Ik had vroeger geen flauw idee hoeveel onrecht ik veroorzaakte met mijn polariserende houding en hoezeer ik andersdenkenden afwees. Ik gunde iedereen het beste en was ervan overtuigd dat wij dit ‘beste’ hadden, waardoor mijn drang tot evangeliseren onstuitbaar was. Ik leerde schaamteloos en vol overtuiging uitspraken te doen over de harten van anderen. Iedereen die ‘de waarheid’ afwees, was naïef, eigenwijs of slecht. Iemands hart kon pas ‘goed’ zijn wanneer God daarin ‘woonde’ en was dit het geval, dan dacht, sprak en gedroeg deze persoon zich uiteraard net als wij. Want dat was het enige juiste en de bedoeling voor iedereen.
Inmiddels vind ik het schokkend en bizar dat ik werkelijk zo dacht. Maar het leert me veel over de mate waarin mensen van inzicht kunnen verschillen over wat ‘goed’ en ‘liefdevol’ is. Toen ik geloofde dat iedereen eigenlijk zoals ons moest zijn, was dat het meest liefdevolle dat ik kon geloven, omdat ik er werkelijk vanuit ging dat dit het enige ‘goede’ was, voor elk mens.
Gewogen worden met de maten van een ander
Hoe krom, pijnlijk en onrechtvaardig dit kan zijn voor andersdenkenden, heb ik (gelukkig!) kunnen ervaren toen ik zelf zo iemand was geworden en de mensen uit mijn eigen club mij bestraften en veroordeelden, omdat mijn hart niet ‘goed’ zou zijn. Gewogen worden volgens de maten van een ander is iets dat zeer onrechtvaardig kan overkomen, omdat niemand zich nog wil verdiepen in je goede bedoelingen, laat staan dat ze aannemen dat je die überhaupt hebt.
Dat ‘gewogen worden met de maten van een ander’, zie ik nog steeds overal om me heen, evenals het onrecht dat daaruit voortkomt. Misschien ben ik er extra gevoelig voor geworden, maar het gaat me zeer aan het hart. Soms zou ik het willen uitschreeuwen. “Stop alsjeblieft! Stop met elkaar veroordelen! Stop met elkaar afserveren als ‘geen goed mens’, enkel omdat je de ander niet begrijpt!”
Filter
Ik roep dit overigens net zo hard tegen mezelf. Zoals laatst, bij de verkiezingen, toen ik merkte dat ik stiekem toch de PVV-stemmer in gedachten afserveer als zijnde ‘egoïstisch’ of ‘dom’. Terwijl ik donders goed zou moeten weten dat ik geen enkel recht heb om over iemands innerlijk, motieven of hart een uitspraak te doen.
Ik wéét dat ik onrecht veroorzaak door de ander te bekijken met het filter waarmee ik naar mezelf en de wereld kijk. En ja, ik heb geen ander filter dan dat van mij, maar dat betekent niet dat een ander niet met net zoveel recht vanuit andere ervaringen tot andere conclusies mag komen. Ook als ik in geen van de woorden en daden van de ander het ‘goede’ herken, ben ik niet bevoegd om een uitspraak te doen over iemands houding of intentie.
Praten
Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. En jij ziet wat ik niet zie. Om elkaar te begrijpen moeten we met elkaar praten. Elkaar in de ogen kijken, elkaars angsten en passies leren kennen. Maar dat vergeten we vaak. We denken dat we de ander al kennen. Dat we al genoeg weten op basis van wat we van de ander zien en horen. “De moslim die mij geen hand geeft omdat ik een vrouw ben, is onaangepast en onbeleefd.” En hop, afgeserveerd. Maar hoe kan je er dan ooit achter komen wat er in deze man omgaat op het moment dat hij jou geen hand geeft? Wat weet je van zijn strijd, de druk die hij voelt, zijn verlangen en zijn onmacht? Achter jouw idee van ‘minachting’ kan een verhaal zitten dat daar in de verste verte niets mee te maken heeft.
Ik herinner mij nog van vroeger hoe ik juist liefdevol en goed meende te zijn wanneer ik mijn religie boven alles plaatste. Ik was toen niet meer of minder dan ik nu ben. Sommige mensen zullen denken dat ik er op vooruit ben gegaan, door mijn aangeleerde godsdienst los te laten. Anderen betreuren dit juist. Terwijl ik nog steeds dezelfde persoon ben. Het enige dat veranderde waren mijn inzichten, was de bril waardoor ik keek.
