Waarom willen we eigenlijk onszelf vergeten, als het niet in een kerkdienst met wierook is dan wel op een festival met de geur van wiet? Evelyn Underhill legt in haar boek Mystiek uit dat er in de mens twee lagen zijn. De eerste is die van het praktische ‘ik’ dat ervoor zorgt dat we douchen, eten, een wasje draaien en achter de computer of in de winkel ons brood verdienen. Dat is het alledaagse bestaan waarvan we soms genieten, soms onder zuchten, maar waaraan we hoe dan ook af en toe willen ontsnappen. Eenmaal in de zeven dagen in een kerkdienst bijvoorbeeld, of vier keer per jaar in een dance-event.
Want onder die praktische laag van het dagelijkse leven sluimert een dieper niveau, dat van de ziel. We hebben het over een totaal andere mogelijkheid van waarnemen, een ander kenvermogen. De ziel zullen we dan ook nooit ontwaren in een MRI scan, want zo’n medisch-technische benadering behoort tot de eerste, praktische laag van ons bestaan. Hetzelfde geldt voor discussies of er nou wel of niet een hemel of God is. Een leuk tijdverdrijf, achter een biertje onderuitgezakt op het terras, maar vruchteloos. Want logisch denken heeft weinig of niets met de diepere laag van de ziel te maken. De schoonheid van de Matterhorn verklaar je toch ook niet door de afzonderlijke stenen te bekloppen?
Er is in de mens een fundamentele openheid, bijna een wond, waardoor we niet opgesloten kunnen blijven in een louter materieel bestaan. ‘Niets meer te wensen en toch niet gelukkig.’ Bijbels gezegd: de mens leeft niet van brood alleen. Wat mystici het vonkje van de ziel noemen roept het verlangen op naar niet-materiële zaken, zoals muziek, kunst en religie. Daarin vergeten we even ons alledaagse bestaan en voelen ons opgenomen in een groter geheel. Musea, concertzalen en kerken zijn loketten voor een retourtje hemel. Als de genade meewerkt tenminste, want zo’n overstijgende ervaring is niet iets wat we nou echt zelf in de hand hebben.
Het vonkje van de ziel heeft vele andere namen. Het evangelie spreekt over de inwonende Geest die ons leidt. Hoe dan ook, al de middeleeuwse theologen zagen hierin het geheim dat ons menselijk maakt, in onderscheid van een animaal bestaan dat alleen op praktische dingen is gericht, op overleven. Beperken we ons daartoe, dan komt vroeg of laat onherroepelijk de onrustige vraag op: ‘Is this all there is?’
In die vraag brandt het vonkje van de ziel dat verlangt naar ons ware thuis: de hemel, God. Of je een paspoort hebt of niet, elk mens is een burger van de hemel. Daarvan ervaren we iets in de momenten van geluk waarin we boven onszelf uitstijgen en die we soms ‘goddelijk’ of ‘hemels’ noemen – momenten van hemelvaart. Weer geland in ons gewone bestaan, wordt de herinnering eraan een bron van verdieping en hoop.
Dan wordt het alledaagse bijzonder, begeesterd. Een beetje zoals Charles bij zijn kroning de koninklijke mantel over zijn eenvoudige witte hemd kreeg. Het doen van de was kan iets van een ritueel krijgen, douchen voelt niet alleen als een uiterlijke schoonmaak maar ook een innerlijke reiniging, eten verdiept zich tot een dankzegging.
Dan is het pinksteren geworden: de vernieuwing van de wereld door de geest.
Wat mooi verwoord!
Beste Jean-Jacques, wat een prachtig stuk! ‘Er is in de mens een fundamentele openheid, bijna een wond, waardoor we niet opgesloten kunnen blijven in een louter materieel bestaan’, ik loop er de hele dag al over na te denken. Fundamentele openheid, bijna een wond. Een zin die blootlegt wat er soms ook in mijn ziel gebeurt tijdens een viering, concert, toneelstuk etc. Een diep verlangen dat dan wordt blootgelegd en misschien wel een nog diepere vervulling…