De na-Koranische literatuur ging wederom te rade bij jodendom en christendom, mogelijk vooral via bekeerlingen en vulde de verhalen uit de Koran aan. Zo is er het joodse verhaal dat David aan God had gevraagd hem op de proef te stellen, zodat de mensen voortaan konden bidden: God van David en niet alleen God van Abraham, Izaak en Jacob. David sloot zich op de dag van de beproeving op in een toren, maar er kwam een gouden vogel op de vensterbank zitten. David greep pijl en boog, schoot, maar miste, en trof een kamerscherm op een dak. Dat spleet in tweeën en onthulde Bathsheba in al haar schoonheid. Dat ze zich met haar lange haren bedekte droeg niet bij tot de rust van David… Dit verhaal alsook de bijbelse vertelling hoe David de man van Bathsheba, Uria, de dood in stuurde, kon dienen om de wel zeer beknopte verwijzing in de Koran toe te lichten
Ibn Taymiyya staat in een stroming die dit soort verhalen diepgaand wantrouwt. Hij propageert: terug naar de Schrift, in dit geval de Koran. De Isra’illiyāt dient op grote afstand te worden gehouden, aldus de islamitische reactie op vroegere islamitische overleveringen die wel aansloten op joodse en bijbelse interpretaties. Dan blijkt dat David in een rechtszaak optreedt en dat er helemaal geen sprake is van Bathsheba (38:23). Dat zijn ‘joodse verzinsels’; de profeten van God zijn immuun voor dergelijke zondige handelingen!
In deze ‘alleen-de-Koran’ beweging, waarvan Ibn Taymiyya de krachtigste pleitbezorger is, is er geen plaats voor dubieuze handelingen waarmee de bijbel vol zit: Jacob die zijn broer bedriegt, Abraham die zijn vrouw Hagar de woestijn instuurt. Dat Hagar de eerste was die Mekka ontdekte werpt dan ook een heel ander en veel positiever licht op Abraham! Ibn Taymiyya sluit zich aan bij de corruptie-these, die stelt dat de Koran niet de corruptie (tahrif) bevat die de bijbel wel aankleeft. Deze idee werd door denkers vóór hem al uitgedragen, zoals Ibn Hazm (994-1064) met zijn een grootscheepse aanval op de evangeliën en op ‘ joodse fabels’.
Heiligenverering
Ibn Taymiyya was niet tegen het soefisme als zodanig en evenmin tegen mystiek, zoals in het verleden wel gedacht is en zoals moslimfundamentalisme vandaag de dag graag claimen. Hij verzet zich vooral tegen feesten waarvan hij christelijke of joodse invloed vermoedt, inclusief het feest van de geboortedag van Mohammed (Maulid), dat teveel zou zijn beïnvloed door Kerstmis. Heilige plaatsen vindt hij nog bedenkelijker dan heilige dagen, en alle feesten die niet duidelijk in de traditie zijn vermeld zijn een bedenkelijke vorm van vernieuwing en leiden tot shirk, polytheïsme. Ook de heftige uitingen van verdriet op de 10e Muharram, het Ashura festival, ondervindt kritiek als een sjiitische concessie aan heidendom.
Ook Luther hield grote opruiming onder de heiligenverering en de devotionele gebruiken van relikwieën en pelgrimages naar heilige plaatsen.
Tenslotte zien we dat zowel Ibn Taymiyya’s als Luther’s opvattingen over joodse en christelijke uitlegtradities en tegen allerhande volksdevoties, aanknopingspunten zijn voor hedendaagse fundamentalistische bewegingen, hoewel beide zelf geen fundamentalist zijn. Islamitisch en christelijk fundamentalisme in onze tijd zijn immers een modern fenomeen en geen derivaat van de religieuze traditie. Desondanks is voor ons doel deze conclusie wel te rechtvaardigen: Ibn Taymiyya is de islamitische Luther.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op Leiden Islam Blog.
In het verleden had ik wel sympathie voor Luther, de hervormer die het op nam tegen de machtige roomse kerk. Maar Poorthuis brengt hem eerder als een anti-revolutionair, die niets van andere religies (bv de joodse) moest hebben. En ook geen milde invulling van zijn geloof had.