Sommige mensen reageren veroordelend op de keuze van moslima’s om hoofddoeken te dragen. Ze bekijken het vanuit hun eigen aannames over ‘goed’ en ‘fout’ en vinden dat de hoofddoek een symbool van onderdrukking is. Terwijl moslimvrouwen zelf vaak aangeven dat het voor hen juist een symbool van vrije keuze is.
Goed en fout
Waarom staan we elkaar niet toe om de eigen beleving te hebben van ‘goed’ en ‘fout’ en van ‘recht’ en ‘onrecht’?
Elke keer wanneer ik iemand niet begrijp en de neiging heb om hem of haar te veroordelen, probeer ik me voor te houden dat ik niet genoeg van die persoon weet. Ik weet niet welke strijd hij voert, ik weet niet waar hij vandaan komt en wat hij heeft meegemaakt. Ik weet wel dat ik onrecht veroorzaak wanneer ik afga op wat ik denk te zien (door mijn bril!). Ik wil proberen om ervan uit te gaan dat elk mens doet wat ‘ie kan.
Dat werkt bij mijn puberkinderen ook het beste. Wanneer ik hen vittend achterna loop en controleer, gaan ze zich terugtrekken, mij als ‘vijand’ beschouwen en steeds meer dingen stiekem doen. Maar wanneer ik hen vertrouwen schenk, willen zij bewijzen dat ze te vertrouwen zijn.
De meeste mensen hebben geen twee paspoorten en weten niet hoe het is om loyaliteit te voelen naar twee, soms totaal tegenstrijdige, werelden. Ik denk dat we met z’n allen veel kunnen leren van mensen die leven in een spagaat en die meerdere loyaliteiten kennen en die het lukt om zich te blijven verbinden. In hun mindset ligt mogelijk de sleutel voor een plezierige samenleving waarin iedereen mag zijn wie hij is en mag ontwikkelen in het eigen tempo.
'Standje ander landje'
Integreren is nooit een kwestie van de knop omzetten naar ‘standje ander landje’. Het vergt innerlijke strijd en conflicten met mensen die je zeer dierbaar zijn, maar die net andere inzichten hebben over wat ‘goed’ is. Iedereen die, op wat voor manier ook, bezig is om te integreren, heeft steun en acceptatie nodig. Niet alleen als volledig geïntegreerd ‘eindproduct’, maar ook -juist!- wanneer men nog een lange weg te gaan heeft. Vergeet niet dat sommigen van ons echt van heel, heel ver komen. En ach, komen we dat niet allemaal?
Naast het integreren is ook het accepteren van groot belang. Zo bewegen we verwelkomend naar elkaar toe. En wie wil nou niet aarden op een plek waar je je welkom voelt? We bewijzen elkaar geen dienst door op elkaar af te geven en vol onbegrip op elkaar te reageren. We helpen elkaar veel meer wanneer we ons voor elkaar openstellen, en er oprecht vanuit gaan dan de ander net zo is als wij. Een mens, met andere inzichten, maar met vergelijkbare angsten en vermogens om lief te hebben.
Ik leerde dit door uit de subcultuur te stappen waarin ik was opgegroeid. Door schade en schande, door woede en pijn en dwars door mijn onmacht heen. Ik leerde middenin de frustratie van het elkaar met geen mogelijkheid (meer) kunnen begrijpen, naast de pijn ook de liefde te zien in de ogen van de ander. En nu is het mijn missie om deze inzichten te delen. Omdat ik ervaar dat ze helend zijn, voor alle ‘partijen’ en omdat ik vast geloof dat middenin de pijn van onze verschillen, een schat verborgen ligt.
Prachtig stuk
Perzoonlijk kan ik niets “moois” zien in het stukje van Bosscha.
De eerste denkfout maakt Bosscha al meteen in het begin, en namelijk door de term “integreren” (normaliter gebruikt voor maatschappelijke, en niet religieuze, integratie) op een lijn te stellen (en daarmee te verwarren) met haar persoonlijke religeiuze ontwikkeling van onverdraagzaam naar niet onverdraagzaam.
