Ik kreeg ermee te maken in de discussie rond het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn Zoals bekend vermoordde Coen (1587-1629) tienduizenden Bandanezen omdat ze muskaat verkochten aan de met Nederland concurrerende koloniale macht Portugal. Toen ik dat uitzocht bleek dat Coens misdaad ook in “zijn tijd” hevige kritiek opleverde. Zelfs het bestuur van de VOC, de werkgever van Coen, was ontsteld.

Ook toen de burgemeester van Hoorn eind negentiende eeuw voorstelde een beeld van Coen te plaatsen werd dit van alle kanten bekritiseerd. Zo stelde historicus Van der Ghijs in 1886 dat Coen bloed aan zijn handen had. Toch werd het beeld, tegen de zin van velen, in 1893 geplaatst. Vanaf die tijd bleef de kritiek. In 1929 bijvoorbeeld verwoordde dagblad NRC de bezwaren. De laatste tien jaar waren het vooral kritische jongeren die verwijdering van het beeld eisten en extreem rechtse partijen die voor handhaving van Coen demonstreerden.

De geschiedenis rond Coen laat zien dat een koloniale en racistische mentaliteit in vroeger tijden weliswaar dominant was, maar dat er wel degelijk kritiek was. Zo laat de schrijver Ewald Vanvugt in zijn boek ‘Nestbevuilers’ (Babylon/de Geus, 1996) zien hoe gedurende vierhonderd jaar koloniale geschiedenis er elke keer weer Nederlandse publicisten, activisten en schrijvers opstonden die zich verzetten tegen kolonialisme en slavernij. Van zeventig critici maakte hij een portret.

Toch waren er ook fatsoenlijke mensen die slavernij zagen als onderdeel van een ‘natuurlijke hiërarchie’. Zo iemand was de priester Peerke Donders. In Tilburg staat een standbeeld van hem. Het standbeeld laat zien hoe hij met een kruis in zijn hand een zwarte man wil bekeren. Een reactionairder beeld kan je je nauwelijks voorstellen. Toch was Donders geen misdadiger zoals Coen, integendeel. Hij was een idealist. Hij ging naar Suriname om daar melaatsen (leprapatiënten) bij te staan. In Suriname aangekomen protesteerde hij, tot woede van de plantagehouders, tegen de wrede wijze waarop deze de door hen tot slaaf gemaakten behandelden. Slavernij op zich veroordeelde hij echter niet. Uiteindelijk is hij aan lepra gestorven. De houding van deze pater geeft aan dat je in elk systeem, ook binnen de door iemand aangenomen vanzelfsprekendheid of dominante norm die we achteraf in grote meerderheid veroordelen, kunt kiezen voor menselijke betrokkenheid. Dit laatste geldt naar mijn idee ook voor het huidige kapitalisme.

Racistisch gif in kinderboeken

Een stukje van wat vroeger ‘vanzelfsprekend’ racisme was, kwam ik deze zomer toevallig tegen. Uit een van de vele gratis weggeefbibliotheken in Amsterdam ontdekte ik een oude uitgave van het jeugdboek Dik Trom. De boeken van Dik Trom hoorden, naast de boeken van Pietje Bel, in de eerste helft van de vorige eeuw tot de meest populaire jeugdboeken. Dik Trom was een dorpsjongen die veel kattenkwaad uithaalde. Ik vond dat in mijn jeugdjaren prachtig. Er staat nu nog een standbeeld van Dik Trom in Hoofddorp – nota bene vlak naast de Wereldwinkel.

Maar wat lees ik in deze uitgave? Dik Trom groeit op, wordt 18 en vraagt aan de burgemeester hoe hij zich kan aanmelden als soldaat voor uitzending naar de West. Dan ontstaat de volgende dialoog en ik citeer: “Ik heb gehoord, burgemeester, dat er voor de West vanwege een oproer onder de n*****, soldaten aangeworven worden.” En de burgemeester antwoordt hem: “Ja Dik, er is onder de n***** in Suriname een oproer uitgebroken dat met de kracht van wapenen gedempt moet worden en nu zijn er flinke jongens nodig.”

Als kind heb ik daar overheen gelezen. Ik herinner me er niets van. Deze schijnbaar onschuldige typeringen maken echter wel dat kinderen opgroeien met negatieve beelden en koloniale normen. Denk ook aan de verhalen van Sjors en Jimmy of aan liedjes met daarin het n-woord. Ik herinner me ook hoe de meester op de lagere school in de jaren veertig spannende verhalen vertelde over Afrika waar je als reiziger elk ogenblik in de pan gestopt kon worden.

Is het in de toekomst beter?

Waar wij nu met verbazing kijken naar de koloniale en racistische houding in de negentiende en twintigste eeuw, zo zullen wij wellicht aan het einde van deze eeuw verbijsterd zijn over de huidige verhouding tussen rijk en arm. Ik zie de volgende dialoog voor me: “Dus er waren mensen in Nederland die met keihard werken net aan 1500 euro per maand ontvingen terwijl topbazen het heel gewoon vonden drie miljoen, ja sommigen zelfs 15 miljoen per jaar weg te slepen.” De gesprekspartner antwoordt: “Nee, ik geloof er niets van, dat kan niet waar zijn.” Reactie: “Nou ja, kijk, hier heb ik een officieel rapport.” De gesprekspartner: “Ik zie het, dit is onbegrijpelijk.”

Ik zal als 75-plusser die discussie niet meer meemaken, maar de huidige twintigers zullen in 2093, als zij zeventig jaar zijn, volop aan die discussie mee kunnen doen. Te hopen is dat er tegen die tijd op internationale schaal sociale wet- en regelgeving bestaat die maakt dat de verschillen wat betreft inkomen en vermogen niet zo verbazingwekkend groot zijn, en dat iedereen kan genieten van een menswaardig bestaan.

Lees ook

PR_Sanders_Het N-woord@1.indd

“Twintig jaar geleden was het n-woord neutraal”

De Nederlandse taal moet gedekoloniseerd worden

1523533_655585974505610_1399588557_o

Hans Beerends

Bestuurder, publicist

Hans Beerends (1931) werkt vanaf eind jaren zestig als organisator, coördinator en publicist binnen de derdewereldbeweging. Hij was …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.