Of de vergelijking tussen Luther en Taymiyya klopt, kan ik niet overzien maar vleiend voor de Westerse islam lijkt het me niet. Een ander type hervormer lijkt me nuttiger. Een minder politieke en meer op de soefi gerichte bijvoorbeeld
Luther’s ideeën hebben een revolutie ontketend, mede door de snelle verspreiding door de kort tevoren op stoom gekomen boekdrukpers. Andere hervormers raakten geïnspireerd en uiteindelijk kwam er een scheuring binnen de Christelijke Kerk. Iedere protestant en waarschijnlijk ook iedere katholiek en niet-kerkelijke kent Luther. Heeft Taymiyya eenzelfde status in de islamitische wereld? En leidde zijn ideeën ook tot grote omwentelingen?
Ibn Taymiyya is een gerenommeerd rechtsgeleerde van de Hanbalische school.
Net als Luther was hij in zijn tijd een controversieel figuur.
Luthers ideeën konden misschien sneller verspreid worden door de drukpers, maar het analfabetisme was nog groot.
Damascus -waar Ibn Taymiyya lang verbleef- was een belangrijke handelsstad en karavanen en ruiters zorgden daar voor verspreiding van nieuws.
Saoudi-Arabië en omstreken zijn sterk door T beînvloed, maar het salafisme is in deze tijd steeds nadrukkelijker in het nieuws.
De ideeën van L zijn alleen door dit herdenkingsjaar weer even op de voorgrond gekomen.
Ibn Taimiyya (1263-1328)
Tegenover de belangrijke invloed van de denkrichtingen die de mystieke weg als bijna vanzelfsprekende interpretatie van de islamitische leer beschouwden, stonden geleerden die over zowel filosofie als mystiek dachten als de oorzaken van sektarische ontwikkeling en afvalligheid. Een van hen was Takî al-Dîn ibn Taimiyya, een jurist-theoloog, die bekend stond om zijn letterlijke Hanbalitische interpretatie van de leer. In 1306 werd hij ondervraagd door een Sjafi’itische rechter in Cairo op beschuldiging van antropomorfisme – het toekennen van menselijke kwaliteiten, hartstochten en opvattingen aan God – waarover hij, vanwege zijn letterlijke opvattingen over Allah’s troon en hand, zoals beschreven in de koran, nog vaker aan de tand zou worden gevoeld.
Volgens Ibn Batoeta, de bekende wereldreiziger, was hij zo vervuld van dat geloof dat hij op een dag van de trapvormige kansel in de moskee van Damascus zei: ‘God komt van de hemel naar beneden naar de aarde, net zoals ik nu naar beneden kom van deze mimbar’, waarna hij enkele treden naar beneden stapte. Ibn Taimiyya‘s strijd met de pen kreeg gedurende zijn leven een steeds feller karakter. Buiten zijn eigen letterlijke interpretatie van de koran en de verzameling overleveringen van Ahmad Ibn Hanbal, zag hij bijna alleen ketterijen en onzuiverheden binnen de islam van zijn tijd. Hij bestreed de Charidjieten, de Mordji’ieten, Râfidieten, de Qadaries en de al eerder genoemde Mo’tazilieten – naast zijn dagelijkse polemiek met de Asj’arieten. Vervolgens bond hij de strijd aan met de Ismaîlies, de Noesairies en de Hakimies, uit de sji’itische leer voortgekomen bewegingen die nog steeds in kleinere of grotere omvang bestaan. De verering van Ali ibn Abi Tâlib binnen deze bewegingen, die zij als onfeilbaar beschouw(d)en, nam extreme vormen aan en om het unieke karakter van Ali te benadrukken werd het een gewoonte andere metgezellen van de profeet te belasteren.
Ibn Taimiyya’s medestanders zien hem als iemand wiens grootste bijdrage aan het islamitische denken eruit bestaat dat hij aan de koran en de soenna, dit is: de openbaring en de leefwijze van de profeet, hun oppergezag teruggaf binnen het islamitische theologische discours. Vanwege zijn welsprekendheid en krachtige argumentatie heeft hij toen en nu veel invloed gehad. In de ogen van veel moslims heeft hij de grond geëffend voor een constante herlevingsbeweging binnen de oemma.