Maatschappelijke integratie betreft in de eerste plaats gedrag, en in de tweede plaats normen en waarden waar anderen rechte naan ontlenen. Onze grondwet bijvoorbeeld. Niemand zal immigranten vragen om hun geloofsovertuiging los te laten of onze grondwet in alle opzichten te onderschrijven. Respect ervoor en gehoorzaamheid aan die grondwet (in al zijn uitwerkingen) is wel een vereiste. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij dit gaan relativeren voor immigranten.
De tweede denkfout die zij maakt is van haar (terecht afgewezen) rechtvaardiging van het veroordelen van anderen op grond van haar geloof over te stappen op het idee als zouden wij als Nederlanders het recht niet hebben om van immigranten een zekere aanpassing aan onze gedragsnormen te eisen.
Dat recht hebben wij wel degelijk.
Ik wil niet beweren dat immigranten het gemakkelijke hebben om 20-30 jaar opvoeding en acculturalisatie los te laten, maar of dat gemakkelijk is doet niet terzake. Aanpassing aan onze gedragsnormen is namelijk een vereiste voor een ongestoord verblijf alhier.
Persoonlijk vind ik de ontwikkeling van Bosscha en de manier waarop ze dit verwoord respect en waardering waard. Ik heb moeite met het accepteren van mensen die voor anderen bedenken hoe ze denken en waar ze verkeerd denken, en daar dan een mening over hebben. Integreren kun je op vele manieren en wat mij betreft niet alleen op de manier die U schetst. Verder lees ik dat Bosscha goede opvoeding op prijs stelt en dat een goede opvoeding uitgaat van het goede en dialoog en elkaar accepteren en samenwerken. Vooral in Bosscha’s laatste alinea maakt ze dit mooi duidelijk. Ik denk dat Uw “ik zie niets moois in het stukje van Bosscha” duidt op 2 dingen, waarschijnlijk 3 tot 5, dat U vrouwen niet begrijpt, dat U nog niet volwassen bent, U tijdens het lezen niet geboeid bent gebleven tot het einde van het stukje van Bosscha. Inge heeft me geleerd dat wat je ook moet meemaken in je leven er is altijd ergens een lichtpuntje. Wat denk ik een denkfout is, is dat de meeste vluchtelingen niet vluchten om economische reden of om zich elders te vestigen; ieder gezond denkend mens weet dat zonder (burger)oorlog en hongersnood er helemaal geen vluchtelingen zouden zijn. Ik begrijp dan ook dat zelfs de politiek niet echt gokt op integratie maar op terugkeer van de vluchtelingen naar eigen land.
We eisen van de nieuwkomers, dat ze zich moeten aanpassen aan onze gedragsnormen, maar dan doemt de volgende vraag op, doen wij dat ook als we in het buitenland zijn? Dan blijkt het antwoord dus Nee te zijn!
Nederlanders in het buitenland zoeken elkaar ook op, spreken onderling ook Nederlands, kijken via schotels naar Nederlandse zenders enz.
Wij gaan ook niet naar een buitenland om daar vluchteling te zijn, mocht dit wel het geval zijn dan wordt enige aanpassing en het kennen van de taal toch min of meer een noodzaak.
Daarnaast zijn Nederlanders in het buitenland geen asiel zoekers en er vaak voor werk en daar op uitnodiging van de maatschappij waarvoor ze werken. Om het voor deze groep aantrekkelijk te maken is juist de eigen-landse gemeenschap bedacht. Toen de Indonesiërs en Surinamers hier naartoe kwamen na het verliezen van onze macht daar zijn ze ook in eigen buurten gehuisvest.
Beste Jodocus,
Wat ik probeer te laten zien is dat mensen elkaar over het algemeen veel te snel veroordelen. En dan zie ik -qua veroordeling- verband tussen mijn verleden en hoe er vaak wordt afgegeven op mensen die zich in een integratieproces bevinden. Daarmee zeg ik niet dat het om dezelfde processen gaat. Slechts het veroordelen is gelijk.
Een pleidooi voor begrip, compassie en tolerantie betekent niet automatisch een pleidooi tegen de grondwet. Het één sluit het ander niet uit.
Ik denk dat we niet alleen moeten kijken naar onze rechten, onze eisen en onze wensen (wat de ander voor ons moet doen), maar ook naar onze mogelijkheden, onze rijkdom en onze kansen (wat wij voor de ander kunnen doen).
Ook hier geldt dat het één het ander niet uitsluit.
Hartelijke groet,
Inge Bosscha