Eerst ging het over zijn eetgewoonten (hij at geen ham, hij dronk geen wijn), daarna werden zijn feestjes mikpunt van spot (dat bloederige festijn met dat zielige schaapje op de balkon). Vervolgens werd zijn openbare uitdossing gehekeld (‘soepjurken’, ‘drollenvangers’, ‘baardapen’, ‘boerkaganzen’, ‘minarettenterreur’), daarna werd hij om de oren geslagen met onze opvattingen over kunst en satire (de Rushdie-affaire, de Aïsja opera, Submission, de cartoon-crisis), vervolgens moest zijn visie op de hetero- en homoseks het ontgelden (vrouwenonderdrukkers, potenrammers) – en passant werd de pedoseks op de korrel genomen (Mohammed was een Lolita-fanaat avant la lettre). En sinds een paar jaar zijn het de opvattingen over vrijheid, democratie en moraal die frontaal botsen.

U ziet: via het lage, alledaagse niveau van spijzen, feestjes en klederdracht sublimeerde het debat naar een steeds hoger, abstracter niveau van kunst, seksualiteit, vrijheid & moraal. Zo beschouwd is er een opwaartse Masloviaanse beweging; Erst kommt das Fressen, und dann die Moral. Met enige optimisme kun je hierin een emancipatorisch proces zien.

Maar dat optimisme verdampt al snel als je maar een week lang de kranten nauwgezet leest en de talkshows op tv en radio beluistert. Het zou een comfortabele gedachte zijn als deze geluiden alleen te horen waren op de extreme vleugels van een abstract debat zonder veel maatschappelijke weerklank. In werkelijkheid woedt de oorlogsstemming in Nederland nu op een veel breder front en vinden haar retoriek en gemoedsbeweging veel onthaal.

Niet voor niets dat een partij met eigenlijk maar één programmapunt – ‘weg met de islam!’ – negen zetels heeft en thans als grootste genoteerd staat in de peilingen – de Europese verkiezingen van gisteren onderstreepten dat nogmaals.

Tegen zo’n achtergrond; een tamelijk op drift geraakte samenleving, een tijd van hullie en zullie, een tijd waarin termen als ‘tolerantie’ en ‘multiculturele samenleving’ bijna tot schuttingtaal zijn verheven, en waarin allochtone elementen haast als besmettelijke ziektekiemen het liefst in quarantaine worden opgesloten – tegen zo’n achtergrond getuigt het van grote stoutmoedigheid een bundel te publiceren die zoekt naar een nieuw collectief, een nieuw WIJ. Zo’n bundel lijkt haast een aanval op de volksgezondheid als zij besluit het vreemde te omhelzen en tegen haar te zeggen: ‘Ook al zijn we niet helemaal hetzelfde, toch kunnen we ‘t samen best gezellig hebben.’

Hoewel de bundel een enigszins zalvende titel opgeplakt kreeg met een uitroepteken van een soort EO-achtige speelsheid – W!J-land – zodat voor je ogen meteen een frisgroen weilandje opdoemt vol vrolijk zwaaiende jongens en meisjes die allen hun opwachting maken op de Heiland die verderop aan komt gesjokt op z’n ezeltje – is de bundel allerminst zalvend. Integendeel: ze bevraagt, ze reflecteert, ze twijfelt, ze prikkelt, ze daagt uit – en dat alles zonder, en dat is prettig, de pretentie de waarheid in pacht te hebben.

De samenstellers, Manuela Kalsky en Bart Brandsma, besloten om de nieren te proeven van een boeiend gezelschap van filosofen, predikanten, agnosten, wetenschappers, humanisten, christenintellectuelen én mystici, of laat ik specifieker zijn: een beroepsboeddhist. Een bijzonder bont gezelschap dus. Origineel is het slotakkoord waarin de samenstellers elkaar een brief schrijven.

Toch drong zich al bij inhoudsopgave meteen bij mij de vraag op: waar is de moslimstem? Het is wat vreemd om juist tegen de achtergrond waarin deze bundel tot stand kwam, een moslimdenker of -geestelijke te moeten missen die ons wat kan vertellen hoe vanuit de soennitische c.q. shiitische filosofische tradities tegen ethische noties als naastenliefde, solidariteit, gedeeld erfgoed, tolerantie, multicultuur, duurzaamheid, raszuiverheid, etc. aangekeken wordt. Of moest soms de Iraanse hoogleraar diversiteit, mevrouw Halleh Ghorashi, deze rol op zich nemen? (Misschien beseften de samenstellers dit hiaat pas toen de bundel al naar de drukker was en mocht ik in allerijl als Marokkaan van moslimhuize dat gat vandaag opvullen.)