Hij was een verkondiger van de ene absolute waarheid en daarmee van een uitsluitingsmechanisme dat zowel binnen als buiten de islam geen ruimte liet voor dialoog. Hij was een van de inspiratoren van de huidige salafiyya-beweging ook wel het fundamentalisme genoemd. Hij zag de goddelijke openbaring als een chronologische aangelegenheid, waarbij de islam, als laatste nieuwkomer, de andere twee ‘boekreligies’ verving. Hij bestreed de betrouwbaarheid van de heilige schriften van joden en christenen en schreef vlugschriften tegen het bouwen en onder¬houden van synagogen en kerken. Saoedi Arabië maakt nog steeds gebruik van zijn fatwa’s op dit gebied en wat Wahhabitisch wordt genoemd in dat land is eigenlijk de leer van Ibn Taimiyya.
Ik heb op een aantal punten in uw commentaar wat te zeggen, maar ik zal er één uitlichten. Onder de tijdgenoten van Ibn Taymiyyah die hem van tajsim beschuldigde was inderdaad de reishistoricus Ibn Battuta die zei: “Ik was vrijdag aanwezig in Damascus waar hij (Ibn Taymiyyah) de mensen vermaande en herinnerde vanaf de minbar (preekstoel) van de plaatselijke moskee. Tijdens zijn toespraak zei hij: Inderdaad, Allah daalt af naar de laagste hemel van de wereld, net zoals ik nu afdaal. Hij daalde vervolgens een trede van de minbar. ‘ [‘Ar-Rihlah’ (1/110) van Ibn Battuta]
De valsheid van deze claim kan van veel kanten benaderd worden:
1 Dit is in tegenspraak met de madhhab van Ibn Taymiyyah over de Attributen van Allah – de Allerhoogste – die hetzelfde was als de madhhab van de Salaf, gebaseerd op het gezegde van Allah: “Er is niets zoals Hem, Hij is het Horen en het Zien .”
2 Ibn Taymiyyah zegt in ‘At-Tadmuriyyah’ (blz. 20): ‘Het is verplicht om te bevestigen wat Allah over zichzelf bevestigt, en daarbij alle gelijkenissen van Hem met zijn schepping te verwerpen. Wie zegt: Zijn kennis is als mijn kennis, Zijn kracht is als mijn kracht, of Liefde zoals mijn liefde, of Genoegen als mijn genoegen, of Hand zoals mijn hand, of hij tijgt op zoals ik opstijg, of Zijn Nuzul (afdalng) is als mijn afdalen – die persoon heeft Allah gelijkgesteld aan en vergeleken met de schepping. Het is eerder een noodzaak om zonder vergelijking (Allah’s Attributen) te bevestigen en te ontkennen (dat wat Allah over zichzelf ontkent) zonder ta’til (eigenschappen van Allah uitzetten tegen andere zaken).”
3 Ook zei hij in ‘Majmu’ al-Fatawa ‘(5/262), “wie de Eigenschappen als de eigenschappen van de schepping beschouwt – zo dat Istawa van Allah is als het opstijgen van de schepping, of Zijn Nuzool is als het afdalen van de schepping, of anders dan – dan is hij een (van de leer) afwijkende innovator. ” En hij herhaalde dit principe keer op keer in zijn werken.
4 Het is niet mogelijk dat Ibn Battuta getuige was van Ibn Taymiyyah terwijl deze de toespraak hield, aangezien Ibn Battuta duidelijk in zijn ‘Rihla’ (1/102) verklaart dat hij in het jaar 728H in Damascus kwam op de 9e Ramadhan. Maar Shaykh ul-Islam was – voor, tijdens en na die tijd – in de gevangenis. Ibn Kathir zegt in ‘Al-Bidayah wa’n-Nihayah’ (14/135) dat Ibn Taymiyyah op de 6de van Sha’ban in het jaar 728H werd gevangen en daar bleef tot zijn dood op de 20e Dhul-Qa’dah 728H [Deze data worden onderschreven in ‘Al-A’lam al-Uliyyah’ (blz. 84) van Al-Bazzar, en ‘Sahdharat adh-Dhahab’ (6/80) van Ibn al-Amad]
5 Ibn Battuta, moge Allah Hem genadig zijn, heeft het boek ‘Rihla’ niet zelf geschreven, maar het werd verzameld door Muhammad ibn Jazi al-Kalbi, die in de inleiding tot ‘Rihla’ schrijft en ik heb de betekenis van de woorden van Shaykh Abu ‘Abdullah (Ibn Battuta) aangehaald in bewoordingen die de betekenis weergeven zoals hij het bedoelde …’
6 Ibn Battuta begon zijn reis op de 2de van Rajab 725H en voltooide het op 3e Dhul-Hijjah 756H en hij schreef niets op, maar na deze reis beschreef hij aan Al-Kalbi de gebeurtenissen van zijn reis vanuit zijn geheugen. Vandaar dat de deur open is voor fouten, en het is hoogstwaarschijnlijk dat Ibn Battuta geen getuige was van wat hij beweerde te hebben gezien, maar slechts beschuldigingen overdroeg die in die tijd de ronde deden onder tegenstanders van Shaykh ul-Islam.
