Dat roept natuurlijk de vraag op of er wel zo’n achterliggend ‘eigen’ waardepatroon is. Dat is er inderdaad! Het wordt ons al eeuwenlang van alle kanten vanuit wetenschap, filosofie, religies, kunst en cultuur toegeroepen. Maar in de vulgariserende wereld van vandaag wordt dat nou eenmaal slecht gehoord. Uit recente maatschappelijke enquêtes, uit de filosofie van de afgelopen eeuwen, uit mythen, legenden, sprookjes en uit de meesterwerken van literatuur en muziek, van Shakespeare tot Mozart, wordt ons toegeroepen dat het menselijk waardepatroon zich beweegt tussen het geestelijke en het materiële, tussen ‘hemel en aarde’, en tussen het eigen individualistische ego en de wereld van de anderen, tussen wij en zij. In dat krachtenveld moeten wij het evenwicht zien te bewaren en een zeker ‘midden’ weten te vinden, op straffe van rampspoed en ondergang.

Wanneer bijvoorbeeld Icarus in de gelijknamige mythe van Kreta wil vluchten met zelfgemaakte vleugels, zegt zijn vader dat hij niet te laag moet vliegen omdat hij dan de golven zal raken en niet te hoog omdat dan de zon de was van zijn vleugels doet smelten; hij moet er ‘midden tussen door’. Maar Icarus vliegt te hoog en stort neer. In het Assepoester sprookje loopt de ene lelijke zuster teveel op haar tenen, met haar neus ‘in de hemel’, en de andere zuster teveel op haar hielen en is dus te sterk met de aarde verbonden. Assepoester weet tussen die krachten van hemel en aarde de gulden middenweg te bewandelen en haar past dus het gouden muiltje. Dezelfde symboliek komt tot uiting in het Keltisch kruis, waarin de verticale as de polariteit tussen ‘hemel en aarde’ en de gelijkwaardige horizontale as de tegenstelling tussen ‘ik en de anderen’ weergeeft. Ook hier is de opdracht om het midden in het oog te houden en niet ‘in de buitenste duisternis’ te geraken door structureel de tegenstellingen te overbruggen.

Dat waardepatroon is universeel en in de tijd vrijwel onveranderlijk. De verandering ontstaat pas doordat steeds weer andere delen van het menselijk waardepatroon worden uitvergroot en overbelicht raken. Die eenzijdige en karikaturale overbelichting is de kern van het probleem. Volgens de psycholoog Jung komt dat ‘doordat de mens in zijn radeloosheid de neiging heeft om zich vast te klampen aan alles wat concreet houvast geeft. Dat leidt de ene keer tot fundamentalistische religie, de andere keer tot even fundamentalistisch materialisme (‘ik ben mijn auto’), een opgeblazen ego of het volledig opgaan in de sociale collectiviteit (‘ik denk wat Ajax denkt’).

In de geschiedenis komt dit mechanisme uiteraard ook tot uiting. Daarbij roept het ene uiterste het andere op in een actie = reactie mechanisme en volgt de ene crisis voorspelbaar op de andere. Daardoor beweegt de tijdgeest zich het ene moment in de richting van totalitair collectivisme, de andere keer in een even radicaal individualisme. De ene keer domineert fundamentalistische religie, de andere keer een even fundamentalistisch kapitalisme. In onze tijd is de tijdgeest doorgedraaid naar een waardepatroon waarin niet meer het geestelijke, maar het materiële domineert, en waarin niet meer het collectief, maar het egocentrische individu de boventoon voert. De huidige financiële crisis is de karikatuur van deze materialistische hebzucht, waarin iedereen een kleine kapitalist is geworden; achter de PC speuren we naar de laagste prijzen en de hoogste rendementen. Het enige wat ons nog interesseert is onze eigen fysieke gezondheid, veiligheid en comfort. De samenleving is uiteindelijk uitgelopen op consumentisme en hedonisme, vulgarisering en commercialisering.

De nieuwe maatschappelijke doelstelling kan niet anders dan gebaseerd zijn op deze ervaringen van de geschiedenis en de daarmee overeenkomende boodschappen vanuit kunst, cultuur en wetenschap. Nadat we ons er bewust van zijn geworden dat we als een dronken man door ons eigen waardepatroon heen en weer zwalken, zouden we kunnen besluiten om meer richting te geven aan de maatschappelijke ontwikkeling. Richting geven betekent dan meer bewust sturen op waardeoriëntaties die het midden houden tussen de uitersten. Als dat bewustzijn, in de vorm van een voorlopige opvatting over ‘wat van waarde is’ eenmaal expliciet is gemaakt, kunnen ontwikkelingen naar te zeer eenzijdige, polariserende en daarmee karikaturale ontwikkelingen eerder onderkend en democratisch ontmoedigd worden. Niet alles wat kan, hoeft te kunnen. Het is legitiem om de vraag te stellen welke waarde door nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd. Op die manier kan tijdig nee gezegd kunnen worden tegen de zoveelste karikatuur en zal de politiek er beter in slagen om ‘het midden’ in stand te houden en te voorkomen dat ‘de dingen uit elkaar vallen’.

A.s. zondag 9 september is Klaas van Egmond te gast in het IKON-programma ‘Het Vermoeden’ (Nederland 2, 11.30-12.00 uur).

Klaas van Egmond

Hoogleraar Geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.