De frisheid van de bundel zit hem allereerst in het feit dat het een prettig vooruitzicht op vreedzame coëxistentie door elke geïnterviewde op geheel eigen wijze wordt geboetseerd. Het startschot wordt gegeven door Hans Alma, rector aan de Universiteit voor Humanistiek. Zij zoekt de intermenselijke verbindingen in de verbeeldingskracht en zij schuwt daarbij niet om meneer Freud nog maar eens van stal te halen. Volgens Alma laat de psychoanalyse exact zien hoe mensen constant in het spanningsveld modderen van enerzijds veiligheid en anderzijds nieuwsgierigheid, om zo met vallen en opstaan de eigen, vertrouwde, beschutte weg te zoeken.

Jean-Jacques Suurmond, predikant en psychotherapeut, gooit het over een andere boeg. Diens opmerkelijke dubbelbaan deed me trouwens meteen denken aan Gerard Reve die eens opmerkte dat biechten bij een priester feitelijk een soort psychotherapie is – ‘het kost alleen geen 100 gulden per uur, het is gratis’. Deze predikant valt meteen met deur in huis door te stellen dat hij niet wil beginnen met binding maar met ontbinding, wat biologisch een omgekeerde volgorde is, maar goed, Darwin en God hebben elkaar nooit helemaal lekker gezeten. Suurmond trakteert ons op een prachtig levensverhaal waarvan de bijbel de ultieme richtsnoer is geweest. Omdat volgens Suurmond juist in het heilige schrift die diepere mystieke laag van de mens wordt aangeboord, een laag waarin het gewone, zelf-gerichte denken wordt doorbroken en het contact met het vreemde geen opgave meer is maar juist een gave (precies zoals Antoine Bodair het ooit zei: ‘het celibaat is geen opgave maar een gave’) komen we met een mooie boog aan bij Joep Dohmen, hoogleraar wijsgerige ethiek.

Met Dohmen is een echte humanist aan het woord. Een bij wie alle praktische wijsheid pas begint du moment er een verbinding wordt gelegd met de Ander. Maar daarvoor is allereerst een binding met jezelf noodzakelijk. Maar zo’n zelf-verbinding stelt weer op zijn beurt torenhoge, bijna stoïcijnse eisen, namelijk: een volstrekt autonoom en authentiek bestaan waarbij eerlijkheid, allereerst tegen jezelf, geen wens is maar een eerste vereiste. Dan pas verdien je volgens Dohmen het predikaat ‘levenskunstenaar’.

Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. De Duitse filosoof en biograaf Safranski vatte in zijn schitterend essay (‘Hoeveel globalisering verdraagt de mens?’) de koe al bij de horens: ‘Hoe kun je de ander niet wantrouwen als het al zo moeilijk is jezelf te vertrouwen? Hoe moet je het met vreemdelingen uithouden als je het nauwelijks met jezelf uithoudt?’

Toch zijn er mensen die van deze eenzame worsteling een soort levenstaak hebben gemaakt. Zo iemand is Jan Oegema (gepromoveerd op Lucebert en mij persoonlijk vooral bekend als oud-redacteur bij L.J. Veen en daarna vooral beroemd als onvermoeibaar schrijver van ellenlange stukken in Trouw). Op zijn eigengereide manier is hij in Dohmens visie een ware levenskunstenaar. Als tegenstander van dat wufte, lege ‘ietstisme’ breekt Oegema een lans voor wat hij zelf noemt ‘soloreligiositeit’. Voor hem hebben kerken in hun traditionele rol allang afgedaan, ‘ze lopen hopeloos leeg’. Maar, stelt Oegema er meteen bij, dat biedt een mooie kans voor een nieuwe horizon. Een horizon vol spiritualiteit (al vindt hij dat woord iets te zoetsappig klinken), een horizon waar, denk ik, atheïstische dominees als Klaas Hendrikse vrij spel moeten krijgen om hun op de mystiek en transcendentie geïnspireerde kerkleer vanachter de kansel te verkondigen – zonder zich meteen te willen terugtrekken in modieuze hokjes als zen en yoga. In ongebondenheid en onzekerheid, stelt Oegema, schuilt de opening voor het ultieme contact.

Varamitra (o.a. docent bij het Boeddhistisch Centrum Haaglanden) en in een vorig leven bekend als Theo Alkemade – boort nóg een laagje dieper. Volgens deze beroepsboeddhist zijn rituelen vooral ballast, overbodige obstakels – waarbij met name het Ik een flinke sta-in-de-weg is. Varamitra’s nieuwe WIJ bewandelt de weg van de stille, teruggetrokken spiritualiteit. Een weg om in het reine te komen met jezelf, en die overgoten kan worden met de saus van de islam, christendom of humanisme; een weg waar geen plek is voor conventies, maniertjes, protocollen, of rites. Klantvriendelijkheid of zelfs alledaagse vriendelijkheid kost ons op den duur moeite, omdat we er een persoonlijk of zakelijk belang aan hechten. Maar wanneer we geraken tot ons diepere wezen, en ons hele Ego opzij is gezet, dan ontstaat vriendelijkheid vanzelf. En dáár begint de vorming van een nieuw WIJ.