7 Ibn Battuta zelf was tegen Ibn Taymiyyah, want hij zegt in ‘Rihla’ (1/309) ‘en onder de grootse Hanbali rechtsgeleerden van Damascus was ook Ibn Taymiyyah, behalve dat het hem aan intellect ontbrak.’ Daarom was het voor hem makkelijk om de beschuldigingen over te nemen zonder ze te verifiëren.
8 Ibn Taymiyyah heeft een apart boek over Allah’s afdalen: ‘Sharh Hadith an-Nuzul’. Hierin is geen sprake van de antropomorfe overtuigingen waarvan hij vals beschuldigd werd.
9 Ibn Taymiyyah was niet de khatib van de eerder genoemde masjid: dat was Qadhi Al-Qazwayni. Ibn Battuta zegt zelf in zijn ‘Rihla’ (1/107) ‘en op het moment dat ik daar binnenkwam (Damascus) was hun Imam Qadhi Jalal ad-Din Muhammad ibn’ Abdur-Rahman al-Qazwayni, één van de grote rechtsgeleerden, en hij was de khatib van de masjid (moskee) … ”
10 Ibn Taymiyyah had niet de gewoonte om vermaningen en herinneringen aan de mensen te geven vanaf de minbar, en deed dat gewoonlijk zittend op een stoel. Al-Hafidh Adh-Dhahabi zei, “en hij werd zeer beroemd en bekend, en hij begon tafsir van het Machtige Boek uit zijn hoofd, op de dagen van Jumu’ah, zittende op een stoel.” En Ibn Battuta staat in zijn ‘Rihla’ (1/108), ‘het was de gewoonte van de geleerden van hadith om boeken van hadith op een verhoogde stoel te lezen.’ En een opgeheven stoel in de Arabische taal heet ‘minbar’. [‘Lisan al-Arab’ ‘(5/189)] Daarom noemde Ibn Hajar in zijn’ Durar al-Kaminah: “en hij sprak op de minbar op de wijze van de uitleggers van fiqh en hadith en wat hij in een uur wist te melden, kregen anderen in vele zittingen niet verteld, alsof de wetenschappen voor zijn ogen werden weergegeven.” Hij bedoelde hiermee dat hij op een stoel zat, zoals gedaan werd door de hadithgeleerden.
Deze punten worden ook besproken in:
Min Mashahir al-Mujaddidayn’ (blz. 27-29) van Shaykh Salih al-Fawzan
en
‘Ibn Taymiyyah al-Muftara alayhi’ (blz. 50-60) van Shaykh Salim al-Hilali
En Ibn Hajar al-Asqalani gaat ook op dezelfde aantijgng in in ‘Durar al-Kaminah’ (blz. 154) door een aanhaling van at-Tufi te bespreken.
Luther heeft zeker veel betekend voor het afpellen van allerlei slechte aanslibsels, die verrijking van het Roomse en onzuiverheid in het pure geloof brachten. De vertaling van de Bijbel bevorderde zeker de emancipatie van het volk en verminderde akelige interpretaties van het Boek door hogeren in de kerkelijke hiërarchie. (Enge interpretaties lagen trouwens meer in de lijn van Calvijn.)
Ibn Taymiyya heeft ongetwijfeld goede invloed gehad door de Qur’an en het leven van Mohammed centraal te stellen en aanslibsels te bestrijden. Hij moet een geweldig redenaar geweest zijn en een man met een enorm geheugen. Maar hij was ook een scherpslijper en querulant.
Wat ik zowel van L als T vind, in hun afkeer (=eufemisme) van joden:
Houd vooral in gedachten dat Bijbel en Qur’an beide een groot deel van hun zeggingskracht zouden verliezen als ze hun belangrijkste bron, de Torah, zouden ontkennen.
Niets komt zomaar “uit de lucht” vallen. De hele menselijke evolutie is een geleidelijke voortgang van ontwikkeling, met daarin obstakels en hoogtepunten, met beïnvloeding door andere volkeren waarmee contact was.
