Elke keer wanneer de beelden van een oorlog op tv langskomen, het gapende gat, geslagen in een wooncomplex, in beeld is, een vrouw vertwijfeld halve zinnen uit, moet ik denken aan deze Russische dichteres. Elke keer wanneer mensen, monddood gemaakt, noodgedwongen zwijgen over door hun land gepleegde agressie of al protesterend opgepakt worden moet ik denken aan haar gedichtencyclus met de titel Requiem.
Ze is heel vaak geschilderd in haar tijd, een vrouw die opviel en aantrok. Ze leefde in het Rusland van Stalin, ten tijde van de Grote Zuivering (1936-1938), waarin kunstenaars (en vele anderen) naar de Goelag verdwenen en de kunst zelf ondergronds ging: Anna Achmatova (1889 Odessa-1966 Domodedovo). Haar man werd gedood, haar zoon zat jaren in een gevangenis. Net als de vrouwen voor en achter haar stond zij ook maandenlang in de rij bij de Kresti-gevangenis waar (misschien) haar zoon was opgesloten. Op een dag vroeg een vrouw haar daar: ‘Kunt u ook dit beschrijven?’ Het antwoord was ‘Ja’ en op het droevige gezicht van de vrouw ontstond even een glimlach. Haar gedichten uit die tijd circuleerden mondeling, waarbij het geheugen vasthield wat niet gezien en bekritiseerd mocht worden. Wat kan een dichter met een pen en een paar woorden bereiken?

Allereerst kan een dichter getuigen in taal opdat gehoord of gelezen kan worden wat er in werkelijkheid gebeurt, daar op dat plein voor die gevangenis en op vele plaatsen elders in de wereld. Zo schreef Achmatova de cyclus Requiem (gedrukt in 1963, in Rusland in 1987). Een dichter kan ook met een gedicht troosten tot er onverwacht een glimlach doorbreekt. Het lijden is gezien en wordt niet vergeten.
Hoe moet ik hen allen ooit noemen bij naam
Zij zijn, met mijn lijstje, verloren gegaan.
Ik weefde een kleed voor hen uit wat zij zelf
In schuchtere zinnetjes hebben gezegd.
Altijd, overal draag ik hen in mijn hart,
Ik blijf hen gedenken in komende smart. (Epiloog II)
En hoop, kan een dichter ook hoop bieden? Door elkaar de woorden voor te dragen of door te geven helpt zo’n gedicht in zware tijden mensen, die stutten wat nog aan menselijkheid overeind staat, die letterlijk en figuurlijk puin ruimen met de restanten van hun moed. Tegen alle oorlogslogica in beginnen ze met opbouwen en zaaien. Ze maken ruimte voor terugkeer, nieuw leven en hoop tegen de keer in, ook nu.
In zijn recente boek Troost schreef Michael Ignatief, waarom zulke teksten ook voor de toekomst werden opgeschreven: ‘het is hun hoop geweest dat hun teksten bewaard zouden blijven en lezers zouden vinden die de daarin besloten waarheden tot zich zouden nemen.’ ‘Alternatieve feiten’ vormen nu een bedreiging voor die hoop.
Daarom moeten sommige gedichten blijvend (voor)gelezen worden om onze ogen te openen, om onze ogen geopend te houden voor de werkelijkheid die is, die om ons heen is… Waarom? Zulke gedichten helpen om onze gehavende werkelijkheid met de ‘alternatieve waarheden’ van deze tijd ooit te veranderen in een nieuwe wereld, de echte zoals hij misschien bedoeld is. Zoals de woorden van Anna Achmatova nu weer kunnen klinken om te getuigen van wat het lijden in dit leven was en is. En daarmee zoveel hoop geven dat er voorzichtig een glimlach op een of ander gezicht ontstaat…