Mooie gedachtes uiteraard, gedachtes waarvan je je wel steeds afvraagt hoe die ooit gesleten gaan worden aan de borreltafels en de voetbalkantines, de plekjes die nu het politieke debat in een ijzeren wurggreep lijken te hebben. Geen gemakkelijke opgave dus. Maar toch loont het vroeg of laat de moeite. De honing komt na de bijensteken.

Want volgens de socioloog Willem Schinkel horen die bijensteken er gewoon bij. De gedroomde samenleving van pais en vree, waarin iedereen hand in hand fijn geïntegreerd is, zo’n samenleving bestaat domweg niet, heeft nooit bestaan, en moeten we dus helemaal niet willen doen bestaan; de gedroomde samenleving is een groteske utopie, of nog beter: ze is een contradictio in terminis. Zelfs religie als bindingsfactor kan in Schinkels visie maar op weinig bijval rekenen. Wat ons te doen staat is eenvoudigweg accepteren dat we allemaal anders zijn, dat er nu eenmaal wrijvingen en botsingen bestaan. De samenleving is een menselijk lichaam en wie niet toestaat dat dat lichaam weleens ziek is, jeuk heeft, af en toe zin heeft er heerlijk op los te beuken, soms last heeft van een slecht humeur, nu en dan onaangename geurtjes verspreidt, en die de tijd doodt door zich de hele dag blind te staren op zijn inherente kwaaltjes, die doet er goed aan zich in het kanaal te werpen.

Schinkel vindt de filosoof Bart Brandsma (tevens samensteller van de bundel) aan zijn zijde. Ook Brandsma stelt dat de mens nu eenmaal een conflictzoekende natuur heeft. We zijn ‘geboren ruziemakers’. Confrontatie en conflict horen er nu eenmaal bij. Brandsma breekt hierin een lans voor mystici. ‘Mystici gaan conflicten niet uit de weg, omdat ze de werkelijkheid niet uit de weg gaan.’ Mystici kijken met een open blik naar de wereld en naar zichzelf. Dat maakt ze kwetsbaar, maar juist in die kwetsbaarheid geven ze de ontmoeting een werkelijke kans, aldus Brandsma.

Opnieuw mooie woorden, woorden die hun vruchtbaarheid ook zeker bewezen. Kijk naar het zuilenstelsel, kijk naar het poldermodel, stuk voor stuk successtories omdat ze in wezen een impliciete erkenning zijn van conflicterende belangen en contrasterende gevoelens en visies.
Een verstandig vertrekpunt dus, maar een die, dunkt mij, slechts houdbaar is in normale tijden. Vandaag kennen we één grote complicatie: ongelijkheid. Conflict lijkt mij alleen vruchtbaar als sprake is van twee gelijkwaardige partijen, met gelijke middelen en overeenkomstige kanalen, podia en instituties. Het MO-conflict is ook geen conflict – maar een onverbloemde onderdrukking door een oppermachtige agressor. Het islamitische volksdeel in Nederland delft in alle opzichten het onderspit, in cultureel, intellectueel, economisch, als ook in politiek opzicht. Daarom was de oproep van Wouter Bos tot meer polarisatie even ongelukkig als populistisch. Abou Jahjah verwoordde het treffend toen hij eens zei: ‘Een brug bouw je tussen twee bergen, het is moeilijk bruggen bouwen tussen een berg en een ravijn.’

Daarom heeft Kalsky gelijk, en met haar Doekle Terpstra en Halleh Ghorashi, wanneer zij stellen dat alleen een samenleving waarin empathie en gelijkheid heersen, zichzelf kan beschermen tegen stagnatie, verval en erosie. De genante discussie over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie is volgens Kalsky een uitstekend voorbeeld van hoe het dus niet moet. In dit verband beijvert Kalsky voor meer bescheidenheid, en pleit ze voor wat zij zo fraai noemt ‘religieuze bricolages’.

En als we Anneke Smelik (hoogleraar visuele cultuur) mogen geloven dan komt het ook allemaal best goed. Want de bindingen die jongeren in hun virtuele werelden, via Hyves en Facebook, maar ook via merken als G-Star en Calvin Klein, aangaan zijn grenzeloos en deksels authentiek; in die onmetelijke, uitdijende kosmos van internet en beeldcultuur worden transnationale werelden geschapen die zich allang hebben ontrokken aan het gemopper en cynisme over die grote boze buitenwereld – maar dan is het verbazingwekkend dat onder scholieren de PVV het populairst bleek te zijn.

W!J-land is een niettemin aanstekelijke staalkaart van doorwrochte meningen over actuele, dringende kwesties, en tegelijk een stevige lakmoesproef voor bevooroordeelde standpunten. Een stukje welgemanierdheid in ongemanierde tijden.

Gesproken recensie in het kader van de presentatie van het boek ‘W!J-land’ op vrijdagmiddag 5 juni 2009 in Amsterdam.

benzikavierk

Mohammed Benzakour

Schrijver en columnist

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver en socioloog. Zijn nieuwste boek is ‘De reus uit de Rif’ (2024). Eerder schreef …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.