Abeer, ik bewonder je kennis van boeken met citaten (voorzien van hoofdstuk, bladzijde e.d.). Bewijzen d.m.v. uitspraken van anderen.
Maar dat zijn regeltjes.
Ikzelf heb weinig met regeltjes (maar ben best braaf). Ik koers het liefst op mijn “innerlijk kompas. Daarom durf ik te zeggen:
De Qur’an was een revolutionair boek in zijn tijd en er werden goede richtlijnen gegeven voor die tijd. En Profeet Mohammed lijkt me een zachtaardige, wijze man te zijn geweest. Ibn Taymiyya? Goede kanten en zwakke kanten… (maar ik vind hem, sorry hoor, eng.)
Mevrouw, ik corrigeerde slechts één feitje uit een ondeskundig commentaar met een activistisch karakter. De exacte verwijzingen heb ik ook op moeten zoeken, maar de onjuistheid van (onder andere) dat punt is zo klaar als een klontje voor iedereen die de leer van Ibn Taymiyyah een heel klein beetje kent. Mensen trekken te makkelijk conclusies uit wat er over personen gezegd wordt, zonder de woorden van de persoon zelf op te zoeken. Wat ik zei, heeft niets te maken met een geloofsdiscussie of met partijdigheid. Waarschijnlijk heeft zo’n feitelijke correctie ook weinig nut, want deze onwaarheden houden al eeuwenlang stand ondanks voortdurende correctie door mensen die er veel meer verstand van hebben dan ik. De verwijzingen zijn zo exact om er op te wijzen dat mensen mij noch anderen hier zomaar op hun woord hoeven te geloven.
De leer van deze “scherpslijper en querulant” is onder andere zo uitgebreid uitgeschreven omdat hij hiertoe opdracht kreeg van rechters als voorwaarde voor zijn vrijlating. Dit heeft hij gedaan zonder te klagen over hem overkomen onrecht. Veel beweringen en conclusies op deze pagina worden niet gedeeld door mensen die de werken echt gelezen en begrepen hebben. Dat heeft niets van doen met een eens- of oneensverklaring. Ik wil mij niet mengen in een dergelijke discussie op deze plaats.
Abeer, het is ook zeker niet mijn insteek om een polemiek te beginnen.
Ik vind het best lofwaardig dat je je ingespannen hebt dingen op te zoeken.
Mijn reactie was ook maar voor een klein deel tot jou gericht.
Ik ben (heeft niets met jou te maken) allergisch voor mensen, die -andere mensen, groepen mensen of volkeren- buiten sluiten, veroordelen of erger…
Zonder te willen stellen dat er van buitensluiting in de besproken leer geen sprake is, wil ik wel zeggen dat dat misschien niet in de vorm voorkomt, die u lijkt te concluderen uit de geboden informatie, met name over de inhoud van de israeliyyat en hoe daarmee omgegaan wordt.
De israeliyyat betreffen niet alleen overleveringen uit de Torah. Iedere moslim dient dat te erkennen als openbaring van Allah. Israeliyyat zijn het geheel aan overleveringen uit joodse en christelijke tradities: Torah, Psalmen, Gospel en overige bijbelse geschriften, maar ook de Talmoed, joodse midrash, en overige joodse en christelijke folklore. Ibn Taymiyyah verwierp deze niet per definitie, maar vondt (evenals voorgangers van hem en hedendaagse islamgeleerden) dat er regels gelden voor het aanhalen van overleveringen uit deze tradities.
Dit komt in wezen neer op een onderverdeling van de israeliyyat in drie categorieën:
1. Joodse en christelijke overleveringen die in harmonie zijn met wat wij erover terugvinden in onze bronnen voor shari’ah. Aangezien er geen tegenstrijdigheid is en deze israeliyyat misschien wellicht nadere bijzonderheden aan het onderwerp toevoegen, mogen we ze citeren.
2. De israeliyyat die de shari’ah feitelijk tegenspreken. Ongetwijfeld moeten dergelijke citaten worden vermeden, zoals ook geadviseerd door Imam Malik (rahimahullah) een prominent eerder voorbeeld.
3. Sommige Israelische verhalen bevatten onderwerpen die niet echt in onze bronnen worden besproken. Die zijn ook toegestaan, vooral omdat ze geen betrekking hebben op regels van Shari’ah. Vaak bespreken dergelijke rapporten historische gebeurtenissen.
