Ik bezit alle eigenschappen waarom romantische dichters worden bewonderd. Ik zie mij wandelen in verschillende romans als hoofdpersoon van verschillende intriges, maar de essentie van mijn ziel is dat ik nooit de hoofdpersoon ben. Ik heb altijd helder ingezien dat ik samen met de wereld besta, maar ken de behoefte niet om samen met haar te bestaan. De wereld braakt een gal die smaakt naar het zweet van aasvliegen.
Sommige mensen die mijn proza lezen vinden mij hard en cynisch. De waarheid is dat ik gevoeliger en kwetsbaarder ben dan al deze mensen bij elkaar. Het praktische leven schijnt mij soms zonnig toe, maar vaak lijkt ze me de minst prettige zelfmoord. Michel Houellebecq schreef in zijn debuutroman: “Je belastingaangiften zijn op tijd. Je rekeningen worden binnen de termijn voldaan. Je gaat nooit van huis zonder identiteitsbewijs (en het speciale hoesje voor je creditcard!…). Maar je hebt geen vrienden.”
Ik heb geen vrienden. Ik ruik hypocrisie van een kilometer afstand. Huichelarij zie ik zelfs in het pikkedonker. Ik heb daar een goddelijk gen voor. Ik lijd onder mijn goddelijkheid. Mensen raken verblind door heldendom dat geen heldendom is. Hoe moet ik contact maken met mensen die blind en verlamd zijn? Is het niet beter de draad van mijn leven door te knippen? Nee. Want langs de rivier floreert nog altijd de ondoordringbare wildernis van varens, waarin het vee haar vaste paden heeft en waar de bladeren van de varens zich eroverheen buigen als een warme beschutting. Toen ik nog een kind was en een keer tijdens een dwaaltocht stil stond bij een slanke lijsterbes, dacht ik: “Zal ik jou eens afsnijden en een hengel van je maken?” Nu zijn er vele jaren verstreken en de boom is dikker geworden dan mijn arm. Nu kijk ik er verbaasd naar, en loop dan door.
Ik ben een Berber. Ik ben een jak. Ik ben de jak onder de Berbers. Ik heb een huid die mij beschermt tegen wind en koude. Ik leef alleen. Alleen als een geest in de ruimte. Ik leef ver en hoog in de hemelen. Mijn kosmos bestaat uit rotssteppen van vele kilometers hoogte. Ik klim beter dan alle mensen kunnen klimmen. Daarom gebruikt men mij. Ik word gebruikt als vervoermiddel, ik vervoer lichamen die lijden aan de tering. Mijn melk verdwijnt in kelen aangevreten door pestbacillen, mijn boter belandt op brood dat opgegeten wordt door monden vol scabiës. Van mijn haren worden onderbroeken en hoerententen vervaardigd. Zelfs mijn poep wordt bewaard – als brandstof voor vuurhaarden om lotgenoten in te grillen. Ik een de profeet zonder god.
Vannacht droomde ik dat ik op weg was naar huis. Ik had een ontzettende honger en ik vond op straat een stuk hout en begon erop te kauwen. Toen ik bij mijn huis arriveerde wenste een klein jongetje met een rode ballon in zijn hand mij goedenavond. Hij stond naast mijn deur. Hij leek op mij, toen ik nog een kind was. Ik groette vriendelijk terug en sloot de deur achter mij dicht.
Begrijpen en verbinden ontstaan pas als ik je hoor, zie en voel, anders blijft jouw boodschap een schreeuw in het duister. Liefde is geven, resoneren, weerklinken. Liefde die niet resoneert of weerklinkt, is droog en eenzaam; nodigt uit je af te keren, maar je doet het niet, want dan is ook je kans om te verbinden en begrepen te worden verkeken.