Deze informatie vinden we ook in de inleiding tot Tafsir Ibn Kathir, de inleiding tot Al-Bidayah wan-Nihayah en Muqaddimatun fi Usul at-Tafsir van Ibn Taymiyyah (blz.32 om precies te zijn)
De detijds zeer populaire vertellingen van Ibn Taymiyyah over de profeet Daniyal (Daniël, vzmh) zijn een goed voorbeeld van gebruik van israeliyyat door Ibn Taymiyyah. Die zijn te vinden in zijn boek ‘Al Jawaab as Saheeh’.
Bedankt voor deze informatie, Abeer.
Hartelijk dank voor deze gewetensvol geformuleerde vertalingen uit het werk van Ibn Taimiyyah, Abeer. Ook het commentaar van Louise is bijzonder.
Er zijn inderdaad veel misvattingen over Ibn Taimiyyah. We hadden in de bibliotheek van ons centrum de volledige werken van hem staan. Zo maar als indoctrinatiecadeautje van onze grote broers uit Saoedi Arabië gekregen.
Wat voor mij belangrijk was en is (en dit ligt in het verlengde van wat Marcel Poorthuis over hem zegt), zijn z’n woorden over Tasawwuf (slecht vertaald als soefisme), waarin hij eigenlijk is opgegroeid:
De soefi is in werkelijkheid een soort Siddiq (waarheidsgetrouw iemand), het soort Siddiq dat is gefocust op Zuhd – soberheid of ascetisme, en ‘Ibadah, aanbidding. Sommige mensen kritiseren Sufiyyah en Tasawwuf en noemen hen ‘nieuwlichters’, die buiten de Sunnah (het navolgenswaardige voorbeeld van de profeet) staan, maar de waarheid is dat zij zich inspannen in overgave tot Allah, zoals andere ‘mensen van Allah’ zich inspannen in gehoorzaamheid tot Hem. Onder hen kun je degenen vinden die Allah het meest nabij zijn als resultaat van hun inspanningen en sommigen van hen behoren tot de mensen van de rechterzijde (een Koranische uitdrukking die ten gunste van de zeer toegewijde gelovigen of ‘rechtgelovigen’ wordt gebruikt), maar die zijn wat langzamer in hun (spirituele) ontwikkeling. Beide soort verrichten idjtihâd (individuele interpretatie van de leer of de Koran) en in dat geval kunnen ze in hun recht staan of een fout maken in hun oordeel.
En bij beide soorten komt voor dat ze een overtreding of zonde begaan en daarvan berouw hebben. En dat is de oorsprong van Tasawwuf. Na het ontstaan heeft het zich verbreid en het heeft een hoofdweg met zijwegen waaruit drie soorten zijn voortgekomen:
1. Sufiyyah al-Haqa’iq – de ware soefi’s;
2. Sufiyyah al-Arzaaq – de professionele soefi’s (die soefisme gebruiken voor een inkomen);
3. Sufiyyah al-Rasm – de uiterlijke soefi’s (soefi’s die met uiterlijke kenmerken de schijn ophouden).
[Majmu’ al-Fatawa Li-Ibni Taymiyyah].
Hij verwierp soefisme niet, maar spande zich in om de omlijningen van islamitisch soefisme goed te definiëren. Het basisprincipe bij zijn onderzoek beschreef hij als volgt: “Sommige mensen accepteren alles van het soefisme, wat goed is en wat eraan mis is; anderen verwerpen het helemaal, zowel wat er fout is en wat correct is, zoals sommige geleerden van kalam en fiqh doen. De juiste houding ten opzichte van soefisme, of enig ander onderwerp, is om te accepteren wat in overeenstemming is met de Qur’an en de Soennah, en te verwerpen wat er niet verenigbaar mee is.”
Hoewel hij een deel van de geloven en praktijken als op z’n minst ongewenst of zelfs illegaal en ongepast bestempelde, is het inderdaad onterecht om te denken dat hij tasawwuf categorisch verwierp, of een hekel aan soefi’s had. Er zijn zelfs voorbeelden te noemen die hij diep waardeerde. Van sommige anderen censureert hij hun ervaring van fana en sukr niet, en veroordeelt hij ook niet wat ze in die staat hebben gezegd of gedaan, maar vraagt in plaats daarvan om verontschuldiging voor hun op basis van het feit dat ze bedwelmd waren (sukran), en de controle over de ratio hadden verloren, maar later weer tot hun zinnen kwamen. Het waren vooral de soefi’s die zich bezighield met een soort van incarnatieleer (hulal khass), magische praktijken en de doctrine van ‘Eén Wezen’ (wahdat ul-wujud), die hij zwaar bekritiseerde. Dit deed hij zeer zorgvuldig en rechtvaardig. Zo besprak Ibn Taymiyah besprak ook de basisconcepten van wahdat ‘l-wujud die ze delen, vermeldde de punten waarop ze verschillen, onderzocht deze op rationele wijze en wees op hun onverenigbaarheid met islamitische principes.
Als mensen Ibn Taymiyyah willen gebruiken in hun steun voor tassawuf, zouden ze omwille van rechtvaardigheid en eerlijkheid wel de tijd en moeite moeite moeten nemen om te bestuderen wat zijn standpunten over soefisme waren want, hoewel hij enkelen hoog waardeerde, vallen ook een aantal mensen in categorieën die ver van hem afstonden, of zelfs verworpen werden door hem, en dat zijn de soorten soefisme die vandaag de dag het meest beoefend/aangehangen worden en volgens Ibn Taymiyyah geen basis in de religie hebben.
Helaas leidt lezen over hem lang niet altijd tot hetzelfde beeld als zijn eigen werken en die van zijn leerling Ibn Qayyim over hem opleveren. Wat u er ook van denkt; die grote broers uit Sawdi-Arabië, die de verzamelde werken toestuurden, gaven u de beste, meest genuanceerde en uitgebreide uitleg zonder de overdrijvingen en misquotes die zowel voor- als tegenstanders vaak bieden.
Een waardevolle en waardige discussie! (voor mij.)
Ten diepste gaat het daarbij, volgens mij, over de tegenstelling:
“Hoofd-Hart”
“Gebondenheid-Vrijheid”.
Het mooiste is als deze z.g. tegenstellingen een soort verbond kunnen sluiten…
Als wetten niet alleen naar de regel worden gevolgd, maar ook met gevoel worden geïnterpreteerd en liefst aangepast aan de tijd en plaats waarin ze toegepast worden.
De Bloeitijd van de Arabische gebieden lag tussen de 8ste en 12de eeuw zo’n beetje. Toen bloeide wetenschap, geneeskunde, kunst en literatuur. Toen was de Arabische wereld een voorbeeld ter navolging voor de westerse barbarij.
Opvallend is dat in die bloeitijd de invloed van Tasawwuf groot was. Er was meer “hart”, meer “vrijheid van denken.”
Het logische vervolg op bloei, is altijd decadentie en verval van moraal en als reactie daar weer op: nadruk op de wet en verstarring.
Het hart is er dan uit weg.
De wortels van islam reiken naar het eeuwige water. De stam is sterk door Profeet Mohammed gevormd. Waak altijd voor de aangroei van zwakke takken, die de sapstroom uitputten en geen goede vruchten voortbrengen.
Bescherm de belangrijkste takken- die van Hoofd en Hart- in gelijke mate.
Dat denk ik.
Over “reformatie” en “islam” gesproken…
Vandaag heb ik eens wat gelezen over de nieuwe, 32jarige, kroonprins van Saoudi-Arabië, Mohammad ibn Salman.
Ik ben heel benieuwd, hoe hij al zijn ambitieuze plannen gaat realiseren.
Volgend jaar mogen vrouwen hun rijbewijs gaan halen en sportwedstrijden gaan bezoeken.
Maar dat is nog maar het begin…
Hij gaat voor “Vision 2030”, een plan tot rigoureuze hervormingen van de economie. Hij zet in op defensie, mijnbouw en technologie. Mohammad wil een grote, nieuwe stad ontwikkelen, waar industrieën gevestigd zullen worden en die tevens aantrekkelijk moet zijn voor toeristen.
(Dan zal er dus ook een tolerantere kledingscode voor vrouwen moeten volgen.)
Hij heeft nog meer vooruitstrevende ideeën, maar voor mij is toch wel zijn streven naar “Een Gematigder Islam” het meest opzienbarend.
De jongeren (zo’n 70 % van de bevolking) staan voor een groot deel achter hem, omdat ze hopen op meer werkgelegenheid, vrijheid en moderniteit.
De conservatieve geestelijkheid echter, zal niet zo positief reageren, vermoed ik.
Het worden spannende tijden, daar, in Saoudi-Arabië, voorzie ik.